ECLI:NL:RBZWB:2024:8264

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
4 december 2024
Zaaknummer
02-142700-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf voor medeplegen afleveren en vervoeren van meerdere hoeveelheden hennep met grove overschrijding van de redelijke termijn

Op 4 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het afleveren en vervoeren van meerdere hoeveelheden hennep. De verdachte, geboren in 1987 en ingeschreven op een bepaald adres, werd bijgestaan door raadsman mr. G. Demir. De inhoudelijke behandeling vond plaats op 20 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd op 23 maart 2021 aangehouden met 10,8 kilogram hennep in zijn kofferbak, na observaties van de politie die meerdere overdrachten van hennep tussen de verdachte en een medeverdachte hadden vastgesteld.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op verschillende data, van 12 januari 2021 tot en met 23 maart 2021, opzettelijk hennep had afgeleverd en vervoerd. De rechtbank achtte de verklaring van de verdachte, dat het om andere goederen ging, niet geloofwaardig. De rechtbank vond het feit wettig en overtuigend bewezen en sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden geëist, maar de rechtbank besloot tot een taakstraf van 160 uur, rekening houdend met de grove overschrijding van de redelijke termijn van berechting, die met meer dan 20 maanden was overschreden.

De rechtbank verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder vonnis, omdat de pleegdatum van het onderhavige feit vóór het vonnis van 8 maart 2022 lag. De beslissing berustte op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, met mr. M. Breeman als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 4 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-142700-23
parketnummer TUL: 02-325877-21
vonnis van de meervoudige kamer van 4 december 2024
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
raadsman mr. G. Demir, advocaat te Gilze.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diverse handelingen omtrent, dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van, meerdere hoeveelheden hennep, waaronder 10,8 kilogram.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het feit kan worden bewezen. Uit de observaties van de politie kan worden vastgesteld dat er meerdere overdrachten van hennep hebben plaatsgevonden. Verdachte is op 23 maart 2021 aangehouden met 10,8 kilogram hennep in zijn kofferbak.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd ten aanzien van het vervoeren, dan wel opzettelijk aanwezig hebben van hennep op 23 maart 2021. De verdediging heeft verzocht verdachte partieel vrij te spreken van de periode vóór 23 maart 2021, omdat niet kan worden vastgesteld dat er op andere momenten daadwerkelijk hennep is overgedragen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Van 22 december 2021 tot en met 23 maart 2021 is medeverdachte [medeverdachte] geobserveerd door de politie. Daarbij zijn op meerdere data (12 januari 2021, 4 maart 2021, 18 maart 2021 en 23 maart 2021) activiteiten gezien die duiden op een overdracht van hennep aan verdachte.
Op 12 januari 2021 zag de politie [medeverdachte] in een Opel met [kenteken 1] stappen. In de kofferbak van de Opel werden twee tassen gezet, waarvan één boodschappentas van winkelketen Action. De Opel parkeerde aan [straat 1] te Etten-Leur . Vervolgens kwam een Volvo met [kenteken 2] aangereden en die parkeerde naast de Opel. De politie zag dat de bestuurders contact met elkaar hadden, dat zij de kofferbakken van beide auto’s openden, weer dicht deden en dat beide voertuigen wegreden. De politie herkende verdachte als bestuurder van de Volvo. Nadat verdachte de Volvo parkeerde, opende hij de kofferbak en pakte daaruit een boodschappentas van de Action.
Op 4 maart 2021 heeft de politie gezien dat [medeverdachte] de Opel parkeerde op [straat 2] te Etten-Leur en dat verdachte de Volvo daarnaast parkeerde. Vervolgens opende [medeverdachte] de kofferbakken van beide auto’s, pakte drie grote, zwarte strijkzakken uit de kofferbak van de Opel en legde die in de kofferbak van de Volvo.
Op 18 maart 2021 werd ook gezien dat [medeverdachte] en verdachte hun auto’s naast elkaar parkeerden en dat er vanuit de Opel tassen werden overgeladen in de Volvo.
Op 23 maart 2021 zag de politie dat [medeverdachte] vanuit de kofferbak van de Opel een grote, gevulde bigshopper haalde en in de kofferbak van de Volvo plaatste, waarin verdachte als bestuurder zat. Vervolgens is verdachte aangehouden en werden in de kofferbak van de Volvo bigshoppers met 10,8 kilogram gedroogde henneptoppen aangetroffen.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de observaties van de politie duidelijk dat op deze data door [medeverdachte] spullen worden overgedragen aan verdachte. Op 23 maart 2021 is hennep overgedragen en aangetroffen in de kofferbak van de verdachte. De rechtbank stelt vast dat op 12 januari, 4 maart en 18 maart 2021 ook sprake was van een overdracht van hennep. Er is steeds sprake van korte contactmomenten op afgelegen plekken waarbij tassen of strijkzakken worden overgedragen uit de kofferbak van [medeverdachte] naar de kofferbak van verdachte. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij hennep droogde en vervoerde. Bovendien kwam hij voor de overdracht steeds vanaf zijn loods in Zevenbergen, waar hij een hennepdrogerij had. Gelet hierop acht de rechtbank het onaannemelijk dat er in de overgedragen tassen en strijkzakken iets anders zat dan hennep. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, namelijk dat het andere goederen waren omdat hij veel vervoerde in die tijd, niet geloofwaardig. De rechtbank acht het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen in de periode van 12 januari 2021 tot en met 23 maart 2021 te Etten-Leur en/of te Zevenbergen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd meerdere hoeveelheden hennep (waarvan in ieder geval 10,8 kilogram), zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de door de officier van justitie geëiste taakstraf flink te matigen en geen voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het samen met anderen afleveren en vervoeren van meerdere grote hoeveelheden hennep. Verdachte heeft hiermee bijgedragen aan het gebruik van softdrugs, middelen die een verslavende werking hebben en schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Ook heeft hij met zijn handelen bijgedragen aan de handel in softdrugs die tot veel criminaliteit en overlast leidt door de grote hoeveelheid geld die hiermee wordt verdiend. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door eigen gewin en heeft zich niet bekommerd om de maatschappelijke gevolgen.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat er sprake is van een grove schending van de redelijke termijn. Verdachte is op 23 maart 2021 in verzekering gesteld. Vanaf dat moment is de redelijke termijn van berechting (die twee jaar bedraagt) gaan lopen. Dat betekent dat de redelijke termijn ten tijde van dit vonnis met ruim 20 maanden is overschreden. Daar houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening mee. Bovendien is verdachte op 8 maart 2022 voor een andere strafzaak veroordeeld en had onderhavige strafzaak meegenomen kunnen worden in deze berechting. Daarnaast heeft verdachte in de afgelopen jaren duidelijk laten zien dat hij een andere afslag heeft genomen in zijn leven. Hij heeft een opleiding gevolgd, werkt inmiddels in de gehandicaptenzorg en heeft daar alle benodigde papieren en certificaten voor behaald. Ook uit zijn strafblad komt dit naar voren, nu hij sindsdien niet meer met politie en justitie in aanraking is gekomen. De rechtbank ziet daarom ook geen meerwaarde in het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel. Naar het oordeel van de rechtbank is, alles afwegend, een taakstraf van 160 uur een passende straf.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 8 maart 2022 van de politierechter in deze rechtbank is verdachte ter zake van het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 onder C van de Opiumwet veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 26 september 2022.
Standpunten officier van justitie en verdediging
Zowel de officier van justitie als de verdediging heeft verzocht de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging, nu de pleegdatum van het vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd een jaar later ligt dan de pleegdatum van het onderhavige feit en dus nog niet was gewezen.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is vóór het wijzen van het vonnis van 8 maart 2022 gepleegd. De officier van justitie zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Vordering tenuitvoerlegging
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Breeman, voorzitter, en mrs. J.F.C. Janssen en J.M.J.C. Paijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 december 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 januari 2021 tot en met 23 maart 2021 te Etten-Leur en/of te Zevenbergen en/of te Breda, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, meerdere hoeveelheden hennep (waarvan in ieder geval 10,8 kilogram) in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.