ECLI:NL:RBZWB:2024:8227

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
3 december 2024
Zaaknummer
11363526 / VV EXPL 24-62 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J. van der Burgt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van informatie en stukken in het kader van de afwikkeling van een nalatenschap

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, hebben erfgenamen een kort geding aangespannen tegen de executeur van de nalatenschap van hun overleden vader, de heer [erflater]. De erfgenamen vorderen op basis van artikel 4:148 BW dat de executeur hen bepaalde informatie en documenten verstrekt die noodzakelijk zijn voor de afwikkeling van de nalatenschap. De executeur heeft de vordering betwist en stelt dat hij al voldoende informatie heeft verstrekt en dat hij afhankelijk is van derden voor sommige gegevens.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de erfgenamen een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen, omdat bepaalde informatie verloren kan gaan door het verstrijken van de tijd. Echter, de rechter heeft ook geoordeeld dat de vorderingen van de erfgenamen niet toewijsbaar zijn, omdat de executeur al een aantal van de gevraagde stukken heeft verstrekt en de overige stukken niet in zijn bezit zijn. De rechter heeft de vorderingen van de erfgenamen afgewezen en ook de vorderingen van de executeur in reconventie afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang is aangetoond.

De uitspraak is gedaan op 27 november 2024, waarbij de proceskosten tussen partijen zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De zaak illustreert de verplichtingen van een executeur onder het Burgerlijk Wetboek en de rechten van erfgenamen in het kader van de afwikkeling van een nalatenschap.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11363526 \ VV EXPL 24-62
Vonnis in kort geding van 27 november 2024
in de zaak van

1.[erfgenaam 1] ,

te [plaats 1] ( [land] ),
2.
[erfgenaam 2],
te [plaats 2] ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [erfgenamen] ,
gemachtigde: mr. G.W.J. van Dijke,
tegen
MR. [executeur] , IN ZIJN HOEDANIGHEID VAN EXECUTEUR IN DE NALATENSCHAP VAN [erflater],
te [plaats 3] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de executeur,
gemachtigde: mr. M.P. Geerdink.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 november 2024 met producties 1 tot en met 9;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 31;
- de mondelinge behandeling van 13 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt en waaraan de spreekaantekeningen van mr. van Dijke en mr. Geerdink zijn gehecht.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [datum 1] 2023 is de heer [erflater] overleden (hierna: erflater). Erflater was de weduwnaar van de op [datum 2] 2017 vooroverleden mevrouw [erflaatster] (hierna: erflaatster).
2.2.
Erflater en erflaatster hebben samen drie kinderen gekregen, te weten [erfgenamen] en hun broer, de heer [de broer] (hierna: de broer).
2.3.
Erflater heeft laatstelijk bij testament van 12 januari 2020 over zijn nalatenschap beschikt. In zijn testament heeft erflater zijn drie kinderen ( [erfgenamen] en de broer) tot erfgenamen benoemd. Daarnaast heeft erflater al zijn aandelen in [holding] B.V. gelegateerd aan de broer, onder bepaling dat de waarde van het legaat deel uitmaakt van de totale nalatenschap. [erfgenamen] hebben de nalatenschap van erflater beneficiair aanvaard.
2.4.
Erflater heeft voorts in zijn testament tot executeur benoemd mr. [executeur] (de executeur). De executeur heeft zijn benoeming aanvaard.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[erfgenamen] vorderen dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de executeur zal veroordelen tot afgifte van de volgende stukken dan wel het verstrekken van de volgende informatie:
De aanslagen erfbelasting in de nalatenschap van erflaatster en de bijbehorende betaalbewijzen van het voldoen van de verschuldigde erfbelasting;
Een ruimschoots toereikend verklaring, voor zover die kan worden afgegeven;
Een (voorlopige) boedelbeschrijving voorzien van onderliggende stukken;
De akte van afgifte legaat aan de broer van [erfgenamen] ter zake van de aandelen in de onderneming en verdere notariële akten die zijn gepasseerd in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van erflater;
De aangiften en aanslagen inkomstenbelasting van erflater van de afgelopen vijf jaren;
Bankafschriften van de rekeningen van erflater tot zeven jaren terug in de tijd;
De jaarstukken van de ondernemingen over de afgelopen vijf jaren. Dat wil zeggen de complete en gedetailleerde jaarverslagen van alle vennootschappen van de onderneming;
Mutatieoverzichten van de eventuele rekening-courant verhoudingen tussen erflater en de ondernemingen en de ondernemingen onderling van de afgelopen vijf jaren, onderbouwd aan de hand van stukken;
Gespecificeerde overzichten van de financiële verhoudingen (bijvoorbeeld uit hoofde van geldlening, inbreng, kapitaal) tussen erflater en de ondernemingen en de ondernemingen onderling, voor zover deze niet in rekening-courant zijn geadministreerd;
Voor zover reeds beschikbaar de waardering van het legaat in de nalatenschap van erflater;
Rekening en verantwoording over hetgeen gedaagde tot nu toe binnen de executele heeft gedaan;
een en ander binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis en op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag indien niet tijdig aan dit vonnis wordt voldaan, en met veroordeling van de executeur in de proceskoten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis en met bepaling dat de executeur de proceskosten niet ten laste van de nalatenschap kan brengen.
