In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 december 2024, wordt het beroep van eiser B.V. beoordeeld tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser heeft bezwaar aangetekend tegen een besluit van UWV van 18 juli 2023, waarin werd medegedeeld dat de loongerelateerde uitkering van een (voormalig) werknemer per 4 oktober 2023 zou veranderen in een loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiser stelt dat UWV niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar van 27 juli 2023. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat UWV de beslistermijn heeft overschreden. Eiser heeft UWV op 17 juni 2024 in gebreke gesteld, maar er is nog steeds geen besluit genomen. De rechtbank bepaalt dat UWV binnen twee weken na deze uitspraak een besluit moet nemen, maar geeft UWV vier maanden de tijd om dit te doen, gezien de omstandigheden. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank concludeert dat UWV het griffierecht van € 371,- aan eiser moet vergoeden en daarnaast een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiser moet betalen. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.