ECLI:NL:RBZWB:2024:8242

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
02-313587-22, 02-128486-23 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en belediging van politieagenten met vrijspraak voor afpersing

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van afpersing, mishandeling en belediging van politieagenten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de afpersing, omdat niet kon worden vastgesteld dat zij het feit had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen onvoldoende waren om tot een veroordeling te komen. De verdachte werd echter wel schuldig bevonden aan de mishandeling van een slachtoffer, waarbij zij deze met een vaas had geslagen, en aan de belediging van meerdere politieagenten. De rechtbank achtte de beledigende uitspraken en het spugen in het gezicht van de agenten bewezen. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 15 dagen, met aftrek van het voorarrest, en de rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de benadeelde politieagenten. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar psychische toestand en het feit dat zij al geruime tijd geen drugs meer gebruikte. De rechtbank besloot geen voorwaardelijke straf op te leggen, omdat de verdachte goed ingebed was in de zorg.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-313587-22, 02-128486-23 (gev. ttz)
vonnis van de meervoudige kamer van 3 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. F.J. Koningsveld, advocaat te Breda. De raadsman neemt waar voor zijn kantoorgenoot mr. N.P.C.C. Langenberg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.A.M. Dekkers, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder voormelde parketnummers gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
parketnummer 02-313587-22
feit 1: afpersing van [slachtoffer 1] ;
feit 2: mishandeling van [slachtoffer 2] ;
feit 3: belediging van twee politieagenten;
parketnummer 02-128486-23
belediging van twee politieagenten.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle vier de ten laste gelegde feiten, behalve de belediging van verbalisant [verbalisant 1] (feit 3). Naar het oordeel van de officier van justitie dient verdachte hiervan partieel te worden vrijgesproken omdat de bewoordingen die zouden zijn geuit niet aan hem waren gericht. Ondanks dat de herkenningen bij feit 1 op zichzelf niet sterk zijn, is de officier van justitie van mening dat deze voldoende worden ondersteund door het overeenkomende signalement van verdachte en de gedetailleerde bekennende verklaring die zij op 23 mei 2023 spontaan heeft afgelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de afpersing (feit 1), omdat de herkenningen onvoldoende betrouwbaar zijn. De verklaring van verdachte op 23 mei 2023 kan niet bijdragen aan een bewezenverklaring, omdat verdachte deze verklaring in psychotische toestand heeft afgelegd met als enig doel geholpen te worden. Ook heeft de verdediging vrijspraak bepleit voor beide beledigingen (feit 3 en het feit onder parketnummer
02-128486-23). Het opzet op deze beledigingen ontbreekt vanwege de psychotische toestand waarin verdachte destijds verkeerde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02-313587-22
Feit 1: de afpersing van [slachtoffer 1]
Het slachtoffer van de afpersing, [slachtoffer 1] , heeft aangifte gedaan van een afpersing op
17 oktober 2022 op de [straat 1] in [plaats 1] . Daarbij heeft zij een signalement gegeven van de dader. Er zijn daarnaast camerabeelden van voor, tijdens en na de afpersing, waar een vrouw op staat die aan dat signalement voldoet. Daarnaast is op de camerabeelden te zien dat de dader grijze sneakers met witte zolen en een oranje met witte schoudertas droeg. Naar aanleiding van de camerabeelden hebben drie agenten, [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , een proces-verbaal van herkenning opgemaakt waarin zij zeggen de vrouw op de camerabeelden te herkennen als verdachte. Daarna heeft de politie foto’s van verdachte aan aangeefster laten zien, die heeft verklaard dat zij er 70 procent zeker van is dat degene op de foto’s haar heeft afgeperst.
Verdachte ontkent de afpersing, maar op 23 mei 2023 heeft zij desondanks verklaard dat zij ‘die vrouw in de [straat 1] heeft beroofd’. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze verklaring echter niet bijdragen aan het bewijs, omdat deze onvoldoende betrouwbaar is. Verdachte ervaarde op 23 mei 2023 psychische problemen en de rechtbank acht aannemelijk dat verdachte deze verklaring heeft afgelegd als een schreeuw om hulp. Zij was op dat moment al verhoord over de afpersing en was daarmee op de hoogte van de details. Dat verklaart de gedetailleerdheid van haar verklaring.
De rechtbank overweegt daarnaast dat enkel de herkenning van [verbalisant 4] kan bijdragen aan het bewijs, omdat dit van de drie herkenningen door de politie de enige herkenning is die gebaseerd is op eigen, recente en frequente contacten met verdachte. De herkenning van [verbalisant 3] is gebaseerd op ervaringen uit een ver verleden (2008 - 2009) en de herkenning van [verbalisant 2] is in zijn geheel niet gebaseerd op een eigen herinneringsbeeld omdat hij enkel foto’s heeft vergeleken. De camerabeelden zijn op zichzelf echter te onduidelijk om een betrouwbare vergelijking te maken met foto’s van verdachte.
Dit alles betekent dat er net voldoende wettige bewijsmiddelen zijn om tot een bewezenverklaring te komen: de aangifte, de camerabeelden en de herkenning van [verbalisant 4] . Voor een bewezenverklaring is naast voldoende wettig bewijs echter ook vereist dat de bewijsmiddelen de overtuiging dragen dat het feit daadwerkelijk door verdachte is gepleegd.
De rechtbank heeft die overtuiging niet. Op de eerste plaats kan de rechtbank zelf niet vaststellen dat verdachte dezelfde vrouw is als degene op de camerabeelden omdat de beelden daar te onduidelijk voor zijn. Ook heeft de rechtbank zelf niet vastgesteld dat verdachte sist of slist tijdens het praten. Aangeefster is er slechts voor 70 procent zeker van dat verdachte degene is die haar heeft afgeperst, en er is geen ander objectief bewijs voor de betrokkenheid van verdachte, anders dan dat verdachte zelf heeft verklaard dat zij die dag in [plaats 1] was. De gesignaleerde schoenen en de tas zijn ook niet bij verdachte aangetroffen.
Gelet hierop acht de rechtbank de kans aanwezig dat de afpersing niet door verdachte, maar door iemand anders met soortgelijke uiterlijke kenmerken is gepleegd. Zij zal verdachte daarom vrijspreken van feit 1.
Feit 2: de mishandeling van [slachtoffer 2]
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte [slachtoffer 2] (hierna: aangever) met kracht met een vaas heeft geslagen en dat hij hierdoor letsel aan zijn gezicht en zijn armen heeft opgelopen.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte aangever heeft geslagen omdat zij zich heeft moeten verdedigen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanval van hem. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden, omdat niet is gebleken van een situatie waarin verdachte zich moest verdedigen.
Aangever verklaart dat verdachte geld van hem wilde en toen hij niet voldoende gaf, zij twee vazen op hem kapot heeft geslagen. Verdachte heeft daarentegen wisselend verklaard over de aanleiding van de “knokpartij” en ook over wie de eerste klap heeft uitgedeeld. Zo zou hij haar de ene keer hebben willen dwingen tot seks, de andere keer zou hij haar in haar eigen huis hebben willen beroven van geld en drugs en weer een andere keer zou hij niet hebben voldaan aan de eis van verdachte om haar drugs te geven waarna de knokpartij zou zijn ontstaan. Ook verklaart verdachte wisselend over het gebruik van vazen bij de vechtpartij. Gelet op deze wisselende verklaringen van verdachte en het feit dat het letsel bij aangever veel ernstiger lijkt dan dat bij verdachte, alsook dat het letsel beter past bij de verklaring van aangever dan bij die van verdachte, acht de rechtbank de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het noodweerverweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. Het noodweerverweer wordt dan ook verworpen.
Daarmee acht de rechtbank de tenlastegelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3: de belediging van politieagenten [verbalisant 5] en [verbalisant 1]
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte tegen politieagent [verbalisant 5] heeft gezegd ‘kankerwijf, kankerslet, kankerwouten’ en ‘je moet je kankerbek houden’ en dat zij tegen politieagent [verbalisant 1] heeft gezegd ‘jij kan ook de kanker krijgen’.