3.2.
[erfgenamen] leggen aan de vordering (kort gezegd) ten grondslag dat de executeur op grond van artikel 4:148 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) verplicht is de erfgenamen alle gewenste inlichten te verschaffen. In dat verband stellen [erfgenamen] dat zij de executeur herhaaldelijk om informatie dan wel stukken hebben verzocht die zij nodig hebben om zicht te krijgen op de omvang en de samenstelling van de nalatenschap van erflater en de afwikkeling daarvan. De executeur heeft de gevraagde informatie en stukken echter niet, althans onvolledig verschaft, aldus [erfgenamen]
3.3.
De executeur voert verweer. De executeur concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [erfgenamen] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [erfgenamen] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [erfgenamen] in de kosten van deze procedure.
3.4.
De executeur voert (samengevat) aan dat hij zich voldoende heeft ingespannen om zijn taak behoorlijk uit te voeren. Het grootste deel van de gevraagde informatie is inmiddels verschaft, maar voor een deel daarvan is de executeur afhankelijk van derden.
in reconventie
3.5.
De executeur vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [erfgenamen] zal verplichten c.q. veroordelen:
tot opgave (gedocumenteerd en gemotiveerd) van door hen van erflater en/of erflaatster ontvangen giften, uiterlijk binnen veertien dagen na dit vonnis;
(voorwaardelijk, voor zover [erfgenamen] hun stellingen ter zake niet nader motiveren en substantiëren) tot opgave (gedocumenteerd en gemotiveerd) van het belang van de stelling van [erfgenamen] dat de door erflater bepaalde waardering van de kindsdelen onjuist zou zijn, op welke gronden dit standpunt zou hebben te gelden, en in hoeverre er sprake zou zijn van schending van een aanvullende legitieme portie voor [erfgenamen] , uiterlijk binnen veertien dagen na dit vonnis;
aan de vorderingen onder 1 en 2 een dwangsom te verbinden van € 250,00 per dag dat antwoord en nakoming van het gevorderde uitblijft, tot ten hoogste € 50.000,00;
in de proces- en nakosten van deze procedure.
3.6.
De executeur legt aan de vorderingen ten grondslag dat [erfgenamen] ondanks herhaald verzoek tot op heden nog geen opgave hebben gegeven van de door erflater en/of erflaatster ontvangen giften, zodat het voor hem niet mogelijk is (eventuele) legitieme porties vast te stellen. Daarnaast stelt de executeur dat hij herhaaldelijk heeft verzocht om nadere uitleg over het belang van [erfgenamen] bij een hogere vaststelling van de kindsdelen in de nalatenschap van erflaatster. Tot op heden is dit door [erfgenamen] niet toegelicht.
3.7.
[erfgenamen] voeren verweer. [erfgenamen] concluderen tot niet-ontvankelijkheid van de executeur, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de executeur, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de executeur in de kosten van deze procedure.
3.8.
[erfgenamen] voeren – samengevat – aan dat de executeur geen spoedeisend belang heeft gesteld en dat daarvan ook niet is gebleken. Daarnaast is de vordering rauwelijks ingesteld, wordt geen rechtsgrond voor de vorderingen genoemd en is tevens onduidelijk waarom de executeur vorderingsgerechtigd zou zijn.
in conventie en in reconventie
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [erfgenamen] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
spoedeisend belang
4.2.
[erfgenamen] stellen dat zij spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen omdat bepaalde informatie, waarvan zij in dit kort geding afgifte vorderen, door het verloop van de tijd verloren zou kunnen gaan (bijvoorbeeld bankafschriften die niet meer beschikbaar zijn). Daarnaast stellen zij dat de stukken nodig zijn om te kunnen beoordelen of, en zo ja welke rechtshandelingen dienen te worden verricht en/of juridische procedures aanhangig dienen te worden gemaakt. Zij wijzen daarbij op verval- en verjaringstermijnen. De kantonrechter is van oordeel dat daarmee voldoende is aangevoerd om een spoedeisend belang bij de vorderingen aan te nemen. In het hierna volgende zullen de vorderingen achtereenvolgens worden beoordeeld.
aanslag erfbelasting erflaatster (vordering onder 1)
4.3.
