ECLI:NL:RBZWB:2024:8265

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
02-142703-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen en drugshandel met verbeurdverklaring van contant geld

Op 4 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen en het opzettelijk aanwezig hebben van hennep. De verdachte, geboren in 1978, werd bijgestaan door raadsman mr. J.J.J. van Rijsbergen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 20 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de waarnemend raadsman mr. M.C.F. Jansen hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van het witwassen van een geldbedrag van € 28.000,- en het opzettelijk aanwezig hebben van verschillende hoeveelheden hennep, waaronder 13,98 kilogram en 11,5 kilogram.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het witwassen van het geldbedrag, dat in beslag was genomen onder zijn broer, en dat dit bedrag verbeurd verklaard kon worden. De rechtbank achtte het onder 1 ten laste gelegde witwassen wettig en overtuigend bewezen, omdat de verdachte geen aannemelijke verklaring had gegeven voor de herkomst van het geld. Daarnaast werd de verdachte vrijgesproken van het opzettelijk aanwezig hebben van 47,28 kilogram hennep, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij dit feit.

De rechtbank legde een taakstraf van 240 uur op, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden en de verbeurdverklaring van het geldbedrag. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn en de eerdere strafbare feiten van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de maatschappij, waarbij de verdachte werd aangesproken op zijn rol in de drugshandel en het witwassen van geld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-142703-23
vonnis van de meervoudige kamer van 4 december 2024
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] ( [land] ),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsman mr. J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de waarnemend raadsman mr. M.C.F. Jansen hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het witwassen van een geldbedrag van € 28.000,- (feit 1), het medeplegen van diverse handelingen omtrent, dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van 13,98 kilogram hennep (feit 2), 47,28 gram hennep (feit 3) en meerdere hoeveelheden hennep, waaronder 10,8 en 11,5 kilogram (feit 4).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. Verdachte heeft het onder 2 tenlastegelegde bekend en heeft het afleveren van de onder 4 ten laste gelegde 10,8 kilogram hennep bekend. Uit de observaties is gebleken dat verdachte zich in de onder 4 ten laste gelegde periode meermalen schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van hennep. Dat niet na iedere observatie hennep bij verdachte is aangetroffen doet daar niet aan af. Het afleveren van 11,5 kilogram hennep kan ook worden bewezen, omdat tijdens de observatie op 23 december 2020 is gezien dat verdachte met zijn auto in een doodlopende straat stil stond waar op dat moment ook een ander voertuig stond, waarin later de hennep is aangetroffen. Het onder 1 ten laste gelegde witwassen kan ook worden bewezen, nu er door verdachte en zijn partner geen aannemelijke verklaringen zijn afgelegd over de herkomst van het geldbedrag. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde opzettelijk aanwezig hebben van 47,28 kilogram hennep, omdat uit het dossier onvoldoende blijkt van zijn betrokkenheid daarbij.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 ten laste gelegde witwassen. Verdachte heeft verklaard dat het geld van zijn partner [naam] is. [naam] heeft een concrete, verifieerbare en niet hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd over de herkomst van het geld, die niet is onderzocht door het Openbaar Ministerie. Daarnaast heeft de verdediging vrijspraak bepleit van het onder 3 ten laste gelegde opzettelijk aanwezig hebben van 47,28 kilogram hennep, omdat uit het dossier niet blijkt van enige betrokkenheid van verdachte. De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde opzettelijk aanwezig hebben van 13,98 kilogram hennep en de onder 4 ten laste gelegde handelingen omtrent de aangetroffen 10,8 kilogram hennep gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft die feiten bekend. De verdediging heeft wel bepleit de onder 4 ten laste gelegde pleegperiode te beperken tot 23 maart 2021 en verdachte vrij te spreken van de handelingen omtrent de aangetroffen 11,5 kilogram hennep. Op basis van de observaties kan niet worden vastgesteld dat het in alle gevallen om hennep ging. Daarnaast was bij de overdracht op 23 december 2020 naast de auto van verdachte en de BMW, waarin later 11,5 kilogram hennep is aangetroffen, ook een Volkswagen Golf aanwezig. Het kan niet worden uitgesloten dat de hennep afkomstig was uit dat voertuig.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 2 (medeplegen bezit 13,98 kilogram hennep)
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde opzettelijk aanwezig hebben (zonder medeplegen) van 13,98 kilogram hennep heeft verdachte een bekennende verklaring afgelegd en er is geen integrale vrijspraak bepleit door de verdediging. Dit feit wordt daarom zonder nadere motivering bewezen verklaard.
Feit 3 (medeplegen bezit en andere handelingen 47,28 kilogram hennep)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het medeplegen van het onder 3 ten laste gelegde medeplegen opzettelijk aanwezig hebben van 47,28 kilogram hennep niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat verdachte daarvan wordt vrijgesproken.
Feit 4 (medeplegen bezit en andere handelingen meerdere hoeveelheden hennep, waaronder 10,8 en 11,5 kilogram)
Van 22 december 2021 tot en met 23 maart 2022 is verdachte geobserveerd door de politie. Daarbij zijn op meerdere data (23 december 2020, 12 januari 2021, 4 maart 2021, 18 maart 2021 en 23 maart 2021) activiteiten gezien die duiden op een overdracht van hennep.
Op 23 december 2020 werd waargenomen dat verdachte zijn auto bij garageboxen in een doodlopende zijstraat van de [straat 1] te [plaats] parkeerde bij een Volkswagen Golf en een BMW met Luxemburgs [kenteken 1] . Kort daarop reden de voertuigen weg. De politie hield de bestuurder van de BMW staande en trof in de kofferbak van de BMW meerdere bigshoppers aan, gevuld met in totaal 11,5 kilogram gedroogde henneptoppen.
Op 12 januari 2021 zag de politie verdachte in een Opel met kenteken [kenteken 2] stappen. In de kofferbak van de Opel werden twee tassen gezet, waarvan één boodschappentas van winkelketen Action. De Opel parkeerde aan de [straat 1] te [plaats] . Vervolgens kwam een Volvo met [kenteken 3] aangereden en die parkeerde naast de Opel. De politie zag dat de bestuurders contact met elkaar hadden, dat zij de kofferbakken van beide auto’s openden, weer dicht deden en dat beide voertuigen wegreden. De politie herkende [medeverdachte] als bestuurder van de Volvo. Nadat [medeverdachte] de Volvo parkeerde, opende hij de kofferbak en pakte daaruit een boodschappentas van de Action.
Op 4 maart 2021 heeft de politie gezien dat verdachte de Opel parkeerde op [straat 2] te [plaats] en dat [medeverdachte] de Volvo daarnaast parkeerde. Vervolgens opende verdachte de kofferbakken van beide auto’s, pakte drie grote, zwarte strijkzakken uit de kofferbak van de Opel en legde die in de kofferbak van de Volvo.
Op 18 maart 2021 werd ook gezien dat verdachte en [medeverdachte] hun auto’s naast elkaar parkeerden en dat er vanuit de Opel tassen werden overgeladen in de Volvo.
Op 23 maart 2021 zag de politie dat verdachte vanuit de kofferbak van de Opel een grote, gevulde bigshopper pakte en in de kofferbak van de Volvo plaatste, waarin [medeverdachte] als bestuurder zat. Vervolgens is [medeverdachte] aangehouden en werden in de kofferbak van de Volvo bigshoppers met 10,8 kilogram gedroogde henneptoppen aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de observaties van de politie duidelijk dat op deze data door verdachte spullen worden overgedragen aan de bestuurder van de BMW en aan [medeverdachte] . Op 23 december 2020 en 23 maart 2021 is hennep overgedragen en aangetroffen in de kofferbakken van de BMW en van de Volvo van [medeverdachte] . De rechtbank stelt vast dat op 12 januari, 4 maart en 18 maart 2021 ook sprake was van een overdracht van hennep. Op de twee andere momenten heeft de politie immers daadwerkelijk hennep aangetroffen en verdachte had een hennepdrogerij in zijn loods en heeft erkend dat hij hennep droogde en vervoerde. Bovendien kwam verdachte voor de overdracht vrijwel steeds vanaf die loods. Er is steeds sprake van korte contactmomenten op afgelegen plekken waarbij tassen of strijkzakken worden overgedragen vanuit de kofferbak van verdachte. Gelet hierop acht de rechtbank het onaannemelijk dat er in de door verdachte overgedragen tassen en strijkzakken iets anders zat dan hennep. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, namelijk dat het andere goederen waren die hij opkocht en weer doorverkocht, niet geloofwaardig. De rechtbank acht het onder 4 ten laste gelegde meerdere malen afleveren en vervoeren van hennep dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 1 (medeplegen witwassen)
Op 23 maart 2021 zagen verbalisanten dat de broer van verdachte de woning van verdachte aan [adres] werd binnengelaten en dat hij korte tijd later de woning weer verliet met een gevulde tas in zijn hand. In deze tas zat een doosje met daarin € 28.000,- contant geld. Ten aanzien van dit geldbedrag is er geen direct bewijs dat wijst op een criminele herkomst. Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat het geldbedrag afkomstig is uit een gronddelict, dient er volgens vaste jurisprudentie sprake te zijn van een vermoeden van witwassen, wil het ten laste gelegde feit kunnen worden bewezen. De rechtbank oordeelt dat in deze zaak sprake is van een vermoeden van witwassen, gelet op de grote hoeveelheid contant geld die is aangetroffen en het feit dat dat geld afkomstig was uit de woning van verdachte. Daarnaast beziet de rechtbank dit in samenhang met het feit dat verdachte geld kreeg voor het drogen, vervoeren en afleveren van hennep (zie bewijs-overwegingen bij feit 2 en 4). Het is een feit van algemene bekendheid dat bij de handel in hennep veel contant geld omgaat.
Van verdachte mag dan ook worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het geldbedrag. Deze verklaring moet concreet, verifieerbaar en op voorhand niet hoogst onwaarschijnlijk zijn. De rechtbank stelt vast dat verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen en pas bij de inhoudelijke behandeling ter zitting een verklaring over het geld heeft afgelegd, die in lijn is met de verklaring die door zijn partner [naam] is afgelegd. [naam] heeft verklaard dat het geld van haar en haar familie is. Dit wordt tegengesproken door de broer van verdachte, die heeft verklaard dat [naam] hem - op het moment dat zij dacht dat verdachte was aangehouden in verband met het plegen van criminele feiten - een tas gaf en zei dat hij die moest meenemen, dat ze er klaar mee was en dat ze er niets meer over wilde horen. Op dat moment heeft [naam] niet gezegd dat het geld van haar was en naar het oordeel van de rechtbank duiden haar uitlatingen eerder op het tegendeel. [naam] heeft ruim een jaar nadat het geld in beslag is genomen pas bij de politie verklaard dat het spaargeld is van haar en haar zus en broer. Zij weet niet welk deel van haar is en welk deel van de anderen. Daarnaast heeft zij geen stukken aangeleverd die haar verklaring ondersteunen, terwijl ze heeft verklaard wel over die stukken te beschikken en de politie om die stukken heeft gevraagd tijdens haar verhoor. Verder blijkt uit het onderzoek naar de financiële situatie van verdachte en [naam] niet dat zij een dermate groot geldbedrag heeft kunnen sparen. Gelet hierop acht de rechtbank de verklaring van [naam] (en verdachte) onvoldoende concreet en verifieerbaar en bovendien op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Nader onderzoek door het Openbaar Ministerie was dan ook niet nodig.
Dit leidt ertoe dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag een legale herkomst heeft en dat wordt vastgesteld dat het geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf. De enige aanvaardbare verklaring voor de herkomst van het geld is immers een criminele herkomst. De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde witwassen wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank gaat ervan uit dat het geld aan verdachte toebehoorde. Uit het handelen van zijn partner kan worden afgeleid dat zij wist van het geld en de illegale herkomst, zodat zij als medepleger kan worden aangemerkt.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 23 maart 2021 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, een geldbedrag (28.000,00 euro) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader wisten dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2
op 23 maart 2021 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, opzettelijk aanwezig heeft gehad 13,98 kilogram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4
op tijdstippen in de periode van 22 december 2020 tot en met 23 maart 2021 te [plaats] en/of te Zevenbergen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd meerdere hoeveelheden hennep (waaronder in ieder geval 11,5 kilogram en 10,8 kilogram hennep), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar in plaats daarvan een taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen afleveren en vervoeren en het aanwezig hebben van meerdere grote hoeveelheden hennep. Verdachte heeft hiermee bijgedragen aan het gebruik van softdrugs, middelen die een verslavende werking hebben en schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Ook heeft hij met zijn handelen bijgedragen aan de handel in softdrugs die tot veel criminaliteit en overlast leidt door de grote hoeveelheid geld die hiermee wordt verdiend. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door winstbejag en heeft zich niet bekommerd om de maatschappelijke gevolgen.
Verdachte heeft zich daarnaast ook schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 28.000,-. Witwassen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Gelden zonder legale herkomst worden doorgaans weer in de bovenwereld uitgegeven of geïnvesteerd, waardoor er een vermenging van de boven- en onderwereld plaatsvindt. Dit heeft een ontwrichtende en ondermijnende werking op de maatschappij.
Een passende straf voor het witwassen is het verbeurd verklaren van het witgewassen geld. Dit geldbedrag (€ 28.000,-) is vatbaar voor verbeurdverklaring nu verdachte wordt veroordeeld voor het witwassen van dit bedrag (artikel 33a lid 1 onder b Wetboek van Strafrecht (Sr)) en de rechtbank heeft vastgesteld dat dit bedrag toebehoort aan verdachte.
Dat dit bedrag formeel in beslag genomen is onder zijn broer, en niet onder verdachte, staat aan verbeurdverklaring niet in de weg. De wettelijke regeling van verbeurdverklaring is immers niet beperkt tot in beslag genomen voorwerpen (zie ook artikel 34 Sr) en zeker niet tot onder de verdachte in beslag genomen voorwerpen. Het is, anders dan de officier van justitie meent, dus wel degelijk mogelijk om de € 28.000 die onder de broer van verdachte in beslag is genomen in deze zaak verbeurd te verklaren. De rechtbank zal dan ook als (bijkomende) straf de verbeurdverklaring opleggen van € 28.000,-. Omdat dit bedrag wel in beslag is genomen - zij het niet onder verdachte - zal de rechtbank geen vervangende hechtenis opleggen als bedoeld in artikel 34 in samenhang met artikel 24 Sr. Het is aan verdachte, zijn broer en het Openbaar Ministerie om de uitvoering hiervan praktisch te regelen.
De eis van de officier van justitie is alleszins begrijpelijk. Gezien de aard en ernst van de feiten zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf maanden op zijn plaats zijn, mede gelet op het feit dat verdachte zich in het verleden in binnen- en buitenland schuldig heeft gemaakt aan drugsgerelateerde feiten. Het voorwaardelijk opleggen van een deel daarvan is ook passend bij het tijdsverloop en de overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank moet echter ook rekening houden met de forse bijkomende straf van verbeurdverklaring van € 28.000,-. Verder heeft de rechtbank er acht op geslagen dat verdachte sinds deze feiten niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest. Gelet op dit alles, maar met name ook op de grove overschrijding van de redelijke termijn met ruim 20 maanden, zal de rechtbank nu geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf meer opleggen. Zij vindt een combinatie van de maximale werkstraf van 240 uur, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden en de verbeurdverklaring van € 28.000,- passend en geboden.

7.Het beslag

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen personenauto van het merk BMW verbeurd te verklaren en aangegeven dat het geldbedrag van € 28.000,- bij de broer van verdachte in beslag is genomen en om die reden niet in een beslagbeslissing van de rechtbank in deze zaak kan worden betrokken.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht de BMW terug te geven aan de verdachte, aangezien het voertuig van zijn partner is. Over het beslag van het geldbedrag van € 28.000,- heeft de verdediging geen standpunt ingenomen.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier niet blijkt dat de in beslag genomen BMW daadwerkelijk is gebruikt bij de bewezen verklaarde feiten. Ook overigens ziet zij geen grond voor verbeurdverklaring. Daarom zal een last worden gegeven tot teruggave aan verdachte.
Zoals hiervoor (onder 6.3) is overwogen zal het geldbedrag van € 28.000,- dat door verdachte is witgewassen, maar formeel onder zijn broer in beslag is genomen, verbeurd worden verklaard.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van feit 3;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van witwassen;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat deze voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
Bijkomende straf
-
verklaart verbeurdeen bedrag van
€ 28.000,-;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
personenauto, BMW, grijs, kenteken [kenteken 4] , chassisnummer [nummer] .
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Breeman, voorzitter, en mrs. J.F.C. Janssen en J.M.J.C. Paijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 december 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 23 maart 2021, te [plaats] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
(van) een geldbedrag (ongeveer 28.000,00 euro), althans een of meer voorwerpen
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
2
hij op of omstreeks 23 maart 2021 te Zevenbergen, gemeente Moerdijk, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 13,98 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
hij op of omstreeks 16 augustus 2020 te Prinsenbeek, gemeente Breda, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 47,28 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 22 december 2020 tot en met 23 maart 2021 te [plaats] en/of te Zevenbergen en/of te Breda, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, meerdere hoevelheden hennep (waaronder in ieder geval 11,5 kilogram en/of 10,8 kilogram hennep), in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.