Uitspraak
1.[huurder 1] ,
2.
[huurder 2],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze huurzaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, vordert de Stichting Stadlander betaling van een huurachterstand van € 1.463,72 van de huurders. De huurders hebben een huurachterstand opgebouwd sinds de huur van een woning op 19 december 2017. Ondanks aanmaningen hebben zij de huur voor de maanden mei en juni 2024 niet voldaan. De huurders betwisten de hoogte van de huurachterstand, stellende dat Stadlander drie betalingen niet in haar administratie heeft verwerkt. De kantonrechter heeft de procedure gevolgd, inclusief een tussenvonnis en een mondelinge behandeling, en heeft vastgesteld dat Stadlander de huurachterstand correct heeft berekend. De kantonrechter heeft ook ambtshalve de algemene voorwaarden van Stadlander getoetst aan het consumentenrecht, waarbij artikel 15 van de algemene voorwaarden, dat een boetebeding bevatte, als onredelijk bezwarend werd aangemerkt en vernietigd. De gevorderde wettelijke rente werd afgewezen omdat terugvallen op de wettelijke regeling niet mogelijk was door de vernietiging van het boetebeding. De huurders zijn in het ongelijk gesteld en zijn veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten, die in totaal € 1.019,39 bedragen. Het vonnis is uitgesproken op 27 november 2024.