Naar het oordeel van de rechtbank is met de bewoordingen ‘jij kan ook de kanker krijgen’ geen sprake van belediging in de zin van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank zal verdachte daarom van dat gedeelte vrijspreken.
Voor wat betreft de bewoordingen ‘kankerwijf, kankerslet, kankerwouten’ had verdachte, in tegenstelling tot wat de verdediging heeft betoogd, wel het opzet om [verbalisant 5] te beledigen. Dat bij verdachte ten tijde van haar handelen ieder inzicht in de draagwijdte van haar gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken vanwege een psychose, is immers niet gebleken. Het wordt zelfs weersproken door GZ-psycholoog dr. [naam 1] , die in haar rapport van 6 juni 2023 concludeert dat (onder andere) dit feit
in verminderde mateaan verdachte kan worden toegerekend, omdat verdachte vanwege haar beperkte mogelijkheden om haar emoties te reguleren (en dus niet vanwege een psychose) op buitensporige wijze op het handelen van de politie heeft gereageerd.
Parketnummer 02-128486-23
De belediging van politieagenten [verbalisant 6] en [verbalisant 7]
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte politieagent [verbalisant 6] heeft beledigd door hem een ‘kanker nikker’ te noemen en dat zij politieagent [verbalisant 7] heeft beledigd door haar in haar gezicht te spugen. Verdachte heeft ook het opzet gehad op de belediging van [verbalisant 6] en [verbalisant 7] . De rechtbank verwijst naar wat zij daarover al heeft overwogen bij de belediging van [verbalisant 5] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-313587-22
2
op18 oktober 2022, te [plaats 1] , [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die
[slachtoffer 2] met kracht met een vaas,
tegen zijn armen en gezicht te slaan;
3
op 18 oktober 2022, te [plaats 1] opzettelijk
een ambtenaar, te weten een brigadier van politie Zeeland
- West-Brabant ( [verbalisant 5] ), gedurende of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar
tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe
te voegen: 'Kankerwijf, kankerslet, kankerwouten' en 'Je moet je kankerbek
houden';
02-128486-23
op 23 mei 2023 te [plaats 1] opzettelijk meerdere ambtenaren,
te weten [verbalisant 7] , hoofdagent bij de politie Eenheid
Zeeland-West-Brabant en [verbalisant 6] , hoofdagent bij de politie Eenheid
Zeeland-West-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
hun bediening, in hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden
en mondeling, heeft beledigd, door te spugen in het gezicht van die [verbalisant 7]
en door de woorden toe te voegen: "kanker nikker".
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte zich noodzakelijk heeft moeten verdedigen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanval door aangever [slachtoffer 2] (feit 2) en dat er bij verdachte sprake was van een hevige gemoedsbeweging die het gevolg was van deze aanranding waardoor zij mogelijk de grenzen van de noodzakelijke verdediging heeft overschreden.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de mishandeling (feit 2) heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden, omdat niet is gebleken van een situatie waartegen verdediging geboden en noodzakelijk was. Het beroep op noodweerexces moet daarom worden verworpen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwijst naar haar bewijsoverweging over feit 2 in 4.3 waarin zij heeft geoordeeld dat geen sprake is van een noodweersituatie. Gelet hierop is evenmin sprake van noodweerexces. Het beroep hierop wordt dan ook verworpen.
Ook overigens is niet gebleken van een omstandigheid die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert (uitgaande van een volledige bewezenverklaring) aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 8 maanden waarvan 15 dagen onvoorwaardelijk. Het resterende gedeelte van de gevangenisstraf is voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De officier van justitie houdt in de strafeis rekening met het tijdsverloop, de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de toelichting ter zitting van [de begeleidster] (begeleidster bij [ggz-instelling] ), het rapport van de psycholoog van 6 juni 2023 waaruit blijkt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is verklaard en het reclasseringsrapport van 7 december 2023.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen moet wat de verdediging betreft bij de strafmaat een groot gewicht toekomen aan de persoon van verdachte. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf acht de verdediging onwenselijk.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft [slachtoffer 2] op 18 oktober 2022 uitgenodigd bij haar thuis. Toen deze afspraak uitliep op een ruzie heeft zij hem met een vaas geslagen. Daardoor heeft hij behoorlijk letsel aan zijn armen opgelopen. [slachtoffer 2] heeft verdachte echter ook geslagen en zij had daardoor letsel aan haar mond. De politie heeft verdachte dezelfde dag aangehouden, en in de politiebus naar het arrestantencomplex heeft verdachte politieagent [verbalisant 5] de huid vol gescholden. Ook op 23 mei 2023 heeft verdachte haar frustratie op de politie gebotvierd. Daarbij heeft zij [verbalisant 6] gediscrimineerd en [verbalisant 7] in haar gezicht gespuugd, hetgeen enorm onbeschoft en onsmakelijk is.
Volgens de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geldt als uitgangspunt bij een mishandeling met een slagwapen een taakstraf van 120 uur. Voor de belediging geldt als uitgangspunt een geldboete van € 150,- die kan worden verhoogd als het om de belediging van een politieagent gaat.
Verdachte heeft de rechtbank op de zitting een brief gegeven waarin zij (onder andere) schrijft dat zij er spijt van heeft ‘dat het allemaal zo uit de hand is gelopen’. Het ging in de periode van de mishandeling en de beledigingen niet goed met haar. Inmiddels gaat het beter en is er zicht op een (vrijwillige) opname bij de ggz in [plaats 2] . Verdachte ziet in dat zij behandeling met onder andere medicatie nodig heeft en gebruikt al anderhalf jaar geen drugs meer.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. De meest recente strafbare feiten dateren uit 2008. Aan verdachte is in 2009 een tbs-maatregel opgelegd, die in 2019 is beëindigd.
Op 6 juni 2023 heeft GZ-psycholoog dr. [naam 1] een rapport uitgebracht naar aanleiding van haar psychologisch onderzoek. Zij concludeert dat verdachte op het moment van het plegen van de bewezenverklaarde feiten handelde vanuit een licht verstandelijke beperking, een borderline persoonlijkheidsstoornis en een drugsverslaving. Bovendien was zij op die momenten onder invloed van cocaïne. Door haar beperkte mogelijkheid om emotie en agressie te reguleren was verdachte in verminderde mate in staat om haar wil te bepalen en was zij verminderd toerekeningsvatbaar. Verdachte zal blijvend zijn aangewezen op zorg, begeleiding en medicatie. De psycholoog adviseert om de zorg, begeleiding en behandeling die verdachte nu krijgt als bijzondere voorwaarden op te leggen bij een (deels) voorwaardelijke straf.
Op 7 december 2023, en dus bijna een jaar geleden, heeft de reclassering over verdachte gerapporteerd. Zij schat het algemene recidiverisico in als hoog omdat er sprake is van chronische complexe problematiek op het gebied van verslaving en psychische klachten. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende opname), een drugsverbod, dagbesteding en meewerken aan middelencontrole. Het is voor verdachte niet mogelijk om een taakstraf uit te voeren.
Op de zitting heeft [de begeleidster] , casemanager bij [ggz-instelling] , toegelicht dat de zorg- en hulpverlening bij verdachte op dit moment goed verloopt. Verdachte ziet iedere dag een medewerker van [ggz-instelling] en kan zelf goed aangeven wanneer het niet goed met haar gaat. Omdat verdachte op dit moment goed ingebed is in de zorg en al geruime tijd geen drugs meer gebruikt ziet [de begeleidster] geen meerwaarde in het opleggen van bijzondere voorwaarden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 15 dagen, passend en geboden is, met aftrek van het aantal dagen dat verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarmee is het de bedoeling van de rechtbank dat verdachte niet meer naar de gevangenis hoeft.
De rechtbank ziet geen aanleiding om een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Zij volgt hierin het advies van [de begeleidster] . Verdachte is op dit moment goed ingebed in zorg. Een meldplicht bij de reclassering zal haar mogelijk overvragen en een middelencontrole is vanwege de reeds langdurige abstinentie overbodig.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [verbalisant 7] vordert een immateriële schadevergoeding van
€ 330,00 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij [verbalisant 6] vordert een immateriële schadevergoeding van € 495,00 vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier acht beide vorderingen voldoende onderbouwd en toewijsbaar. De verdediging vindt de gevorderde bedragen te hoog, gezien de psychische toestand van verdachte.
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte de beledigingen (het feit onder parketnummer 02-128486-23) heeft gepleegd. Dit betekent ook dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partijen en dat zij verplicht is de schade van de benadeelde partijen te vergoeden.
De door de benadeelde partijen gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank elk toewijsbaar tot een bedrag van € 250,00, gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze schade staat ook in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Het toegewezen bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2023 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank zal de benadeelde partijen in hun vordering van immateriële schadevergoeding voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 266, 267 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 tenlastegelegde feit (parketnummer 02-313587-22);
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2 (02-313587-22):mishandeling
feit 3 (02-313587-22):eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan
aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van zijn bediening
02-128486-23:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan
aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige
uitoefening van zijn bediening, meermalen gepleegd
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 7] van € 250,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [verbalisant 7] (feit 1 02-128486-23), € 250,00 te betalen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 6] van € 250,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het [verbalisant 6] (feit onder parketnummer 02-128486-23), € 250,00 te betalen vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 mei 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.B. van Onzenoort, voorzitter, mr. S.W.M. Speekenbrink en mr. D.L.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K. Verdult, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 december 2024.
Mr. Van Onzenoort is niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
02-313587-22:
1
zij op of omstreeks 17 oktober 2022 te [plaats 1] , op of aan de openbare weg ( [straat 1]
en/of [straat 2] ) met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1]
heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte toebehoorde(n), voornoemde [slachtoffer 1] een mes, althans
een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond, en/of dat mes, althans dat
scherpe en/of puntige voorwerp, in de richting van (het gezicht van) die [slachtoffer 1]
heeft gehouden en/of daarbij (vervolgens) die [slachtoffer 1] de woorden heeft
toegevoegd: "geef me al je geld" en/of "is dit al je geld?", althans woorden en/of
(een) da(a)d(en) van gelijke aard en/of strekking;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
zij op of omstreeks 18 oktober 2022, te [plaats 1] , [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die
[slachtoffer 2] meermalen, althans eenmaal, met kracht met een of meerdere vazen,
althans daarop gelijkende harde voorwerpen, op/tegen zijn armen en/of ogen en/of
neus en/of gezicht en/of hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stompen en/of te
stoten;
(BVH PL2000-2022276321 eerder parketnummer 02.268417.22)
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
zij op of omstreeks 18 oktober 2022, te [plaats 1] , in elk geval in Nederland, opzettelijk
twee ambtenaren, te weten een brigadier en/of een hoofdagent van politie Zeeland
- West-Brabant ( [verbalisant 5] en/of [verbalisant 1] ), gedurende of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van hun/zijn/haar bediening, in hun/zijn/haar
tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen/hem/haar de woorden toe
te voegen: 'Kankerwijf, kankerslet, kankerwouten' en/of 'Je moet je kankerbek
houden' en/of 'Jij kan ook de kanker krijgen', althans (telkens) woorden van gelijke
beledigende aard en/of strekking;
(BVH PL2000-2022276321 eerder parketnummer 02.268417.22)
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht )
02-128486-23
zij op of omstreeks 23 mei 2023 te [plaats 1] opzettelijk, een of meerdere ambtenaren,
te weten [verbalisant 7] , hoofdagent bij de politie Eenheid
Zeeland-West-Brabant en/of [verbalisant 6] , hoofdagent bij de politie Eenheid
Zeeland-West-Brabant, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden
en/of mondeling, heeft beledigd, door te spugen in het gezicht van die [verbalisant 7]
en/of door de woorden toe te voegen: "kanker nikker", althans woorden van gelijke
beledigende aard en/of strekking;
( art 267 lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht )