Uitspraak
1.De procedure
2.Het standpunt van de officier van justitie
3.Het standpunt van de verdediging
4.Het oordeel van de rechtbank
€ 24.000,-
€ 28.000,-
€ 40.000,-
€ 4.000,-
€ 96.000,-.
5.De wettelijke voorschriften
6.De beslissing
1080 dagen;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een betrokkene die veroordeeld was voor het medeplegen van de handel in cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten uit zijn criminele activiteiten. De officier van justitie had een ontnemingsbedrag van € 313.202,- gevorderd, maar de rechtbank heeft dit bedrag verlaagd naar € 96.000,-. De verdediging had verzocht om het ontnemingsbedrag vast te stellen op € 35.255,-, maar de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie voor het overige afgewezen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de betrokkene en de beschikbare bewijsmiddelen, waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op basis van de winst die de betrokkene had gemaakt met de verkoop van cocaïne. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de inkoop- en verkoopprijzen van de cocaïne en de rol van de betrokkene in de drugshandel. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de rechtbank de betrokkene verplichtte tot betaling van het vastgestelde bedrag aan de staat.