ECLI:NL:RBZWB:2024:8205

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
02-094737-24; 02-296747-23 (gev. ttz) en 02-033961-22 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medepleging brandstichting met levensgevaar en openlijke geweldpleging

Op 2 december 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2008, die beschuldigd werd van medepleging van brandstichting en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 januari 2024 in Tilburg samen met een ander brand heeft gesticht aan een Audi Q2, wat leidde tot gemeen gevaar voor andere voertuigen en de nabijgelegen woning. De verdachte heeft ook op 29 oktober 2023 in een supermarkt in Tilburg openlijk geweld gepleegd tegen een andere persoon, [benadeelde 1], door deze te slaan. Tijdens de zitting op 18 november 2024 heeft de officier van justitie de verdachte beschuldigd van deze feiten en vorderingen gedaan voor jeugddetentie en een werkstraf. De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van de openlijke geweldpleging, maar de brandstichting en de mishandeling zijn bewezen verklaard. De rechtbank heeft een jeugddetentie van 90 dagen opgelegd, waarvan 71 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uur, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de jeugdreclassering. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [benadeelde 5] en [benadeelde 2], voor materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partij [benadeelde 1] afgewezen, omdat de schade niet in voldoende verband stond met het bewezenverklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie-en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-094737-24; 02-296747-23 (gev. ttz) en 02-033961-22 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 2 december 2024
in de strafzaak tegen de minderjarige
[verdachte]
geboren op [datum] 2008 te [plaats]
wonende aan [adres 1]
raadsvrouw mr. N. Assouiki, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 18 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I.J.M. van der Hamsvoord, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met parketnummer 02-033961-22 en zijn overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaken onder de parketnummers 02-094737-24 en 02-296747-23 gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
parketnummer 02-094737-24:
samen met een ander brand heeft gesticht aan een auto, waarbij gevaar voor andere auto’s, een aangrenzende woning en daarin aanwezige mensen is ontstaan;
parketnummer 02-296747-23:
openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde 1] dan wel deze [benadeelde 1] al dan niet samen met een ander heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander de onder parketnummer 02-094737-24 ten laste gelegde brandstichting heeft gepleegd. Ook acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder parketnummer 02-296747-23 subsidiair ten laste gelegde mishandeling heeft gepleegd. Nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte de geweldpleging jegens [benadeelde 1] samen met een ander heeft gepleegd vraagt de officier van justitie vrijspraak van de onder parketnummer 02-296747-23 primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging en het onder subsidiair ten laste gelegde medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie. Zij refereert zich ten aanzien van de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
parketnummer 02-094737-24
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt bedoeld – tenzij anders vermeld – een pagina van het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, district Hart van Brabant, registratienummer PL2000-2024021552 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met 191.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 18 november 2024;
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] van 27 januari 2024, pagina’s 96 tot en met 99;
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 3] van 30 januari 2024, pagina’s 100 tot en met 102;
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 4] van 30 januari 2024, pagina’s 105 tot en met 109;
  • het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] van 7 mei 2024, opgenomen als los processtuk.
parketnummer 02-296747-23 primair:
Op basis van het procesdossier stelt de rechtbank vast dat verdachte op 29 oktober 2023 in de [supermarkt] te Tilburg door [benadeelde 1] werd aangesproken over de e-step van verdachte. Verdachte is vervolgens richting [benadeelde 1] gelopen. Op het moment dat verdachte [benadeelde 1] wilde passeren, heeft [benadeelde 1] hem een duw gegeven. Verdachte kwam naar aanleiding van de duw tegen een schap aan. In reactie op de duw heeft verdachte [benadeelde 1] één keer op zijn hoofd geslagen. [medeverdachte] is vervolgens naar [benadeelde 1] toegerend en heeft geweld tegen [benadeelde 1] gebruikt. Verdachte is niet bij dit geweld betrokken geweest, maar heeft zich teruggetrokken en is er op zijn e-step vandoor gegaan.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het door [medeverdachte] gepleegde geweld tegen [benadeelde 1] . De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging.
parketnummer 02-296747-23 subsidiair:
Aangezien verdachte wat het subsidiaire feit betreft een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, Sv.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt bedoeld – tenzij anders vermeld – een pagina van het eindproces-verbaal van de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant, registratienummer PL2000-2023286417 opgemaakt in wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met 141.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 18 november 2024;
  • het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 1] van 29 oktober 2023, pagina’s 9 en 10.