De kantonrechter stelt voorop dat de vorderingen van [erfgenamen] zijn gestoeld op het bepaalde in artikel 4:148 BW. Op grond van deze bepaling dient de executeur aan een erfgenaam alle door deze gewenste inlichtingen omtrent de uitoefening van zijn taak te geven. De ratio van artikel 4:148 BW brengt dus met zich dat de executeur zodanige inlichtingen aan de erfgenamen moet verschaffen dat zij inzicht kunnen krijgen in de wijze waarop hij het beheer voert. De inlichtingen zijn daarmee dus beperkt tot die gegevens die voor dat doel nodig zijn.
4.4.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter valt de aangifte erfbelasting in de nalatenschap van
erflaatster(en de bijbehorende betaalbewijzen) niet onder het beheer van de nalatenschap van
erflateren daarmee de ratio van artikel 4:148 BW. In de nalatenschap van erflaatster heeft de executeur immers niet als executeur opgetreden. Ten aanzien van de nalatenschap van erflaatster is – zoals de executeur terecht aanvoert – op 19 november 2021 reeds een akte van verdeling en levering nalatenschap verleden. Dat [erfgenamen] stellen dat zij twijfels hebben bij de juistheid van de (waarde van de) vorderingen uit hoofde van die akte, maakt nog niet dat kan worden aangenomen dat de stukken waarvan afgifte wordt gevorderd wel onder het beheer van de nalatenschap van erflater zouden vallen. Onder die omstandigheden kan in dit kort geding dan ook niet worden geoordeeld dat deze vordering in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft, dat daarop vooruitgelopen kan worden door de gevorderde voorziening toe te wijzen. Deze vordering wordt daarom afgewezen.
ruimschoots toereikend verklaring (vordering onder 2)
4.5.
Ook de vordering tot het verstrekken van een ruimschoots toereikend verklaring wordt afgewezen. Daartoe overweegt de kantonrechter dat de executeur reeds op 20 december 2023 een ruimschoots toereikend verklaring heeft afgegeven. Dat [erfgenamen] stellen dat dit te kort na het overlijden van erflater is gebeurd en derhalve geen (althans onvoldoende) onderzoek is gedaan naar de omvang en de samenstelling van de nalatenschap, maakt niet dat ervan kan worden uitgegaan dat in een bodemprocedure zou worden geoordeeld dat geen sprake is van een geldige ruimschoots toereikend verklaring. Dit geldt te meer nu de executeur ter zitting nadrukkelijk heeft verklaard dat hij nog steeds achter de ruimschoots toereikend verklaring staat en deze ook bij de huidige stand van zaken zou afgeven.
(voorlopige) boedelbeschrijving (vordering onder 3)
4.6.
[erfgenamen] vorderen voorts afgifte van een (voorlopige) boedelbeschrijving ten aanzien van de nalatenschap van erflater, onderbouwd met stukken. In dat verband overweegt de kantonrechter dat partijen het erover eens zijn dat de executeur in zijn e-mail van 10 januari 2024 een voorlopige samenstelling van de nalatenschap heeft opgesomd, voorzien van documentatie. De executeur heeft verklaard dat hij daarmee dus al de (voorlopige) boedelbeschrijving zoals gevorderd heeft verstrekt. Hoewel het wellicht een wat karige opsomming betreft, kan niet anders dan worden geoordeeld dat het inderdaad een (voorlopige) boedelbeschrijving is. Deze omstandigheid staat derhalve aan toewijzing van de vordering in de weg.
Dat [erfgenamen] stellen dat de taak van de executeur behelst dat van hem mocht worden verwacht dat hij inmiddels een volledigere boedelbeschrijving zou hebben opgemaakt, neemt niet weg dat er op dit moment in ieder geval een (voorlopige) boedelbeschrijving is verstrekt, zodat dit niet leidt tot een ander voorlopig oordeel.
akte van afgifte legaat (vordering onder 4)
4.7.
Voorafgaand aan de mondelinge behandeling is de akte ter zake de afgifte van het legaat aan de broer van 6 mei 2024 door de executeur aan [erfgenamen] ter beschikking gesteld. [erfgenamen] hebben deze vordering niet (expliciet) ingetrokken, maar zoals zij zelf tijdens de mondelinge behandeling hebben beaamd, heeft dit tot gevolg dat deze vordering niet meer toewijsbaar is.
bankafschriften erflater (vordering onder 6)
4.8.
Ten aanzien van de gevorderde bankafschriften van de rekeningen van erflater geldt het volgende. De executeur heeft voorafgaand aan de zitting de bankafschriften van de afgelopen vijf jaren aan [erfgenamen] ter beschikking gesteld. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij niet over de bankafschriften van de jaren 2017 en 2018 beschikt, maar dat hij deze inmiddels bij de bank heeft opgevraagd. Aangezien aan het grootste deel van de vordering is voldaan en de executeur bovendien heeft toegezegd dat hij de ontbrekende bankafschriften na ontvangst aan [erfgenamen] ter beschikking zal stellen, zal ook deze gevorderde afgifte worden afgewezen.
inkomstenbelasting, jaarstukken, mutatieoverzichten en financiële verhoudingen (vorderingen onder 5, 7, 8 en 9)
4.9.
[erfgenamen] vorderen tevens (samengevat) de afgifte van de aangiften en aanslagen inkomstenbelasting van erflater, de jaarstukken van de ondernemingen van erflater, de mutatieoverzichten van de eventuele rekening-courant verhoudingen en/of gespecificeerde overzichten van de financiële verhoudingen tussen erflater en de ondernemingen en de ondernemingen onderling. Ten aanzien van al deze stukken voert de executeur aan dat hij, voor zover hij over deze stukken beschikt, deze aan [erfgenamen] heeft doen toekomen. Voor het overige geldt dat de executeur aanvoert dat hij de stukken niet in zijn bezit heeft. Hij heeft verklaard dat hij de stukken wel heeft opgevraagd bij de accountant van (de ondernemingen van) erflater, maar dat de accountant zich beroept op geheimhouding en hem (dus) deze stukken niet zonder meer mag verstrekken. Ter onderbouwing heeft hij verwezen naar correspondentie met de accountant. Gelet daarop kan niet met een aan zekerheid grenzende mate van waarschijnlijkheid worden vastgesteld dat in een bodemprocedure zou worden geoordeeld dat de executeur onvoldoende invulling heeft gegeven aan de op hem rustende inlichtingenplicht ex artikel 4:148 BW. Dat betekent dat de vorderingen onder 5, 7, 8 en 9 eveneens worden afgewezen.
waardering legaat (vordering onder 10)
4.10.
Ook de vordering ten aanzien van de waardering van het legaat in de nalatenschap van erflater wordt afgewezen. Niet alleen heeft de executeur verklaard dat deze waardering er simpelweg niet is, ook voert hij aan dat hij deze waardering nog niet kán opmaken vanwege (onder meer) het ontbreken van de hiervoor genoemde stukken waarbij hij afhankelijk is van derden (de accountant).
rekening en verantwoording tot nu toe (vordering onder 11)
4.11.
Ingevolge artikel 4:151 BW is een executeur verplicht aan het einde van zijn bevoegdheid tot beheer rekening en verantwoording af te leggen. Voor de executeur bestaat geen wettelijke verplichting om tussentijds rekening en verantwoording af te leggen. Desondanks heeft de executeur een tussentijdse rekening en verantwoording opgesteld en aan [erfgenamen] doen toekomen. Dat deze (nog) niet compleet is, kan naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet aan hem worden tegengeworpen. Ook deze vordering kan derhalve niet worden toegewezen.
in reconventie
4.12.
Ook in reconventie moet de kantonrechter eerst beoordelen of de executeur ten tijde van dit vonnis bij de gevorderde voorzieningen een spoedeisend belang heeft. In dat verband overweegt de kantonrechter dat gesteld noch gebleken is van enig spoedeisend belang bij de door de executeur ingestelde vorderingen. Daarnaast hebben [erfgenamen] nadrukkelijk betwist dat sprake zou zijn van een spoedeisend belang. De vorderingen worden daarom afgewezen.
in conventie en in reconventie
4.13.
In conventie zijn [erfgenamen] in het ongelijk gesteld, zodat zij in beginsel de proceskosten van de executeur moeten betalen. In reconventie is de executeur in het ongelijk gesteld, zodat hij in beginsel de proceskosten van [erfgenamen] moet betalen. Gelet daarop en omdat de executeur een aantal van de in conventie gevorderde stukken pas eerst voorafgaand aan de zitting heeft toegestuurd, ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren. Dit betekent dat iedere partij zowel in conventie als in reconventie de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [erfgenamen] af,
in reconventie
5.2.
wijst de vorderingen van de executeur af,
in conventie en in reconventie
5.3.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Burgt en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024.