ECLI:NL:RBZWB:2024:8216

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
02-056146-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor valsheid in geschrift en oplichting van de Rabobank met een schadebedrag van € 1.850.000,00

Op 3 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die meermalen valsheid in geschrift heeft gepleegd en de Coöperatieve Rabobank U.A. heeft opgelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 2 september 2020 valse facturen heeft opgemaakt en deze heeft gebruikt om de Rabobank te misleiden, wat resulteerde in een schadebedrag van ongeveer € 1.850.000,00. De verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd en er is geen verweer gevoerd door de verdediging op de bewezenverklaring van de feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf van 240 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de enorme schade die is veroorzaakt en de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak. De verdachte heeft ook een gokverslaving, wat een factor is in de beoordeling van de strafmaat. De rechtbank heeft besloten dat de verdachte in aanmerking kan komen voor deelname aan een penitentiair programma, zodat hij zijn baan kan behouden en zijn schulden kan aflossen.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar gemaakt. De rechtbank heeft de wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op de feiten. De verdachte is schuldig bevonden aan valsheid in geschrift en oplichting, en de rechtbank heeft de voorwaarden voor de voorwaardelijke straf en de taakstraf vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-056146-22
vonnis van de meervoudige kamer van 3 december 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum] 1978 te [plaats]
wonende te [adres]
raadsman mr. K. Canatan, advocaat te Amsterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. A. Verhoeven, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1: valse facturen heeft opgemaakt met als doel die als onvervalst te gebruiken
2: de Rabobank heeft opgelicht met valse facturen en valse gegevens, waardoor de Rabobank aan verdachte 1,85 miljoen euro heeft voorgefinancierd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte beide feiten heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft expliciet geen verweer gevoerd op de bewezenverklaring van beide feiten.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte ten aanzien van beide feiten een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangifte van de Rabobank inclusief de bijlagen en de bekennende verklaring van verdachte op de zitting van 19 november 2024.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 2 september 2020 te Waalwijk en/of te Utrecht
meermalen, meerdere geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten meerdere facturen valselijk heeft opgemaakt door in die facturen de naam van een debiteur en/of verleende goederen en/of diensten aan die debiteur en de te betalen kosten door de debiteur op te nemen, terwijl in werkelijkheid er geen goederen en/of diensten verleend zijn aan die debiteur en die debiteur geen kosten diende te betalen, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken;
2
in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 2 september 2020 te Waalwijk en/of te Utrecht,
meermalen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, Coöperatieve Rabobank U.A. heeft bewogen het teniet doen van een inschuld, te weten een geldbedrag van in totaal ongeveer 1,85 miljoen euro, door
- 76 valse facturen elektronisch aan te leveren aan de Coöperatieve Rabobank U.A. op naam van debiteuren die bij de Coöperatieve Rabobank U.A. als debiteuren van verdachte, bekend zijn en
- vragen die aan hem, verdachte, door de Coöperatieve Rabobank U.A. gesteld zijn over de ingediende facturen niet naar waarheid te beantwoorden en
- valse mailberichten van de debiteuren aan te leveren aan de Coöperatieve Rabobank U.A. waarin staat dat de facturen juist zijn en
- valse documenten aan te leveren aan de Coöperatieve Rabobank U.A. waaruit zou blijken dat de facturen waren verzonden en dat goederen waren geleverd en/of aangekomen bij de debiteuren.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 480 uren en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden met een proeftijd van 3 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft met klem verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte op te leggen. Naar de mening van de verdediging kan worden volstaan met een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Feiten waarvoor verdachte wordt veroordeeldDe rechtbank veroordeelt verdachte voor het gedurende een lange periode herhaaldelijk plegen van valsheid in geschrifte en voor het meerdere keren oplichten van de Rabobank. Verdachte heeft gedurende bijna een jaar een fictieve wereld met vele valse facturen gecreëerd en wanneer hem hierover vragen werden gesteld door de Rabobank heeft hij consequent gelogen om deze wereld in stand te houden. Met deze feiten heeft verdachte de Rabobank voor ongeveer € 1.850.000,00 benadeeld. In de eerste plaats heeft verdachte hiermee het vertrouwen dat de Rabobank en de klanten van zijn bedrijf in hem hebben gesteld enorm beschadigd. Dit, terwijl vertrouwen juist zo belangrijk is in de relatie tussen bedrijven en banken. Gelet op het enorme schadebedrag zal verdachte ook niet de volledige schade aan de Rabobank terug kunnen betalen. Daarmee benadeelt hij indirect ook alle andere klanten van de Rabobank omdat de resterende schade in kosten aan hen zal worden doorberekend. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan. Daarnaast heeft hij zijn eigen gezin hiermee ook ernstig benadeeld. Verdachte heeft al die tijd toegegeven aan zijn drang om te gokken. Dit heeft veel verdriet veroorzaakt, zo is de rechtbank ook ter zitting gebleken.
Oriëntatiepunten
Als beginpunt voor het vinden van een passende straf sluit de rechtbank aan bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht. In deze oriëntatiepunten wordt bij een schadebedrag van € 1.000.000,00 of meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tussen 24 maanden en de maximale gevangenisstraf. De maximale gevangenisstraf is in deze zaak acht jaren omdat verdachte mede wordt veroordeeld voor het meermalen plegen van valsheid in geschrift.
Bespreking verweren
De rechtbank zal in de bepaling van de strafmaat en de strafmodaliteit rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van deze zaak. Verdachte werd op 29 oktober 2020 over dit feit gehoord door de politie. Dit betekent dat de redelijke termijn met twee jaar en drie weken is overschreden. Dit is een forse overschrijding waardoor de rechtbank de straf zal matigen.
De verdediging heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte leed aan een gokverslaving. Hierbij is opgemerkt dat een gokverslaving een ziekte is en dat die ziekte de vrije keuze van verdachte heeft beïnvloed. De rechtbank constateert dat verdachte uiteindelijk open heeft verklaard over zijn problemen, maar dit gebeurde pas nadat hij gedurende een lange periode keer op keer strafbare feiten pleegde. Hoewel de rechtbank op basis van het dossier aanneemt dat verdachte de feiten heeft gepleegd om in zijn gokverslaving te kunnen blijven voorzien, neemt dit niet weg dat de keuzes die verdachte heeft gemaakt hem nog altijd aan te rekenen zijn. De rechtbank begrijpt enerzijds dat het ingewikkeld moet zijn om weerstand te bieden aan de zucht van een verslaving. Aan de andere kant biedt de gokverslaving geen rechtvaardiging voor de enorme schade die verdachte met name de Rabobank heeft toegebracht. Verdachte had hulp kunnen en moeten zoeken voor zijn gokverslaving vóórdat hij strafbare feiten ging plegen.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van de reclassering, het uitgebreide strafmaatverweer en het betoog van de curator ter zitting. Hieruit volgt dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf door deze partijen niet wenselijk wordt gevonden. Niet alleen zal een dergelijke straf verdachte en zijn gezin persoonlijk raken, de straf zal er ook voor zorgen dat er geen mogelijkheid voor verdachte bestaat om gedurende de periode van de gevangenisstraf inkomsten te genereren. Hierdoor worden indirect ook de schuldeisers van verdachte benadeeld. Naast de Rabobank zijn dit ook de schuldeisers die benadeeld zijn door het faillissement van het bedrijf van verdachte. De officier van justitie heeft in haar vordering rekening gehouden met de effecten van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op de mogelijkheden om de schade te vergoeden.
Tussenconclusie
Ondanks alle voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak niet kan worden volstaan met een taakstraf en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Deze straf zou onvoldoende recht doen aan de ernst van de feiten zeker gelet op het enorme schadebedrag. Zelfs de forse overschrijding van de redelijke termijn rechtvaardigt niet dat de straf zover wordt gematigd ten opzichte van het beginpunt.
De rechtbank ziet meerwaarde in de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden om het recidivegevaar beperkt te houden. Hierbij merkt de rechtbank expliciet op dat het verbod op kansspelen ziet op alle kansspelen en dus ook op het oudejaarslot en kaartspelen. Juist omdat er sprake is van een ziekte die nooit helemaal verdwijnt, zal de rechtbank geen enkele uitzondering maken op categorieën van het kansspelverbod. Verder ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van de standaardproeftijd van twee jaren.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een forse taakstraf en een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf passend en geboden zijn.