De rechtbank zal verdachte, onder verwijzing naar de overweging ten aanzien van het primaire feit, partieel vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen van de geweldshandelingen die [medeverdachte] richting [benadeelde 1] heeft gepleegd. De rechtbank acht alleen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde 1] heeft mishandeld door hem op zijn hoofd te slaan.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
parketnummer 02-094737-24:
op 26 januari 2024 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk
brand heeft gesticht aan een personenauto, te weten een Audi Q2, met [kenteken 1]
, welke geparkeerd stond voor een woning, gelegen aan [adres 2]
,
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk brand gesticht, ten gevolge waarvan goederen, zijnde een personenauto, Audi Q2, met [kenteken 1] , een personenauto BMW 218i, met [kenteken 2] en een personenauto Citroën C4-Cactus, met [kenteken 3] , geheel of gedeeltelijk zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor deze personenauto’s en de woning gelegen aan [adres 2] en aangrenzende woningen, en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezige personen in de woning aan [adres 2] ,
te duchten was;
parketnummer 02-296747-23 subsidiair:
op 29 oktober 2023 te Tilburg [benadeelde 1] heeft mishandeld door
hem(met kracht) op het hoofd te slaan;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring, middels cursief, verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie van 90 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 71 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met de bijzondere voorwaarden waartoe de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) heeft geadviseerd na aanscherping hiervan op advies van de jeugdreclassering. De officier van justitie vordert te bepalen dat deze voorwaarden en het toezicht hierop door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een werkstraf van 120 uren te vervangen door 60 dagen jeugddetentie indien verdachte deze werkstraf niet of niet naar behoren mocht verrichten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging kan zich vinden in de strafeis van de officier van justitie. Het is van belang dat verdachte een duidelijk kader krijgt. De verdediging verzoekt om bij de strafbepaling rekening te houden met de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, de persoonlijke problematiek van verdachte en de behandeling die hij hiervoor nodig heeft. Ook verzoekt de verdediging om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft op 26 januari 2024 midden in de nacht brand gesticht aan de personenauto van de partner van de heer [benadeelde 5] . Hij heeft samen met de medeverdachte wasbenzine onder de auto gegooid. Daarna heeft de medeverdachte een aansteker en deodorant gebruikt om de wasbenzine aan te steken. Tijdens de brand zijn de vlammen overgeslagen naar de auto van [benadeelde 3] en de voortuin van de woning van [benadeelde 4] . Tijdens de brand lag [benadeelde 4] met zijn gezin in de woning te slapen. De auto’s, waaronder ook die van [benadeelde 4] , en de woning zijn (deels) beschadigd geraakt en er was sprake van veel rookontwikkeling in de woning. Het is van geluk te spreken dat het gezin op tijd wakker is geworden en de woning heeft kunnen ontvluchten. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij er vanuit ging dat de brandweer wel op tijd aanwezig zou zijn. Volgens de brandweer hadden de gezinsleden echter als gevolg van de rookontwikkeling kunnen overlijden, wanneer zij niet op tijd wakker waren geworden. Dit betekent dat door het handelen van verdachte niet alleen gevaar voor goederen, maar ook levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was. De aangevers en omwonenden zijn erg geschrokken van het feit dat in hun nabije omgeving brand werd gesticht. De rechtbank rekent verdachte dit alles zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte een man van middelbare leeftijd op zijn hoofd geslagen. Hieraan ging een discussie over het gebruik van een e-step in een supermarkt vooraf. In plaats van dat verdachte het bij deze discussie heeft gelaten en afstand van het slachtoffer heeft genomen, is hij richting het slachtoffer gelopen. Het slachtoffer heeft hem toen weggeduwd, waarop verdachte hem op zijn hoofd heeft geslagen. Ook dit feit rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van verdachte
Naast de ernst van de feiten houdt de rechtbank bij de bepaling van de straf rekening met het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor meerdere brandstichtingen en het plegen van geweld. Hij heeft de onderhavige feiten gepleegd terwijl hij in de proeftijd van deze veroordeling liep. Verdachte heeft zich bovendien onvoldoende aangetrokken van de voorwaarden die hem daarbij waren opgelegd, ook in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis (ter zake
02-296747-23). De indruk is dat verdachte in een korte tijd relatief makkelijk is overgegaan tot het plegen van deze feiten, zonder zich hiervan ook maar enigszins rekenschap te geven. Dit baart de rechtbank zorgen.
