Uitspraak
1.[erfgenaam 1] ,
2.
[erfgenaam 2],
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 31;
- de mondelinge behandeling van 13 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waaraan de spreekaantekeningen van mr. van Dijke en mr. Geerdink zijn gehecht.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
erflaatster(en de bijbehorende betaalbewijzen) niet onder het beheer van de nalatenschap van
erflateren daarmee de ratio van artikel 4:148 BW. In de nalatenschap van erflaatster heeft de executeur immers niet als executeur opgetreden. Ten aanzien van de nalatenschap van erflaatster is – zoals de executeur terecht aanvoert – op 19 november 2021 reeds een akte van verdeling en levering nalatenschap verleden. Dat [erfgenamen] stellen dat zij twijfels hebben bij de juistheid van de (waarde van de) vorderingen uit hoofde van die akte, maakt nog niet dat kan worden aangenomen dat de stukken waarvan afgifte wordt gevorderd wel onder het beheer van de nalatenschap van erflater zouden vallen. Onder die omstandigheden kan in dit kort geding dan ook niet worden geoordeeld dat deze vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat daarop vooruitgelopen kan worden door de gevorderde voorziening toe te wijzen. Deze vordering wordt daarom afgewezen.