ECLI:NL:RBZWB:2024:8232
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf met betrekking tot medicatiegebruik en klinische opname
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2024 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden, die eerder was opgelegd door het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De veroordeelde, geboren in 1990 en thans gedetineerd in de PI Middelburg, had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke straf waren verbonden, waaronder het innemen van medicatie in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK). De officier van justitie, mr. D.U. Çolak, vorderde de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor een periode van zes maanden, omdat de veroordeelde weigerde mee te werken aan de behandeling en medicatie. De verdediging pleitte voor een kortere periode van vier of vijf maanden en vroeg om wijziging van de voorwaarden, zodat de verplichting tot medicatiegebruik zou vervallen.
De rechtbank heeft de argumenten van de officier van justitie en de verdediging zorgvuldig afgewogen. De rechtbank oordeelde dat de weigering van de veroordeelde om medicatie in te nemen, die hij tijdens de zitting herhaaldelijk had bevestigd, een ernstige schending van de voorwaarden vormde. Deskundigen gaven aan dat het innemen van antipsychotica cruciaal was voor de gedragsverandering en het verminderen van het recidiverisico. Gezien de omstandigheden en de weigering van de veroordeelde om mee te werken aan de behandeling, besloot de rechtbank de vordering van de officier van justitie volledig toe te wijzen en de voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer te leggen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken.