Uitspraak
1.De procedure
- het mondelinge antwoord en de schriftelijke toelichting daarbij;
- de conclusie van repliek met productie;
- de conclusie van dupliek.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser, H.O.D.N. [bedrijf van eiser], een vordering ingesteld tegen gedaagde, [gedaagde] B.V., met betrekking tot de betaling van reisuren voor arbeidskrachten die door eiser ter beschikking zijn gesteld. De procedure begon met een dagvaarding op 5 april 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling en schriftelijke toelichtingen. Eiser heeft op 31 mei en 1 juni 2023 twee arbeidskrachten aan gedaagde geleverd en een factuur van € 1.225,13 gestuurd, waarvan slechts € 816,75 is betaald. De uiterlijke betalingstermijn van de factuur is verstreken op 30 juli 2023.
Eiser vordert een bedrag van € 408,38, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, rente en proceskosten. De kern van het geschil is of gedaagde verplicht is om ook de reistijd van de arbeidskrachten te vergoeden. De kantonrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat er een overeenkomst is gesloten over de vergoeding van deze reistijd. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er overeenstemming is bereikt over de vergoeding van de reistijd, ondanks dat hij stelt dat dit gebruikelijk is in de branche. Gedaagde betwist deze stelling en er is geen schriftelijke bevestiging van de gemaakte afspraken overgelegd.
De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten, die zijn begroot op € 70,00. Dit bedrag moet binnen veertien dagen na aanschrijving worden betaald, vermeerderd met de kosten van betekening indien eiser niet tijdig aan de veroordeling voldoet. Het vonnis is uitgesproken op 25 september 2024 door mr. Van der Lende-Mulder Smit.