De rechtbank stelt verder vast dat verdachte op 22 november 2023 is veroordeeld voor bedreiging en vuurwapenbezit. Gelet op deze veroordeling zal de rechtbank bij de strafbepaling toepassing geven aan het bepaalde in artikel 63 Sr.
De rechtbank weegt ten voordele van verdachte mee dat hij een positieve proceshouding heeft aangenomen en ter zitting heeft geprobeerd zo goed mogelijk antwoord te geven op vragen die hem zijn gesteld. Hij is open geweest over zijn rol bij de bewezenverklaarde feiten en heeft laten zien te willen veranderen met hulp en begeleiding.
De rechtbank houdt verder rekening met de rapporten van de Raad van 18 juni 2024 en 7 november 2024 en de toelichting hierop op de zitting. Hieruit komt naar voren dat verdachte een kwetsbare jongen is met kindeigen problematiek. Bij hem is sprake van ODD en ADHD. Hierdoor heeft hij een geringe impulscontrole en kan hij de gevolgen van zijn handelen niet goed overzien en inschatten. Verdachte heeft de afgelopen jaren regelmatig verzuimd om naar school gegaan. Daarom heeft de jeugdreclassering ervoor gezorgd dat hij naar de [dagbesteding] kon gaan. Inmiddels werkt verdachte vijf dagen in de week. Deze structuur van werken en het bezig zijn helpt hem om de kans op herhaling van het plegen van feiten te verkleinen. Verder heeft verdachte in het verleden regelmatig wiet gebruikt en ook schulden gemaakt om dit te bekostigen. Inmiddels gebruikt verdachte al enige maanden geen drugs meer, hetgeen door urinecontroles door de jeugdreclassering wordt gecontroleerd. De Raad vindt het belangrijk dat verdachte van de drugs afblijft en dat dit ook in de komende tijd wordt gecontroleerd. Verder vindt de Raad het belangrijk dat voor verdachte behandeling vanuit Fivoor en traumatherapie wordt ingezet om tot een langdurige gewenste verandering van zijn gedrag te komen. Door het strakke kader dat verdachte in de afgelopen periode door de schorsingsvoorwaarden heeft gehad, heeft hij al een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Hij luistert inmiddels weer goed naar zijn moeder en overlegt met haar over wat hij wil gaan doen. Het is ook helpend dat verdachte een fijne thuissituatie heeft bij zijn moeder en zijn (stief)vader. De Raad vindt het ook voor de toekomst nodig dat verdachte een strak kader en toezicht van de jeugdreclassering behoudt om tot positief gedrag en een gezonde ontwikkeling te komen. De Raad adviseert dan ook om aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
  • meewerkt aan een meldplicht bij de jeugdreclassering;
  • meewerkt aan de door de jeugdreclassering ingezette [dagbesteding] (maximaal vijf dagen per week) voor de dagen dat verdachte geen betaalde baan heeft en aanvullende hulpverlening;
  • geen drugs gebruikt en ter naleving van dit verbod meewerkt aan urinecontroles;
  • meewerkt aan behandeling gericht op het verwerken van trauma’s (middels EMDR therapie of andere traumatherapie), indien de jeugdreclassering dit nodig acht;
  • meewerkt aan algemene behandeling van ADHD-kenmerken gericht op impulscontrole en agressieregulatie (Fivoor) en eventueel medicatiegebruik hiervoor.
In dit advies heeft de Raad de door de jeugdreclassering gewenste aanscherping van de bijzondere voorwaarden meegenomen. De Raad adviseert daarnaast te bepalen dat deze voorwaarden en het toezicht hierop door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verder houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met hetgeen namens de jeugdreclassering op de zitting naar voren is gebracht. De jeugdreclassering heeft aangegeven dat uit psychologisch onderzoek in oktober 2023 bij verdachte een normaal verstandelijk vermogen, ODD en signalen van ADHD zijn geconstateerd. Gelet hierop is het belangrijk dat de bijzondere voorwaarden duidelijk worden geformuleerd, zodat verdachte geen ruimte voelt om hiervan af te (kunnen) wijken. Aanscherping van de door de Raad in zijn rapport van 7 november 2024 geformuleerde bijzondere voorwaarden vindt de jeugdreclassering dan ook gewenst, in die zin dat het verdachte verboden wordt om drugs te gebruiken en dat hij ter naleving van dit verbod meewerkt aan urinecontroles, dat verdachte indien hij geen vijf dagen werkt [dagbesteding] moet volgen en dat verdachte moet meewerken aan behandeling gericht op het verwerken van trauma’s, indien de jeugdreclassering dit nodig acht.
De straf
Alles afwegende, is rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de feiten en aan de persoon van verdachte.
Een (deels) onvoorwaardelijke jeugddetentie is passend en geboden gelet op de ernst van de feiten en het strafblad van verdachte. Nu door de Raad en de jeugdreclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk worden geacht en de rechtbank het niet in het belang van verdachte acht alsnog een periode in detentie te verblijven, zal de rechtbank conform de eis van de officier van justitie een jeugddetentie opleggen voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft gezeten, te weten 19 dagen, waarvan 71 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Daarbij zullen, naast de algemene voorwaarde dat verdachte zich in de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, de bijzondere voorwaarden opgelegd worden, zoals deze zijn gevorderd door de officier van justitie. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank acht het daarnaast van belang dat verdachte de gevolgen van het plegen van dergelijke feiten ook nog merkt door nu een werkstaf te moeten uitvoeren. Conform de eis van de officier van justitie zal de rechtbank daarnaast aan verdachte opleggen een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uur te vervangen door 60 dagen jeugddetentie indien verdachte deze straf niet of niet goed verricht.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar hebben veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten het medeplegen van een brandstichting, waarbij er gevaar voor personen was en een mishandeling. Gelet op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de rapportages omtrent zijn persoon is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uitgeoefende toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De benadeelde partij

parketnummer 02-094737-24:
Benadeelde partijen [benadeelde 5] en [benadeelde 2]
De benadeelde partij [benadeelde 5] vordert schadevergoeding van € 6.716,-, bestaande uit € 3.216,- aan materiële schade en € 3.500,- aan immateriële schade voor dit feit.
De benadeelde partij [benadeelde 2] vordert schadevergoeding van € 3.020,-, bestaande uit € 520,-aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade voor dit feit.
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [benadeelde 5] en [benadeelde 2] en dat hij verplicht is hun schade te vergoeden.
Materiële schade [benadeelde 5]
De rechtbank acht de door [benadeelde 5] opgevoerde en niet weersproken post ‘factuur psycholoog’ van € 250,- geheel toewijsbaar. De door [benadeelde 5] opgevoerde post ‘voldoening eigen risico zorgverzekering’ van € 385,- acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 106,-. [benadeelde 5] was immers het overige deel van het eigen risico al kwijt voor zorg die is verleend vóór het bewezenverklaarde feit.
Deze schade staat in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. [benadeelde 5] zal voor het overige deel van de door hem gevorderde schade ten aanzien van de post ‘voldoening eigen risico zorgverzekering’ niet ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De post ‘schade van auto [benadeelde 5] ’ door het lek steken van de banden en de beschadiging van de koker van deze auto van € 2.581,- acht de rechtbank niet toewijsbaar. Deze schade is immers niet veroorzaakt door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom afwijzen.
Gelet op voorgaande komt een schadebedrag van in totaal € 356,- aan materiële schade voor vergoeding in aanmerking.
Materiële schade [benadeelde 2]
De rechtbank acht de door [benadeelde 2] opgevoerde en niet weersproken materiële schade voldoende onderbouwd. Deze schade staat in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Deze materiele schade van in totaal
€ 520,- komt daarom voor vergoeding in aanmerking.
Immateriële schade [benadeelde 5] en [benadeelde 2]
[benadeelde 5] vordert een bedrag van € 3.500,- en [benadeelde 2] een bedrag van € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding. Zij hebben aangevoerd dat ze nadelige (psychische) gevolgen hebben ondervonden en nog dagelijks ondervinden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat aan [benadeelde 5] en [benadeelde 2] op grond van artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek een vergoeding wegens geleden immateriële schade toekomt. [benadeelde 5] en [benadeelde 2] hebben voldoende onderbouwd wat de gevolgen van het handelen van verdachte voor hen zijn. Gelet op bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank voor ieder een bedrag van € 1.500,- billijk. De rechtbank ziet geen aanleiding onderscheid te maken in de toe te kennen bedragen voor [benadeelde 5] en [benadeelde 2] , zoals door hen gevorderd. Uit de overgelegde stukken blijkt immers dat [benadeelde 5] reeds in oktober 2023 (dus vóór de ten laste gelegde feiten) is gestart met behandeling bij een psychotherapeut voor vroegkinderlijk (brand)trauma, zodat het meerdere, ten opzichte van [benadeelde 2] , in onvoldoende causaal verband staat met het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Het toe te wijzen bedrag van € 1.500,- staat wel in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. [benadeelde 5] en [benadeelde 2] zullen voor het overige deel van de door hen gevorderde immateriële schade niet ontvankelijk worden verklaard. Deze delen van de vorderingen kunnen desgewenst bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel, wettelijke rente en hoofdelijkheid
De rechtbank zal bij de hierboven toegekende vorderingen de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Daarnaast zal over de toegekende bedragen de wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de dag waarop de brandstichting is gepleegd en daarmee de uiteindelijke schade is ontstaan, te weten 26 januari 2024.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vorderingen en de schadevergoedingsmaatregelen hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald en andersom.
Proceskosten [benadeelde 5] en [benadeelde 2]
[benadeelde 5] en [benadeelde 2] hebben voorts verzocht om vergoeding van proceskosten, betaald door hun rechtsbijstandsverzekeraar Klaverblad, van in totaal € 4.991,25.
De rechtbank stelt voorop dat [benadeelde 5] en [benadeelde 2] gerechtigd zijn deze vordering namens Klaverblad in deze procedure te brengen, nu genoegzaam uit de toelichting van de advocaat van benadeelden kan worden begrepen dat Klaverblad hen hiervoor heeft gemachtigd.
Voor vergoeding van de reële proceskosten is slechts ruimte als aannemelijk is dat in deze zaak sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen in deze procedure. Daarvan is in dit geval geen sprake. [benadeelde 5] en [benadeelde 2] kunnen dan ook geen aanspraak maken op vergoeding van de reële kosten die Klaverblad voor deze procedure heeft moeten maken. Zij kunnen in principe aanspraak maken op een vergoeding aan de hand van het liquidatietarief, te weten voor een vordering onder € 10.000,- voor 1 zitting en 1 conclusie (in totaal 2 punten) 2 x € 521,- = € 1.042,-. De rechtbank gaat er daarbij vanuit dat Klaverblad haar btw kan aftrekken, zodat dit bedrag exclusief btw zal worden toegewezen. [benadeelde 5] en [benadeelde 2] zullen voor het overige deel van de door hen gevorderde proceskosten niet ontvankelijk worden verklaard.
Benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert schadevergoeding van € 350,-, bestaande uit materiële schade voor dit feit.
De rechtbank heeft hiervoor bewezen verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [benadeelde 3] en dat hij verplicht is zijn schade te vergoeden.
De rechtbank acht de door [benadeelde 3] opgevoerde en niet weersproken materiële schade voldoende onderbouwd. Deze schade staat in voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde. Deze schade van in totaal € 350,- komt daarom voor vergoeding in aanmerking.
Schadevergoedingsmaatregel, wettelijke rente en hoofdelijkheid
De rechtbank zal bij de hierboven toegekende vordering de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen. Daarnaast zal over het toegekende bedrag de wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de dag waarop de brandstichting is gepleegd en daarmee de uiteindelijke schade is ontstaan, te weten 26 januari 2024.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door zijn mededader is betaald en andersom.
parketnummer 02-296747-23:
Benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert een schadevergoeding van € 10.546,-, waarvan
€ 4.546 aan materiële schade en € 6.000,- aan immateriële schade voor dit feit.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het subsidiaire feit heeft gepleegd, te weten dat hij [benadeelde 1] één keer op zijn hoofd heeft geslagen. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is als gevolg daarvan geleden schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De rechtbank is van oordeel dat aan [benadeelde 1] op grond van artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek geen vergoeding wegens geleden immateriële schade toekomt. Deze schade staat niet in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, namelijk het één keer slaan nadat [benadeelde 1] hem een duw heeft gegeven, zodat geen sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht het verder niet aannemelijk dat de door [benadeelde 1] opgevoerde materiële schade is veroorzaakt door het handelen van verdachte, te weten het één keer slaan op het hoofd van [benadeelde 1] , nadat [benadeelde 1] hem een duw heeft gegeven. Zoals in rechtsoverweging 4.3 is overwogen zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de primair ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging en van het subsidiair ten laste gelegde medeplegen en daarmee ook van de geweldshandelingen die [medeverdachte] richting [benadeelde 1] heeft gepleegd.
De vordering van [benadeelde 1] ligt mitsdien voor afwijzing gereed.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat het voorwaardelijk deel van de taakstraf, inhoudende een werkstraf, voor de duur van 140 uren, waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 27 september 2022 ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder parketnummer 02-296747-23 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02-094737-24:medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar/gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten is;
parketnummer 02-296747-23 subsidiair:mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 71 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte:
* zich gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering tot het einde van de proeftijd;
* zich houdt aan het hebben en behouden van dagbesteding in de vorm van werk, stage of opleiding, tevens inhoudende dat verdachte meewerkt aan de door de jeugdreclassering ingezette [dagbesteding] (maximaal vijf dagen per week) voor de dagen dat verdachte geen betaalde baan heeft en aanvullende hulpverlening;
* geen drugs gebruikt en ter naleving van dit verbod meewerkt aan urinecontroles;
* meewerkt aan behandeling gericht op het verwerken van trauma’s (middels EMDR therapie of andere traumatherapie), indien de jeugdreclassering dit nodig acht;
* meewerkt aan algemene behandeling van ADHD-kenmerken gericht op impulscontrole en agressieregulatie (Fivoor) en eventueel medicatie gebruik hiervoor;
van rechtswegegelden hierbij nog de volgende
voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, zijn medewerking verleent aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- geeft opdracht aan de jeugdreclassering van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen toezicht door de jeugdreclassering, dadelijk uitvoerbaar zijn;
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten
een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht,
vervangende jeugddetentiezal worden toegepast van
60 dagen;
Benadeelde partij [benadeelde 5]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 1.856,-, waarvan € 356,- aan materiële schade en € 1.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 26 januari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- wijst de post ‘schade van auto [benadeelde 5] ’ van € 2.581,- af;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 5](parketnummer 02-094737-24),
€ 1.856,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 26 januari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
0 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 2.020,-,waarvan € 520,- aan materiële schade en € 1.500 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 26 januari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 2](parketnummer 02-094737-24),
€ 2.020,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 26 januari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
0 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Proceskosten [benadeelde 5] en [benadeelde 2]
- veroordeelt verdachte in de kosten (rechtsbijstand) van de benadeelde partijen tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op € 1.042,- exclusief btw;
- verklaart [benadeelde 5] en [benadeelde 2] in het overige gedeelte van de gevorderde kosten (rechtsbijstand) niet-ontvankelijk;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van
€ 350,-aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 26 januari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[benadeelde 3](parketnummer 02-094737-24)
€ 350,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 26 januari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
0 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [benadeelde 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat het voorwaardelijk deel van de straf die bij vonnis d.d. 27 september 2022 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 02-033961-22
ten uitvoer zal worden gelegd, te weten een taakstraf, inhoudende een werkstraf, voor de duur 80 uren subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie;
Voorlopige hechtenis
parketnummer 02-094737-24:
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
parketnummer 02-296747-23
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.J. van Gessel, voorzitter, mr. R. de Jong en
mr. L.W.M. Hendriks, allen kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. W.T.C. Venekamp, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 december 2024.
Mr. L.W.M. Hendriks is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
parketnummer 02-094737-24:
hij op of omstreeks 26 januari 2024 te Tilburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een personenauto, te weten een Audi Q2, met [kenteken 1] , welke geparkeerd stond voor een woning, gelegen aan [adres 2] ,
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk brand gesticht, in elk geval
opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een personenauto, ten gevolge waarvan een of meer goederen, zijnde een personenauto, Audi Q2 met [kenteken 1] , een personenauto BMW 218i, met [kenteken 2] en/of een personenauto Citroën C4-Cactus, met [kenteken 3] , geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor deze personenauto’s en/of de woning gelegen aan [adres 2] en/of aangrenzende woningen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de aanwezige personen in de woning aan [adres 2] , in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van
Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
parketnummer 02-296747-23:
hij op of omstreeks 29 oktober 2023 te Tilburg. openlijk, te weten, in de [supermarkt] aan [adres 3] , in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [benadeelde 1] door deze eenmaal dan wel meermaals te slaan en/of te stompen tegen het hoofd.
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 oktober 2023 te Tilburg
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
[benadeelde 1] heeft mishandeld door (met kracht) meermalen tegen/in/op
het gezicht/hoofd, althans het lichaam, te slaan en/of te stompen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )