ECLI:NL:RBZWB:2024:8263

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
C/02/425254 / JE RK 24-1441
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling minderjarigen door kinderrechter

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 november 2024 een nadere beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De ondertoezichtstelling was eerder ingesteld op 19 oktober 2023 en is sindsdien meerdere keren verlengd. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren voortgezet, waarbij de moeder, vertegenwoordigers van de Stichting Jeugdbescherming West Zeeland (de GI) en de advocaat van de moeder aanwezig waren. De GI verzocht om een verlenging van de ondertoezichtstelling voor zes maanden, terwijl de moeder zich verzette tegen deze verlenging, stellende dat zij in staat is om zelf de benodigde hulp in te schakelen en dat de kinderen zich goed ontwikkelen.

De kinderrechter heeft de feiten en de standpunten van beide partijen zorgvuldig afgewogen. Hij constateerde dat de moeder positieve ontwikkelingen heeft doorgemaakt, maar dat er nog zorgen zijn over de samenwerking met de GI en de ondersteuning die zij ontvangt. De kinderrechter oordeelde dat het noodzakelijk is om de ondertoezichtstelling te verlengen om de positieve ontwikkelingen te waarborgen en om ervoor te zorgen dat er een goede borging van de situatie van de kinderen kan plaatsvinden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de ontwikkeling van de minderjarigen niet in gevaar komt door een eventueel hoger beroep.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen te verlengen met ingang van 19 december 2024 tot 19 april 2025, en heeft de beschikking op schrift gesteld op 29 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/425254 / JE RK 24-1441
Datum uitspraak: 19 november 2024
Nadere beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,
gevestigd te Middelburg,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedag 1] 2017 in [geboorteplaats 1],
hierna te noemen: [minderjarige 1].
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedag 2] 2021 in [geboorteplaats 2],
hierna te noemen: [minderjarige 2].
[minderjarige 3],
geboren op [geboortedag 3] 2023 in [geboorteplaats 2],
hierna te noemen: [minderjarige 3].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. N. Plaisier te Hendrik-Ido-Ambacht.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter van 11 oktober 2024, en alle daarin opgenomen en vermelde stukken.
1.2.
Op 19 november 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder (via videoverbinding), bijgestaan door haar advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
Vanwege de samenhang van de zaak is gelijktijdig het verzoek van de GI met zaaknummer C/02/425265 / JE RK 24-1443 behandeld. In beide zaken wordt bij separate beschikking beslist.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3].
2.2.
De minderjarigen wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 19 oktober 2023 zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld van de GI met ingang van 19 oktober 2023 en tot 19 april 2024 onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
2.4.
Bij beschikking van 17 april 2024 is de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd met ingang van 19 april 2024 en tot 19 oktober 2024.
2.5.
Bij beschikking van 11 oktober 2024 is de ondertoezichtstelling van de minderjarigen verlengd met ingang van 19 oktober 2024 en tot 19 december 2024. Het resterende deel van het verzoek tot verlengen van de ondertoezichtstelling is aangehouden tot de mondelinge behandeling van 19 november 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verlengen voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Aan de orde is nog het resterende deel van het verzoek, te weten voor de periode van 19 december 2024 en tot 19 april 2025.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek. De GI ziet dat er positieve ontwikkelingen plaatsvinden maar de hulpverlening is pas net opgestart. [gezinsbegeleiding] vanuit het Leger des Heils is ingezet om de moeder te ondersteunen bij zowel praktische zaken als bij het sensitief en responsief opvoeden van de kinderen. De moeder heeft namelijk op verschillende gebieden ondersteuning nodig. Deze ondersteuning is ook belangrijk gezien het feit dat eerdere hulpverlening is gestagneerd. De balans draagkracht-draaglast kan door spanningen weleens in het geding komen. Door de inzet van [gezinsbegeleiding] hoopt de GI dat de spanningen bij de moeder worden weggenomen. [gezinsbegeleiding] is voor de zomervakantie van start gegaan en het is bedoeld als een langdurig traject. De moeder werkt goed mee met de ingezette hulpverlening. Wel wordt zij nog onvoldoende ondersteund met betrekking tot de praktische zaken. Hieruit blijkt dat de samenwerking tussen [gezinsbegeleiding] en de moeder nog niet goed verloopt. De moeder heeft hierdoor weinig vertrouwen in de hulpverlening. Om die reden staat er in december 2024 een groot overleg gepland. De GI vindt een verlenging van de ondertoezichtstelling nog noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de situatie goed geborgd kan worden. De GI kan niet zeggen op welk termijn zij kunnen starten met een borgingsplan. Zij zijn hiervoor afhankelijk van de hulpverlening en de gemeente. Er moet duidelijkheid en rust komen voor de kinderen. Als de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd bestaat het risico dat de hulpverlening niet verder van de grond komt.
4.2.
Namens de moeder bepleit de advocaat afwijzing van het verzoek. De moeder heeft nog steeds moeite met de ondertoezichtstelling. Het zorgt voor veel onrust bij haar. Zij erkent dat zij veel aan haar hoofd heeft. De moeder moet veel regelen voor haarzelf en voor haar gezin. Inmiddels kan de moeder dit goed zelf doen en weet zij ook goed bij wie zij moet zijn als zij hier hulp bij nodig heeft. [gezinsbegeleiding] helpt de moeder namelijk onvoldoende met betrekking tot de praktische zaken. De moeder kan dus goed zelf hulp inschakelen om praktische zaken op te lossen. Daarnaast staat de moeder altijd open voor hulpverlening. [hulpverleningsorganisatie] is sinds 2019 betrokken. Dit betreft een goede samenwerking. Er bestaan ook geen concrete aanwijzingen dat zij zou willen stoppen met de hulpverlening. De moeder vraagt zich dan ook af wat de toegevoegde waarde is van een ondertoezichtstelling. De moeder kan namelijk de reeds ingezette hulpverlening voortzetten in het vrijwillig kader. Daarnaast ontwikkelen de kinderen zich goed. Er zijn dus geen redenen meer om de ondertoezichtstelling te verlengen. De moeder geeft aan dat zij aanwezig zal zijn bij het groot overleg in december 2024. Tot slot geeft de moeder aan dat zij zich zal inzetten en zal meewerken met de hulpverlening zolang dat nodig is.

5.De beoordeling

Het wettelijk kader
5.1.
Op grond van artikel 1:260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de kinderrechter, mits aan de grond als bedoeld in artikel 1:255 lid 1 BW is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens verlengen met ten hoogste een jaar.
Inhoudelijke beoordeling
5.2.
Op basis van de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria. De kinderrechter zal het verzoek toewijzen. Dit betekent dat de ondertoezichtstelling wordt verlengd met ingang van 19 december 2024 en tot 19 april 2025. De kinderrechter legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
5.3.
De kinderrechter wil allereerst opmerken dat de moeder in de afgelopen periode een grote positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt. Zij werkt namelijk goed mee aan de ingezette hulpvelening. De kinderrechter geeft hier zijn complimenten voor. De kinderrechter constateert echter ook nog zorgen. De moeder heeft op verschillende gebieden ondersteuning nodig. [gezinsbegeleiding] is hiervoor ingezet maar deze samenwerking verloopt nog niet optimaal. Hier moet nog aan gewerkt worden. Ook maakt de kinderrechter zich nog zorgen over het contact tussen de moeder en haar ex-partners. Hoewel er duidelijk een positieve lijn is ingezet, vindt de kinderrechter het nog te pril om de ondertoezichtstelling nu al te beëindigen. De kinderrechter hanteert een zekere voorzichtigheid met het afsluiten van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter vreest namelijk dat een te snelle overdracht van de hulpverlening naar het vrijwillig kader tot stagnatie van de recente positieve ontwikkelingen zal leiden. Daarnaast moet de samenwerking tussen de moeder en [gezinsbegeleiding] worden verbeterd. Het is belangrijk dat zij goed communiceren en de samenwerking opzoeken. [gezinsbegeleiding] is namelijk op verschillende gebieden belangrijk voor de moeder. Daarnaast vindt de kinderrechter het belangrijk dat casusregie op korte termijn ingezet gaat worden om een warme overdracht naar het vrijwillig kader te realiseren. In de komende periode moet er een borgingsplan worden opgesteld en moet worden toegewerkt naar een afsluiting van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter verwacht van de moeder dat zij aanwezig zal zijn bij het groot overleg in december 2024 zodat alles goed besproken wordt en er duidelijke afspraken gemaakt kunnen worden. Ook verwacht de kinderrechter van de moeder dat zij de ingezette positieve lijn vasthoudt.
5.4.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
5.5.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3] met ingang van 19 december 2024 en tot 19 april 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 november 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 29 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.