Overwegingen
1. Eiseres stelt te zijn geboren op 28 november 1976 en de Burundese nationaliteit te hebben. Zij is in Nederland in het bezit van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, evenals haar kinderen. Op 8 april 2019 heeft eiseres een verzoek om naturalisatie bij verweerder ingediend voor haarzelf en haar kinderen.
2. In het besluit van 2 maart 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Verweerder betwijfelt namelijk de door eiseres opgegeven identiteit en nationaliteit. Eiseres heeft bij de aanvraag een Burundese identiteitskaart en een Burundees paspoort overgelegd. Deze documenten zijn echt bevonden door een documentspecialist van het Bureau Documenten van verweerder. Uit de verklaringen van onderzoek van 26 juni 2007 met onderzoeksnummers [nummer 2] en [nummer 3] volgt echter dat ernstig wordt getwijfeld aan de wijze waarop de identiteitskaart is verkregen, zodat niet wordt uitgesloten dat het document frauduleus is verkregen. Uit de verklaring van onderzoek van 2 juli 2020 met onderzoeksnummer [nummer 4] volgt dat het paspoort echt is, maar dat het is afgegeven op vertoon van de identiteitskaart zodat ook niet kan worden uitgesloten dat het paspoort frauduleus is verkregen. Daarnaast is volgens verweerder niet gebleken dat eiseres haar identiteit en nationaliteit niet met andere documenten kan onderbouwen en zijn er geen bijzondere omstandigheden waardoor er in haar geval een uitzondering zou moeten worden gemaakt op het vereiste dat een geldig buitenlands reisdocument moet worden overgelegd (zie hierna onder beoordelingskader).
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In het bestreden besluit heeft verweerder dit bezwaar kennelijk ongegrond verklaard. Volgens verweerder was het primaire besluit namelijk al uitvoerig gemotiveerd en heeft eiseres in bezwaar geen nieuwe gegevens overgelegd. Omdat het volgens verweerder meteen duidelijk was dat het bezwaar van eiseres niet kon slagen, heeft verweerder eiseres niet gehoord over haar bezwaar.
4. Voorafgaand aan de zitting heeft de rechtbank de door verweerder in het bestreden besluit aangehaalde verklaringen van onderzoek uit 2007 over de identiteitskaart van eiseres, alsmede het rapport van eerste gehoor uit de asielprocedure van eisers, bij verweerder opgevraagd. Deze stukken maakten namelijk aanvankelijk geen deel uit van het door verweerder aan de rechtbank verstrekte dossier. De rechtbank heeft vervolgens de verklaringen van onderzoek per post ontvangen, maar het gehoorrapport niet. Tijdens de zitting is gebleken dat de gemachtigde van eiseres zowel de verklaringen van onderzoek als het gehoorrapport van verweerder had ontvangen. De gemachtigde van eiseres beschikte over een extra afschrift van het gehoorrapport en heeft dit ter zitting aan de rechtbank overgelegd. Daarnaast is eerst ter zitting gebleken dat er een verweerschrift was uitgebracht. Dit is volgens verweerder via veilig mailen verzonden naar de rechtbank en naar de gemachtigde van eiseres. Het verweerschrift is echter nooit daadwerkelijk aangekomen. De rechtbank heeft verweerder daarom ter zitting in de gelegenheid gesteld om het verweerschrift toe te lichten. Ook heeft de rechtbank de gemachtigde van eiseres ter zitting in de gelegenheid gesteld om daarop te reageren. Uiteindelijk zijn alle stukken in voldoende mate besproken. De gang van zaken heeft daarom geen gevolgen voor het bestreden besluit. Het verdient echter bepaald geen schoonheidsprijs dat de rechtbank pas zeer laat over diverse belangrijke dossierstukken beschikte. Hierbij wijst de rechtbank verweerder op het bepaalde in de artikelen 8:45 en 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarin staat dat verweerder verplicht is om alle op de zaak betrekking hebbende stukken op het eerste verzoek van de rechtbank in te zenden, en om het verweerschrift uit te brengen binnen vier weken na het verzoek daartoe (dat verzoek is in dit geval op 5 oktober 2023 gedaan).
5. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Zij voert aan dat zij bij verweerder de geëigende documenten heeft overgelegd die de twijfel over haar identiteit en nationaliteit kunnen wegnemen. Verweerder heeft volgens eiseres onvoldoende gemotiveerd waarom de enkele twijfel aan de door haar in 2007 in de asielprocedure overgelegde identiteitskaart nu doorslaggevend is om haar en haar kinderen geen naturalisatie te verlenen. Eiseres wijst erop dat zij uiteen heeft gezet hoe zij aan haar identiteitsdocumenten is gekomen en dat de Burundese autoriteiten, die hierin leidend zijn, daarbij haar gegevens hebben gecontroleerd.
6. Daarnaast voert eiseres aan dat het voor haar niet mogelijk is om met nadere objectief verifieerbare bewijsstukken te komen en dat het onevenredig is om een oud onderzoek nu nog aan haar tegen te werpen.
7. Op grond van artikel 7, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) verleent verweerder met inachtneming van hoofdstuk 4 van de RWN het Nederlanderschap aan vreemdelingen die daarom verzoeken.
8. Op grond van artikel 31, eerste lid, van het Besluit verkrijging en verlies Nederlanderschap, voor zover hier van belang, verstrekt de verzoeker bij de indiening van het naturalisatieverzoek gegevens over zijn identiteit en nationaliteit. Op grond van het vijfde lid kan verweerder verlangen dat de verzoeker de juistheid van de verstrekte gegevens bewijst door middel van zo nodig gelegaliseerde en eventueel inhoudelijk geverifieerde documenten.
9. Volgens onderdeel 7-alg, paragraaf 3, van de Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003, voor zover hier van belang, moet de verzoeker zekerheid verschaffen over zijn identiteit en nationaliteit en moet de verzoeker daartoe een geldig buitenlands reisdocument (zoals een paspoort) overleggen.
10. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraak van 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:851, blijkt dat naturalisatie wegens de daaraan verbonden gevolgen een zaak van groot gewicht is en dat verweerder daarom bevoegd is om op de daartoe geëigende wijze bewijs van de gestelde identiteit en nationaliteit van de verzoeker te verlangen. 11. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 29 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4302, nader geduid hoe verweerder in naturalisatieprocedures moet omgaan met identificerende documenten. De Afdeling benadrukt in deze uitspraak dat aan paspoorten in het internationale rechtsverkeer een belangrijke bewijsfunctie wordt toegekend en dat verweerder daarom in beginsel van de juistheid van de gegevens in een door de bevoegde autoriteit afgegeven paspoort moet uitgaan. Dit laat weliswaar onverlet dat verweerder bij de beoordeling van de juistheid van die gegevens mag betrekken of er een deugdelijk identificatieproces aan de afgifte van het paspoort is voorafgegaan, maar niet elke tekortkoming in het afgifteproces volstaat om in het geval van een echt bevonden paspoort te concluderen dat geen sprake is van een deugdelijk identificatieproces. Als verweerder stelt dat er geen deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden, moet hij dit concreet onderbouwen. Het in algemene zin uiten van twijfels is hiervoor onvoldoende. 12. Eiseres heeft een echt bevonden identiteitskaart en een echt bevonden paspoort uit Burundi overgelegd. De daarin opgenomen gegevens komen overeen en uit niets blijkt dat eiseres mogelijk andere identiteitsgegevens zou kunnen hebben. In 2008 is de identiteit en nationaliteit van eiseres bevestigd door de Burundese vertegenwoordiging in Brussel. Eiseres heeft het paspoort in 2018 aangevraagd door in persoon naar Burundi te reizen, daar een interview te ondergaan met de paspoortautoriteit, haar vingerafdrukken af te geven en haar identiteitskaart te overleggen. De autoriteiten van Burundi hebben de gegevens van eiseres gecontroleerd aan de hand van haar
personal identity numberen het paspoort van eiseres afgegeven conform de daarvoor gebruikelijke procedure. Ter zitting is vastgesteld dat dit allemaal niet in geschil is en dat de aanvraag van eiseres enkel en alleen is afgewezen vanwege de twijfels over de identiteitskaart. Die twijfels bestaan blijkens de verklaringen van onderzoek uit 2007 daaruit dat door de documentspecialist niet wordt uitgesloten dat de identiteitskaart frauduleus is verkregen. Gelet op de gekozen formulering gaat het om “mogelijke twijfel” aan de identiteitskaart. Vanwege de hiervoor onder 11 beschreven jurisprudentie is dat ruimschoots onvoldoende om aannemelijk te maken dat er voorafgaand aan de afgifte van het door eiseres overgelegde en echt bevonden Burundese paspoort geen deugdelijk identificatieproces heeft plaatsgevonden. Daarnaast oordeelt de rechtbank nog het volgende.
13. Uit de verklaringen van onderzoek uit 2007 over de identiteitskaart van eiseres blijkt dat er geen zichtbare sporen van fysieke vervalsingen zijn aangetroffen. De twee nietjes waarmee de pasfoto eerder bevestigd is geweest zijn verwijderd en mogelijk daardoor bevindt een deel van het inktstempel zich onder de pasfoto. Samen met intern bekende informatie leiden deze bevindingen ertoe dat de identiteitskaart weliswaar echt wordt bevonden, maar dat door de documentspecialist niet wordt uitgesloten dat deze frauduleus is verkregen. Wat de intern bekende informatie inhoudt, is tot op heden onbekend. Volgens eiseres liggen de twijfels van verweerder bij de datum van afgifte van de identiteitskaart, omdat eiseres volgens de landeninformatie al op eerdere leeftijd een identiteitskaart had moeten hebben. Eiseres heeft tijdens het eerste gehoor van haar asielprocedure echter verklaard dat zij eerder ook al een identiteitskaart had, dat deze identiteitskaart is gestolen en dat zij daarom een nieuwe identiteitskaart heeft moeten aanvragen. Verweerder heeft op geen enkele manier inzichtelijk gemaakt waaruit de intern bekende informatie waarop zijn standpunt dat de identiteitskaart mogelijk frauduleus is verkregen bestaat en in hoeverre deze verklaring van eiseres invloed heeft op de twijfels aan de identiteitskaart. Ook heeft verweerder ten onrechte aan eiseres tegengeworpen dat zij geen contra-expertise heeft overgelegd, aangezien een contra-expert zich niet kan uitspreken over informatie die uitsluitend bij verweerder bekend is.
14. Het bestreden besluit is in strijd met de artikelen 3:2 (zorgvuldigheidsvereiste) en 7:12 (motiveringsvereiste) van de Awb. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank zal verweerder opdragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten of om zelf in de zaak te voorzien. Het ligt nu namelijk allereerst op de weg van verweerder om een beter onderbouwd standpunt in te nemen over het identificatieproces dat aan de afgifte van het paspoort van eiseres is voorafgegaan, dan wel om aan eiseres en haar kinderen alsnog het Nederlanderschap te verlenen.
15. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten en om te bepalen dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184 moet vergoeden. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.750 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift en een punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).
Beslissing
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak;
veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten ter hoogte van € 1.750 (zeventienhonderdvijftig euro);
draagt verweerder op om het door eiseres betaalde griffierecht ter hoogte van € 184 (honderdvierentachtig euro) te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, op 8 februari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op: