4.3Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Vaststaande feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van het dossier vast dat op 21 november 2022 omstreeks 19:50 uur een gewapende overval heeft plaatsgevonden bij [tankstation] aan de [straat] te Roosendaal. Daarbij is [medeverdachte] met een bivakmuts het [tankstation] binnengelopen, waar hij met een doorgeladen vuurwapen heeft geschoten. Vervolgens heeft hij het vuurwapen aan de medewerker van het benzinestation [slachtoffer] getoond en op hem gericht. [medeverdachte] heeft daarna een geldbedrag en meerdere pakjes sigaretten weggenomen. Bij de overval was een Opel Corsa betrokken die zich voorafgaand aan en tijdens de overval in de omgeving heeft opgehouden. [medeverdachte] is voorafgaand aan de overval als bijrijder uit deze auto gestapt. De betreffende Opel Corsa was op dat moment van verdachte.
Medeplichtigheid?
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte opzettelijk behulpzaam is geweest bij het plegen van de overval door vervoer te verschaffen en/of een auto te regelen, op de uitkijk te staan en het gebruikte wapen te verhandelen.
De rechtbank stelt voorop dat voor de bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een misdrijf is vereist dat niet alleen wordt bewezen dat het opzet van verdachte was gericht op zijn handelingen als medeplichtige als bedoeld in artikel 48, aanhef en onder 1 of 2 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), maar ook dat zijn opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict). Bij de bewezenverklaring en kwalificatie van de medeplichtigheid moet worden uitgegaan van de door de dader verrichte handelingen, ook als het opzet van de medeplichtige slechts was gericht op een deel daarvan. Het opzet van de medeplichtige behoeft niet te zijn gericht op de precieze wijze waarop het gronddelict wordt begaan.
Ten aanzien van het onderdeel vervoer verschaffen en/of een auto regelen overweegt de rechtbank als volgt. Reeds is vastgesteld dat de Opel Corsa die bij de overval betrokken was, aan verdachte toebehoorde op het moment dat de overval gepleegd werd. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte in de avond van 21 november 2022 ook de bestuurder of inzittende was van dit voertuig. De tenlastelegging kan echter ook zien op het geval dat verdachte zijn auto ter beschikking heeft gesteld ten behoeve van de overval en dat een ander dan verdachte de bestuurder was. Verdachte dient in beide gevallen wetenschap te hebben gehad van de overval. De rechtbank is, ongeacht door wie het voertuig werd bestuurd, van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om te bewijzen dat verdachte de wetenschap had dat zijn auto bij een overval zou worden gebruikt. Zo heeft [medeverdachte] verklaard dat hij de overval alleen heeft gepleegd, dat de bestuurder van de Opel Corsa hem enkel heeft afgezet en met de overval niets te maken heeft en dat hij zijn bivakmuts pas buiten de auto heeft opgedaan. Uit chatgesprekken van 9 december 2022, aangetroffen op de telefoon van verdachte, is weliswaar gebleken dat verdachte tegen ‘ [naam] ’ heeft gezegd dat hij die auto gaat inwisselen, omdat die Corsa op internet staat voor die overvallen en hij daar niet meer in wil rijden. Vervolgens heeft verdachte er ook alles aan gedaan om de auto te verkopen, maar dat kan naar het oordeel van de rechtbank ook zo worden uitgelegd dat verdachte er pas later is achtergekomen dat zijn auto bij een overval is gebruikt. Dit zegt immers niets over de wetenschap die verdachte al dan niet heeft gehad voorafgaand aan de overval. Verder is er op de telefoon van [medeverdachte] een chatgesprek met verdachte aangetroffen, waarin verdachte op 25 november 2022 aan [medeverdachte] vraagt “Wie wordt slachtoffer vandaag”. Dit chatbericht dateert echter ook van na de overval op de [tankstation] aan de [straat] . Weliswaar kan het bericht impliceren dat er eerder ook al iets is gebeurd, maar naar het oordeel van de rechtbank is dat onvoldoende om te bewijzen dat verdachte vooraf wetenschap had van de overval specifiek op 21 november 2022. [medeverdachte] is immers veroordeeld voor meerdere overvallen. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onderdeel op de uitkijk staan is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het dossier geen aanwijzingen bevat dat verdachte (als bestuurder of inzittende van de Opel Corsa) ten tijde van de overval op de uitkijk heeft gestaan. Het feit dat het voertuig van verdachte zich tijdens de overval in de omgeving van het benzinestation ophield maakt dat oordeel niet anders. De rechtbank zal verdachte daarom ook van dit onderdeel vrijspreken vanwege het ontbreken van het wettig en overtuigend bewijs. Datzelfde geldt voor het onderdeel van het verhandelen van het bij de overval gebruikte wapen. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat dit onderdeel van de tenlastelegging ziet op een handeling na het voltooien van het gronddelict, hetgeen niet valt onder het bereik van artikel 48 Sr.
Conclusie
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het opzet van verdachte was gericht op het opzettelijk behulpzaam zijn, zodat ook niet vast is komen te staan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er met zijn auto op 21 november 2022 een gewapende overval door [medeverdachte] zou worden gepleegd. Dit betekent dat het tenlastegelegde feit 1 niet is bewezen en dat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Feit 2
Aangezien verdachte ten aanzien van dit feit een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) en acht de rechtbank dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte, vastgelegd in het proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 7 januari 2023, pagina 890, van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2023084387;
- het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] d.d. 23 januari 2023, pagina 751, van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2023084387;
- het geschrift, te weten de kennisgeving van inbeslagname d.d. 6 januari 2023, ongenummerd opgenomen in het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2023084387.