ECLI:NL:RBZWB:2024:8240

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
BRE 24/6864
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake de tijdige beslissing op een aanvraag op grond van de Wet open overheid (Woo) door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 december 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 29 mei 2024 op basis van de Wet open overheid (Woo). Eiser had verzocht om openbaarmaking van documenten met betrekking tot de uitkoop van een supermarkt en aanpalende percelen. De rechtbank oordeelt dat het college niet binnen de wettelijk vereiste termijn van vier weken heeft beslist, en dat eiser het college op 11 juli 2024 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat het college niet tijdig heeft gehandeld.

De rechtbank legt het college op om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op het Woo-verzoek, met een uiterste datum van 31 december 2024. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/6864

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld, omdat het college volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn (verzoek) aanvraag van 29 mei 2024 op grond van de Wet open overheid (Woo). Eiser heeft het college verzocht om documenten openbaar te maken met betrekking tot de uitkoop van de [supermarkt] en aanpalende percelen aan de [straat] [huisnummer 1] , [huisnummer 2] , [huisnummer 3] en [huisnummer 4] in [plaats] .
1.1.
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
3. Eiser heeft de aanvraag ingediend op 29 mei 2024. Het college moet binnen vier weken beslissen op de aanvraag en kan deze termijn eenmalig met twee weken verlengen. [2] Het college had dus uiterlijk op 10 juli 2024 moeten beslissen. De termijn waarbinnen het college moet beslissen is inmiddels voorbij. Eiser heeft het college op 11 juli 2024 in gebreke gesteld en sindsdien zijn twee weken voorbij gegaan.
Welke beslistermijn moet aan het college worden opgelegd?
4. Omdat het college nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen.
4.1.
Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet het college dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven of een andere voorziening treffen.
4.2.
Het college heeft uitgelegd dat hij meer tijd nodig heeft omdat hij de beoordeling van de documenten nog moet afronden en belanghebbende partijen om een zienswijze moet vragen. Die belanghebbende partijen zullen vervolgens de gelegenheid krijgen om binnen een te stellen redelijke termijn een zienswijze in te dienen. Daarna kan het college pas een definitieve beoordeling maken op basis van de Woo. Daarnaast gaat het onder andere om stukken waarop geheimhouding in de zin van Gemeentewet rust. Voordat het college een besluit kan nemen op het Woo-verzoek, dient de gemeenteraad een besluit te nemen over het voortzetten of opheffen van de geheimhouding. Dit kan de gemeenteraad pas doen nadat het college een definitieve beoordeling heeft gemaakt op basis van de uitzonderingsgronden van de Woo en een voorstel heeft gedaan over het voorzetten of opheffen van de geheimhouding. Dat voorstel moet worden voorbereid en het kost tijd en afstemming om alle handelingen daarvoor te verrichten. Het streven is om dat voorstel voor behandeling voor te leggen aan de gemeenteraadsvergadering van 19 december 2024. Nadat de gemeenteraad heeft besloten voor welke informatie de geheimhouding wordt opgeheven of voortgezet, kan het college een definitief besluit nemen op het Woo-verzoek.
4.3.
De rechtbank vindt dat het college de tijd moet hebben om aan zijn wettelijke verplichting op grond van artikel 4:8 van de Awb te voldoen. Daarnaast vindt de rechtbank dat het college de tijd moet hebben om de stukken waarop nu geheimhouding rust, voor te leggen aan de gemeenteraad voor het al dan niet opheffen van deze geheimhouding op grond van artikel 89, derde of vierde lid, van de Gemeentewet. De rechtbank bepaalt dan ook dat het college op uiterlijk op 31 december 2024 een besluit moet nemen op het Woo-verzoek van eiser.
Welke dwangsom wordt aan het college opgelegd?
5. De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door het college. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt, het college de onder 4.3. genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan het college de onder 5. genoemde dwangsom wordt opgelegd.
7. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Eiser heeft geen proceskosten gemaakt die volgens de wet vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het college op uiterlijk 31 december 2024 alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat het college aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier, op 2 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit staat in artikel 4.4, eerste en tweede lid, van de Woo.