ECLI:NL:RBZWB:2024:8189

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
11064353 CV EXPL 24-1361
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van der Lende-Mulder Smit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van reisuren door arbeidskrachten

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser, H.O.D.N. [bedrijf van eiser], een vordering ingesteld tegen gedaagde, [gedaagde] B.V., met betrekking tot de betaling van reisuren voor arbeidskrachten die door eiser ter beschikking zijn gesteld. De procedure begon met een dagvaarding op 5 april 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling en schriftelijke toelichtingen. Eiser heeft op 31 mei en 1 juni 2023 twee arbeidskrachten aan gedaagde geleverd en een factuur van € 1.225,13 gestuurd, waarvan slechts € 816,75 is betaald. De uiterlijke betalingstermijn van de factuur is verstreken op 30 juli 2023.

Eiser vordert een bedrag van € 408,38, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, rente en proceskosten. De kern van het geschil is of gedaagde verplicht is om ook de reistijd van de arbeidskrachten te vergoeden. De kantonrechter oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat er een overeenkomst is gesloten over de vergoeding van deze reistijd. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er overeenstemming is bereikt over de vergoeding van de reistijd, ondanks dat hij stelt dat dit gebruikelijk is in de branche. Gedaagde betwist deze stelling en er is geen schriftelijke bevestiging van de gemaakte afspraken overgelegd.

De kantonrechter wijst de vorderingen van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten, die zijn begroot op € 70,00. Dit bedrag moet binnen veertien dagen na aanschrijving worden betaald, vermeerderd met de kosten van betekening indien eiser niet tijdig aan de veroordeling voldoet. Het vonnis is uitgesproken op 25 september 2024 door mr. Van der Lende-Mulder Smit.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11064353 \ CV EXPL 24-1361
Vonnis van 25 september 2024
in de zaak van
[eiser] , H.O.D.N. [bedrijf van eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: Juristu Incasso Juristen B.V.,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 april 2024 met producties;
- het mondelinge antwoord en de schriftelijke toelichting daarbij;
- de conclusie van repliek met productie;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 31 mei en 1 juni 2023 twee arbeidskrachten ter beschikking gesteld aan [gedaagde] . Hiervoor heeft [eiser] op 30 juni 2023 een factuur van € 1.225,13 inclusief btw aan [gedaagde] verstuurd. [gedaagde] heeft € 816,75 betaald. De uiterlijke betalingstermijn van de factuur is verstreken op 30 juli 2023.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 408,38, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten, rente en proceskosten.
3.2.
In deze zaak staat centraal of [gedaagde] op grond van de overeenkomst tussen partijen ook een vergoeding verschuldigd is voor de reistijd van de ter beschikking gestelde arbeidskrachten.
3.3.
Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de aanvaarding daarvan. In dit geval kan niet worden vastgesteld dat [eiser] en [gedaagde] overeenstemming hebben bereikt over de vergoeding van reisuren. Tussen partijen staat niet ter discussie dat [eiser] telefonisch contact heeft gehad met de heer [naam 1] , maar over de inhoud van dat telefoongesprek zijn partijen het niet eens. Zo heeft [eiser] verklaard dat hij tegen de heer [naam 1] heeft gezegd dat de arbeidskrachten reistijd hebben om op de locatie te komen en dat daar kosten voor in rekening gebracht zullen worden. Ook zou hij de heer [naam 1] te kennen hebben gegeven dat, als [gedaagde] om 17:00 uur een machinist wil bestellen die de volgende dag om 5:00 uur moet beginnen, daar kosten aan verbonden zijn. [gedaagde] zou daar geen bezwaar tegen hebben gemaakt. [gedaagde] betwist deze stellingen van [eiser] .
3.4.
Gelet op deze betwisting had het op de weg van [eiser] gelegen om zijn standpunt nader te onderbouwen, bijvoorbeeld door een schriftelijke vastlegging van de gemaakte afspraken te overleggen. Dit heeft [eiser] niet gedaan. [eiser] heeft slechts toegelicht dat het gebruikelijk is dat de reistijd van de ingeleende arbeidskracht(en) als werktijd in rekening wordt gebracht. Hij verwijst daarbij naar een factuur die hij in het verleden naar een andere klant van hem heeft verstuurd. Dit vermeende gebruik in de branche wordt door [gedaagde] echter weersproken en uit de factuur voor de andere klant blijkt alleen van een rekening gebracht kilometervergoeding, niet van in rekening gebrachte reisuren. Verder is de kantonrechter van oordeel dat de overgelegde factuur voor die ene klant niets zegt over de afspraken die [eiser] met [gedaagde] heeft gemaakt. Ook toont die factuur niet aan wat het gebruik is in de branche. De kantonrechter zal de vorderingen van [eiser] als onvoldoende onderbouwd afwijzen.
3.5.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [naam 1] en [naam 2] als (indirect) bestuurders van [gedaagde] in persoon op de rolzitting zijn verschenen om hun conclusie van antwoord mondeling toe te lichten, zal aan [gedaagde] een vaste vergoeding van € 50,00 aan reis-, verblijf-, en verletkosten worden toegekend. De proceskosten van [gedaagde] worden daarmee begroot op:
- reis-, verblijf- en verletkosten
50,00
(€ 50,00 per rolzitting)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
70,00

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 70,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Lende-Mulder Smit en in het openbaar uitgesproken op 25 september 2024.