Kleinschalige Voorziening Middelburg
De rechtbank is ambtshalve bekend met het project genaamd “Kleinschalige Voorziening Middelburg”. Dit is een project dat loopt in de penitentiaire inrichting te Middelburg. Het houdt in dat gedetineerden die een vaste baan hebben en korter dan 12 maanden gevangenisstraf opgelegd hebben gekregen, de mogelijkheid krijgen hun baan te behouden. Zij mogen op vaste tijden de inrichting verlaten om naar hun werk te gaan. Als verdachte hiervoor in aanmerking komt, zou dit ervoor kunnen zorgen dat hij enerzijds zijn straf uitzit en anderzijds zijn baan behoudt en daardoor zijn afspraken over het aflossen van de schulden kan nakomen. De rechtbank is van oordeel dat hiermee recht wordt gedaan aan de belangen van de maatschappij bij afstraffing van het feit, maar ook aan de persoonlijke belangen van verdachte en zijn schuldeisers en gezin. Bij het bepalen van de duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf houdt zij er dan ook rekening mee dat deze duur geen belemmering voor toelating tot het project vormt.
Ter zitting is door de rechtbank vastgesteld dat de werkplek van verdachte zich op afgerond 102 kilometer van de inrichting in Middelburg bevindt. Het is de rechtbank ambtshalve bekend is dat bij deelname aan het project de werkplek binnen een straal van 100 kilometer van de inrichting moet liggen. Desondanks verzoekt zij degene die de toelating tot het project beoordeelt soepel om te gaan met deze relatief geringe overschrijding van de maximale afstand tot de inrichting.
Conclusie
Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Aan de voorwaardelijke straf worden de voorwaarden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering. Deze voorwaarden zijn hierna in de beslissing opgenomen. Hiernaast legt de rechtbank een taakstraf van 240 uren op.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 225, 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
Feit 2:oplichting, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Ringbaan West 275, 5037 PD Tilburg. Betrokkene blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich als de reclassering dit nodig acht laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start afhankelijk van de intake en wachtlijst. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
* dat verdachte niet deelneemt aan kansspelen en heeft ten aanzien van dit onderwerp een open houding jegens zijn toezichthouder;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. van Kralingen, voorzitter, mr. P.A.M. Wijffels en
mr. J.C. Gillesse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 3 december 2024.
Mr. Wijffels en mr. Gillesse zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

9.Bijlage I

De tenlastelegging
1
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en
met 2 september 2020 te Waalwijk en/of te Utrecht, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
meerdere, althans een geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen, te weten meerdere, althans een factu(u)r(en) valselijk heeft
opgemaakt en/of heeft vervalst door in die factu(u)r(en) de naam van een debiteur
en/of verleende goed(eren) en/of dienst(en) aan die debiteur en/of de te betalen
kosten door de debiteur op te nemen, terwijl in werkelijkheid er geen goed(eren)
en/of dienst(en) verleend zijn aan die debiteur en/of die debiteur geen kosten
diende te betalen,
met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te
doen gebruiken;
( art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2019 tot en
met 2 september 2020 te Waalwijk en/of te Utrecht, althans in Nederland,
meermalen althans eenmaal
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
Coöperatieve Rabobank U.A. heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het
verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van
een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten
(telkens) een geldbedrag (in totaal ongeveer 1,85 miljoen euro), door
- 76, althans een hoeveelheid valse facturen electronisch aan te leveren aan de
Coöperatieve Rabobank U.A. op naam van debiteuren van hem, verdachte, die bij
de Coöperatieve Rabobank U.A. als debiteuren van hem, verdachte, bekend zijn
en/of
- vragen die aan hem, verdachte, door de Coöperatieve Rabobank U.A. gesteld zijn
over de ingediende factu(u)r(en), niet naar waarheid te beantwoorden en/of
- valse mailberichten van de debiteuren aan te leveren aan de Coöperatieve
Rabobank U.A. waarin staat dat de factu(u)r(en) juist zijn en/of
- valse documenten aan te leveren aan de Coöperatieve Rabobank U.A. waaruit zou
blijken dat de factu(u)r(en) waren verzonden en/of dat goederen waren geleverd
en/of aangekomen bij de debiteur(en);
( art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht )