ECLI:NL:RBZWB:2024:8235

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
23/2919 WIA
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een WIA-uitkering en geschiktheid voor geduide functies met beperkte Nederlandse taalvaardigheid

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het UWV over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 5 mei 2023, waarin haar mate van arbeidsongeschiktheid op 65,20% was vastgesteld. De rechtbank constateerde in een eerdere tussenuitspraak van 23 januari 2024 dat het bestreden besluit aan een motiveringsgebrek leed en gaf het UWV de kans om dit te herstellen. Na aanvullende motivering van de arbeidsdeskundige b&b op 20 maart 2024, waarin werd gesteld dat de geduide functies geen of minimale Nederlandse leesvaardigheden vereisen, heeft eiseres haar bezwaren geuit over haar beperkte kennis van de Nederlandse taal en haar geschiktheid voor de functies.

De rechtbank oordeelde dat de arbeidsdeskundige b&b voldoende had gemotiveerd dat eiseres, ondanks haar matige beheersing van de Nederlandse taal, in staat was om de geduide functies te vervullen. De rechtbank vond dat de functies geen hoge eisen stelden aan de Nederlandse taalvaardigheid en dat eiseres, gezien haar opleidingsniveau, in staat was om de vereiste taken uit te voeren. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit wegens strijd met het motiveringsbeginsel, maar liet de rechtsgevolgen van het besluit in stand omdat het UWV het gebrek had hersteld. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed en het UWV werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten en reiskosten van eiseres.

Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door het UWV bij besluiten over arbeidsongeschiktheid en de toekenning van uitkeringen, vooral in gevallen waar taalvaardigheid een rol speelt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2919 WIA

uitspraak van 3 december 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres,

gemachtigde: mr. E. Türk,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Amsterdam), verweerder,
gemachtigde: mr. M.B.A. van Grinsven.

Procesverloop

1.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 mei 2023 (bestreden besluit) van het UWV over de toekenning van een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) en de vaststelling van haar mate van arbeidsongeschikt-heid op 65,20%.
1.2.
Het beroep is op 12 december 2023 op zitting behandeld.
1.3.
Bij tussenuitspraak van 23 januari 2024 heeft de rechtbank geconstateerd dat het bestreden besluit aan een motiveringsgebrek lijdt en het UWV in de gelegenheid gesteld om dat gebrek te herstellen.
1.4.
Het UWV heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering van de arbeidsdeskundige bezwaar & beroep (arbeidsdeskundige b&b) van 20 maart 2024 ingediend.
1.5.
Eiseres heeft met de brief van 7 mei 2024 schriftelijk commentaar gegeven op deze motivering van de arbeidsdeskundige b&b.
1.6.
De rechtbank heeft het onderzoek op 19 november 2024 gesloten nadat partijen gevraagd is of een nadere zitting gewenst is en eiseres heeft aangegeven dat die achterwege kan blijven en het UWV daarop niet gereageerd heeft.

Overwegingen

2.1.
Voor een weergave van de feiten, de beroepsgronden en het wettelijk kader verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak van 23 januari 2024.
2.2.
In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat het bestreden besluit voor wat betreft het medisch onderdeel juist is. Het medisch onderzoek is voldoende zorgvuldig verricht en de beperkingen van eiseres zijn niet onderschat.
Daarnaast vond de rechtbank voldoende onderbouwd dat eiseres beschikt over het vereiste opleidingsniveau voor de geduide functies, dat het maatmanloon juist is vastgesteld en dat de geduide functies niet vanwege de drukke werkomgeving of het langdurig hoge werktempo ongeschikt zijn voor eiseres.
De rechtbank achtte echter onvoldoende gemotiveerd dat eiseres voldoet aan de opleidingseisen van de geduide functies; dat zij gelet op haar matige beheersing van de Nederlandse taal in staat is om schriftelijke instructies te lezen en de gevraagde SVS-cursussen te volgen.
2.3.
De arbeidsdeskundige b&b heeft in de rapportage van 20 maart 2024 een nadere motivering gegeven.
Hij heeft aangegeven dat in de geduide functies biester en modinette (Sbc-code 272043) weinig eisen worden gesteld aan de Nederlandse leesvaardigheid. Het betreft alleen namen, maatvoering en bijvoorbeeld zomer- of winterdekbed of soort plooi. Het gaat bij het lezen om basale kennis van de Nederlandse taal en veel cijfermatige gegevens. De arbeidsdeskundige b&b erkent dat voor het begrijpen van de cijfermatige gegevens voor de maatvoering een zeker niveau vereist is, maar volgens de arbeidsdeskundige b&b heeft eiseres, gelet op haar opleiding, dat niveau.
Ten aanzien van de functie medewerker interne dienst (Sbc-code 111334) heeft de arbeidsdeskundige b&b gesteld dat het lesmateriaal voor deze functie speciaal gericht is op anderstaligen en analfabeten doordat dat materiaal voornamelijk uit plaatjes bestaat. Bij het praktijkexamen mag de cursist gebruik maken van een vertaalapp. Er is verder een SVS-e-learning die bestaat uit praktijkgerichte filmpjes. Het volgen van SVS-cursussen vergt dus volgens de arbeidsdeskundige b&b weinig leeswerk in de Nederlandse taal en het Nederlands is van zeer eenvoudig niveau. De schriftelijke instructies in de vorm van een daglijst vergen eveneens slechts Nederlands lezen op eenvoudig niveau. Daarnaast kan de medewerker de leiding ook vragen wat er die dag gedaan moet worden.
Met betrekking tot de functie medewerker bloemzaadproductie (Sbc-code 1110101) heeft de arbeidsdeskundige b&b gesteld dat deze functie geen leeswerk vergt omdat de medewerker dagelijks een korte mondelinge werkinstructie krijgt.
2.4.
Eiseres heeft in reactie op deze rapportage gesteld dat zij vanwege haar beperkte kennis van de Nederlandse taal met name voor wat betreft lezen en schrijven niet in staat is om de opleidingen of cursussen te volgen die nodig zijn voor de geduide functies.
In de functies biester en modinette (Sbc-code 272043) dient de werknemer cijfermatig inzicht te hebben in maten. Daarover beschikt eiseres volgens eigen zeggen niet. Eiseres heeft alleen een opleiding in de talenrichting gedaan (middelbare school Lise in de talenrichting Sosyal Bölüm). Verder heeft eiseres geen ervaring met het werken met machines en zij moet werken met een naaimachine en gereedschap met een verwondingsrisico (schaar) waarvoor zij in de FML van 13 augustus 2022 beperkt is geacht. Bovendien is sprake van een hoog handelingstempo dat eiseres niet kan aankan vanwege haar ernstige depressie.
2.5.
De rechtbank acht door de arbeidsdeskundige b&b voldoende gemotiveerd dat eiseres de geduide functies, ondanks haar matige beheersing van de Nederlandse taal, mede gelet op haar opleidingsniveau kan verrichten, omdat die functies geen of minimale Nederlandse leesvaardigheden vergen. De rechtbank ziet in de reactie van eiseres geen aanleiding voor een ander oordeel. De rechtbank betrekt hierbij nog het volgende:
Ten aanzien van het hoog handelingstempo:
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak reeds een overweging gewijd aan het hoog handelingstempo. De rechtbank verwijst naar die overweging.
Ten aanzien van het verhoogd persoonlijk risico:
De stelling dat het werken met een naaimachine en schaar een verhoogd persoonlijk risico oplevert, heeft eiseres eerst nu voor het eerst aangevoerd. Bovendien is verhoogd persoonlijk risico niet gesignaleerd in de resultaat functieboordelingen van de geduide functies, zodat ervan uit kan worden gegaan dat dat risico zich niet voordoet. Overigens ziet de rechtbank niet in dat werken met een naaimachine of schaar een verhoogd persoonlijk risico, zoals bedoeld in de FML, oplevert. De medewerker kan namelijk zelf bepalen wanneer hij de naaimachine (met een voetpedaal) in gang zet of hoe hij gebruik maakt van een schaar.
2.6.
Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met het motiveringsbeginsel.
Nu het UWV het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
2.7.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 875,‑ en wegingsfactor 1).
Daarnaast veroordeelt de rechtbank het UWV in de door eiseres gemaakte reiskosten van
€ 20,50.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.770,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Snoeks, rechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier, op 3 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraken. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.