ECLI:NL:RBZWB:2024:8232

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
02-253364-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijke gevangenisstraf met betrekking tot medicatiegebruik en klinische opname

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 4 december 2024 uitspraak gedaan over de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden, die eerder was opgelegd door het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De veroordeelde, geboren in 1990 en thans gedetineerd in de PI Middelburg, had zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die aan zijn voorwaardelijke straf waren verbonden, waaronder het innemen van medicatie in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK). De officier van justitie, mr. D.U. Çolak, vorderde de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf voor een periode van zes maanden, omdat de veroordeelde weigerde mee te werken aan de behandeling en medicatie. De verdediging pleitte voor een kortere periode van vier of vijf maanden en vroeg om wijziging van de voorwaarden, zodat de verplichting tot medicatiegebruik zou vervallen.

De rechtbank heeft de argumenten van de officier van justitie en de verdediging zorgvuldig afgewogen. De rechtbank oordeelde dat de weigering van de veroordeelde om medicatie in te nemen, die hij tijdens de zitting herhaaldelijk had bevestigd, een ernstige schending van de voorwaarden vormde. Deskundigen gaven aan dat het innemen van antipsychotica cruciaal was voor de gedragsverandering en het verminderen van het recidiverisico. Gezien de omstandigheden en de weigering van de veroordeelde om mee te werken aan de behandeling, besloot de rechtbank de vordering van de officier van justitie volledig toe te wijzen en de voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer te leggen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-253364-21
beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging
in de zaak van de officier van justitie onder het hierboven genoemde parketnummer tegen
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
thans gedetineerd in de PI Middelburg, Torentijdweg 1, 4337 PE Middelburg .

1.De procedure

De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een aan [veroordeelde] opgelegde straf.
De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
- het arrest van 19 juni 2024 van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch;
- het ongedateerde verslag van reclasseringsinstelling Fivoor;
- de vordering van de officier van justitie van 5 november 2024.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 20 november 2024 is de officier van justitie, mr. D.U. Çolak, gehoord.
Tevens is veroordeelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. P. van de Kerkhof, advocaat te Tilburg.
Verder zijn als deskundigen gehoord de heer [naam 1] , toezichthouder bij de reclassering, en mevrouw [naam 2] , reclasseringsmedewerkster.

2.Het oorspronkelijke vonnis

Aan [veroordeelde] is bij het hiervoor genoemde arrest van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch opgelegd een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met onder meer de volgende voorwaarde:
b. Opname in een zorginstelling
De verdachte laat zich opnemen en behandelen in een Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA), dan wel Kliniek (FPK) of een soortgelijke intramurale instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing, ook als dat in het kader van overbruggingszorg is. De opname start aansluitend aan de huidige detentie. De verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer)directeur van die instelling zullen worden gegeven, zolang de reclassering dat in overleg met die instelling nodig acht. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. (…)
Dit arrest is onherroepelijk geworden op 3 juli 2024.

3.De beoordeling

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gedeeltelijk ten uitvoer te leggen voor de duur van zes maanden, omdat veroordeelde de bijzondere voorwaarden heeft overtreden. Veroordeelde was opgenomen in de Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) in [locatie] en wilde niet meewerken aan het slikken van medicatie (antipsychotica). De officier van justitie is het met de deskundigen eens dat het onwenselijk is om de gehele voorwaardelijke gevangenisstraf ten uitvoer te leggen omdat veroordeelde dan onbehandeld uit detentie komt en juist behandeling het recidiverisico verlaagt en kan zorgen voor stabiliteit in het leven van veroordeelde. De hoop is dan ook dat verdachte zich in de periode van zijn detentie van zes maanden bedenkt en alsnog mee wil werken aan de bijzondere voorwaarden.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de rechtbank de vordering tenuitvoerlegging slechts gedeeltelijk voor een periode van vier of vijf maanden dient toe te wijzen en voor het overige dient af te wijzen. De verdediging verzoekt het kader van de bijzondere voorwaarden voor het overig voorwaardelijk strafdeel te wijzigen in die zin dat de voorwaarde dat veroordeelde moet meewerken aan een klinische opname, ook als dat inhoudt medicatiegebruik, vervalt. Subsidiair stelt de verdediging dat de vordering tenuitvoerlegging integraal kan worden toegewezen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit inlichtingen van Fivoor blijkt dat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarde dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van zijn behandeling in de FPK worden gegeven, in dit geval het innemen van antipsychotica. Veroordeelde heeft ter zitting aangegeven dat hij niet meewerkt aan het slikken van antipsychotica en dat hij liever de achttien maanden voorwaardelijke gevangenisstraf uitzit dan dat hij deze medicatie gaat gebruiken. De deskundigen hebben voorts gemeld dat juist het innemen van antipsychotica van groot belang is voor de benodigde gedragsverandering bij veroordeelde en voor recidivebeperking.
Gelet op de stellige weigering van veroordeelde om medicatie in willen te nemen, welke weigering hij uitdrukkelijk heeft herhaald tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak, valt redelijkerwijs niet te verwachten dat veroordeelde na tenuitvoerlegging van een kort deel van de voorwaardelijk opgelegde straf zijn standpunt zal wijzigen. Het toewijzen van een deel van de vordering tot tenuitvoerlegging oordeelt de rechtbank daarom niet aangewezen. De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging om de bijzondere voorwaarde van de klinische opname (met eventueel verplicht medicatiegebruik) te laten vervallen, af. De deskundigen hebben ter zitting aangegeven dat juist het slikken van antipsychotica van groot belang is voor de benodigde gedragsverandering bij veroordeelde en om de kans op recidive te beperken. Gelet op het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat niets anders rest dan de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie geheel toe te wijzen.

4.De beslissing.

De rechtbank:
- gelast dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van achttien (18) maanden die bij arrest van 19 juni 2024 door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-253364-21, ten uitvoer zal worden gelegd.
Deze beslissing is gegeven door mr. V. Hartman, voorzitter, mr. D. van Kralingen en L.W. Louwerse, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier G.T.A. Schuurmans-Knoop en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 december 2024.