ECLI:NL:RBZWB:2024:8224

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
02-007049-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplichtigheid aan gewapende overval en veroordeling voor voorhanden hebben van kogelpatronen

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan een gewapende overval en het voorhanden hebben van kogelpatronen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 november 2022 betrokken was bij een gewapende overval op een tankstation in Roosendaal, maar heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte op de hoogte was van de overval voordat deze plaatsvond. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van medeplichtigheid aan de overval, omdat niet kon worden bewezen dat hij wetenschap had van de plannen van de medeverdachte. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van zeven kogelpatronen op 6 januari 2023. De rechtbank legde een geldboete van €350,00 op en bepaalde dat de in beslag genomen munitie aan het verkeer moest worden onttrokken. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de vereisten voor medeplichtigheid volgens het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-007049-23
vonnis van de meervoudige kamer van 3 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum] 1994 te [plaats] ( [land] )
wonende te [adres]
raadsman mr. A.M.J. Joris, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 november 2024. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. I.M. Peters, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:op 21 november 2022 opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van een
gewapende overval door vervoer te verschaffen, op de uitkijk te staan en het
gebruikte wapen te verhandelen;
feit 2:op 6 januari 2023 zeven kogelpatronen voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht ten aanzien van feit 1 wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan de overval door vervoer te verschaffen en/of een auto te regelen. Ten aanzien van het op de uitkijk staan en het gebruikte wapen verhandelen, verzoekt zij de rechtbank om verdachte vrij te spreken. Feit 2 wordt door de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen geacht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank verdachte vrij te spreken van feit 1 wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Ten aanzien van feit 2 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat op 21 november 2022 omstreeks 19:50 uur een gewapende overval heeft plaatsgevonden bij [tankstation] aan de [straat] te Roosendaal. Daarbij is [medeverdachte] met een bivakmuts het [tankstation] binnengelopen, waar hij met een doorgeladen vuurwapen heeft geschoten. Vervolgens heeft hij het vuurwapen aan de medewerker van het benzinestation [slachtoffer] getoond en op hem gericht. [medeverdachte] heeft daarna een geldbedrag en meerdere pakjes sigaretten weggenomen. Bij de overval was een Opel Corsa betrokken die zich voorafgaand aan en tijdens de overval in de omgeving heeft opgehouden. [medeverdachte] is voorafgaand aan de overval als bijrijder uit deze auto gestapt. De betreffende Opel Corsa was op dat moment van verdachte.
Medeplichtigheid?
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van de overval door vervoer te verschaffen en/of een auto te regelen, op de uitkijk te staan en het gebruikte wapen te verhandelen.
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1 of 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook als het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan.
Ten aanzien van het onderdeel vervoer verschaffen en/of een auto regelen overweegt de rechtbank als volgt. Reeds is vastgesteld dat de Opel Corsa die bij de overval betrokken was, aan verdachte toebehoorde op het moment dat de overval gepleegd werd. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte in de avond van 21 november 2022 ook de bestuurder of inzittende was van dit voertuig. De tenlastelegging kan echter ook zien op het geval dat verdachte zijn auto ter beschikking heeft gesteld ten behoeve van de overval en dat een ander dan verdachte de bestuurder was. Verdachte dient in beide gevallen wetenschap te hebben gehad van de overval. De rechtbank is, ongeacht door wie het voertuig werd bestuurd, van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om te bewijzen dat verdachte de wetenschap had dat zijn auto bij een overval zou worden gebruikt. Zo heeft [medeverdachte] verklaard dat hij de overval alleen heeft gepleegd, dat de bestuurder van de Opel Corsa hem enkel heeft afgezet en met de overval niets te maken heeft en dat hij zijn bivakmuts pas buiten de auto heeft opgedaan. Uit chatgesprekken van 9 december 2022, aangetroffen op de telefoon van verdachte, is weliswaar gebleken dat verdachte tegen ‘ [naam] ’ heeft gezegd dat hij die auto gaat inwisselen, omdat die Corsa op internet staat voor die overvallen en hij daar niet meer in wil rijden. Vervolgens heeft verdachte er ook alles aan gedaan om de auto te verkopen, maar dat kan naar het oordeel van de rechtbank ook zo worden uitgelegd dat verdachte er pas later is achtergekomen dat zijn auto bij een overval is gebruikt. Dit zegt immers niets over de wetenschap die verdachte al dan niet heeft gehad voorafgaand aan de overval. Verder is er op de telefoon van [medeverdachte] een chatgesprek met verdachte aangetroffen, waarin verdachte op 25 november 2022 aan [medeverdachte] vraagt “Wie wordt slachtoffer vandaag”. Dit chatbericht dateert echter ook van na de overval op de [tankstation] aan de [straat] . Weliswaar kan het bericht impliceren dat er eerder ook al iets is gebeurd, maar naar het oordeel van de rechtbank is dat onvoldoende om te bewijzen dat verdachte vooraf wetenschap had van de overval specifiek op 21 november 2022. [medeverdachte] is immers veroordeeld voor meerdere overvallen. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onderdeel op de uitkijk staan is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat verdachte (als bestuurder of inzittende van de Opel Corsa) ten tijde van de overval op de uitkijk heeft gestaan. Het feit dat het voertuig van verdachte zich tijdens de overval in de omgeving van het benzinestation ophield maakt dat oordeel niet anders. De rechtbank zal verdachte daarom ook van dit onderdeel vrijspreken vanwege het ontbreken van het wettig en overtuigend bewijs. Datzelfde geldt voor het onderdeel van het verhandelen van het bij de overval gebruikte wapen. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat dit onderdeel van de tenlastelegging ziet op een handeling na het voltooien van het gronddelict, hetgeen niet valt onder het bereik van artikel 48 Sr.
Conclusie
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het opzet van verdachte was gericht op het opzettelijk behulpzaam zijn, zodat ook niet vast is komen te staan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er met zijn auto op 21 november 2022 een gewapende overval door [medeverdachte] zou worden gepleegd. Dit betekent dat het tenlastegelegde feit 1 niet is bewezen en dat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, vastgelegd in het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 januari 2023, pagina 890, van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2023084387;
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 23 januari 2023, pagina 751, van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2023084387;
- het geschrift, te weten de kennisgeving van inbeslagname d.d. 6 januari 2023, ongenummerd opgenomen in het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2023084387.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 2
op 6 januari 2023 te Roosendaal munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7 kogelpatronen, merk CBC van het kaliber 9 mm voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 20 maanden voor beide feiten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van zeven kogelpatronen. Deze munitie is aangetroffen in een koffer in de berging bij de woning van verdachte. Het ongecontroleerde bezit van munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. Het bezit daarvan leidt immers maar al te vaak tot het gebruik daarvan, met alle gevolgen van dien. Daarnaast kan het voorhanden hebben van munitie gevoelens van angst en onveiligheid bij de maatschappij in het algemeen veroorzaken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Wel is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank allereerst aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Nu de rechtbank tot alleen een bewezenverklaring komt van feit 2, zal zij aan verdachte een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat voor feit 2 een geldboete van € 350,00 passend en geboden is.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen munitie is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
De zeven kogelpatronen behoren aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
Ten aanzien van de huls is gebleken dat feit 1 door [medeverdachte] is begaan met behulp van dit voorwerp. Verder is ook dit voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 36b, 36d en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en
het feit begaan met betrekking tot munitie van categorie III;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 350,00,-;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
zeven dagen;
Beslag
- verklaart aan het verkeer onttrokken de volgende voorwerpen:
* 1 STK munitie (G2546446);
* 7 STK munitie (G2544468).
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. W. Toekoen en mr. F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 december 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 21 november 2022 te Roosendaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) (hoeveelheid) geld en/of (een) (hoeveelheid) (pakken) sigaretten, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [tankstation] (gelegen aan [straat] [huisnummer] ), in elk geval aan een ander dan aan die [tankstation] en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] (in/tijdens zijn functie als medewerker van voornoemd tankstation), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren door:
- ( al dan niet) voorzien van een geheel of gedeeltelijk over/voor zijn hoofd/gezicht getrokken (bivak)muts, althans (in ieder geval) voorzien van een geheel/gedeeltelijk bedekt hoofd/gezicht – zich naar/in voornoemd tankstation te begeven,
- met een (doorgeladen) (vuur)wapen en/of pistool in/op/tegen een (glazen) koelkast te schieten,
- een (doorgeladen) (vuur)wapen en/of pistool aan die [slachtoffer] te tonen en/of op die [slachtoffer] te richten,
- ( vervolgens) (rechtstreeks) naar de kassa(balie) en/of die [slachtoffer] te lopen/rennen,
- ( daarbij) tegen die [slachtoffer] (meermaals) de woorden "Ik wil geld, maak die kassa open", althans woorden van gelijkende aard of strekking te zeggen en/of te roepen,
- over/op tegen de kassa(balie) te leunen en/of (vervolgens) (een hoeveelheid) geld uit de kassa(lade) te pakken/graaien en/of
- ( vervolgens) tegen die [slachtoffer] de woorden "Geef tasje" en/of "Geef sigaretten, alleen grote pakjes", althans woorden van gelijkende aard of strekking te zeggen en/of te roepen,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 21 november 2022 te Roosendaal opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door vervoer te verschaffen en/of een auto te regelen naar de plaats van de overval en/of ten tijde van de overval op de uitkijk te staan en/of te zorgen dat het gebruikte wapen wordt verkocht / verhandeld;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48
ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 6 januari 2023 te Roosendaal munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7 kogelpatronen, merk CBC van het kaliber 9 mm voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )