ECLI:NL:RBZWB:2024:8183

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
24/4915
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek inzake de Wet gemeenschappelijke schuldhulpverlening

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 6 december 2024, wordt het beroep van eisers tegen de beslissing op bezwaar van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek beoordeeld. Het college had op 25 april 2024 besloten om werkzaamheden op grond van de Wet gemeenschappelijke schuldhulpverlening niet uit te besteden aan een specifiek advocatenkantoor. Eisers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. J.A.M. Kuijlaars, hebben hiertegen bezwaar gemaakt.

De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2024 behandeld, waarbij zowel eisers als de gemachtigden van het college aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het college het bezwaar van eisers ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard en inhoudelijk heeft behandeld. De rechtbank concludeert dat de e-mail van een klantmanager van de gemeente Goirle, die door eisers als een besluit werd beschouwd, geen schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan is. Dit komt omdat de klantmanager geen bestuursorgaan is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en geen mandaat had om namens het college te handelen.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en verklaart het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk. Tevens wordt het college veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eisers. De uitspraak benadrukt het belang van de definitie van een bestuursorgaan en de voorwaarden waaronder besluiten kunnen worden genomen en geacht zijn ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4915

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 december 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2], uit [plaats], eisers

(gemachtigde: mr. J.A.M. Kuijlaars),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek, het college (gemachtigden: drs. [gemachtigde] en mr. J. Gielen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de beslissing op bezwaar van het college van 25 april 2024 (bestreden besluit), over het weigeren om werkzaamheden op grond van de Wet gemeenschappelijke schuldhulpverlening uit te besteden aan ‘[advocatenkantoor]’.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, hun gemachtigde en de gemachtigden van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het beroep gegrond.

Waarom is het beroep gegrond?

3. De rechtbank oordeelt dat het college het bezwaar van eisers ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard en inhoudelijk heeft behandeld, en legt hierna uit waarom.
Het e-mailbericht van 18 december 2023
4. Op 18 december 2023 heeft een klantmanager vroegsignalering van de gemeente Goirle (hierna: de klantmanager) onder andere het volgende aan de gemachtigde van eisers gemaild: “
Na intern overleg besluit gemeente Hilvarenbeek de werkzaamheden op grond van de Wgs niet aan u kantoor uit te besteden.” (hierna: de e-mail).
Wat voeren eisers aan?
5. Ter zitting hebben eisers aangegeven dat de e-mail zo moet worden gelezen dat de klantmanager namens het college sprak, omdat de taak is weggelegd bij het college. Eisers hebben erop vertrouwd dat de klantmanager bevoegd was om hierover iets te zeggen, omdat hierover veelvuldig telefonisch contact is geweest met haar, en zij het besluit heeft genomen en verstuurd.
Wat is het standpunt van het college?
6. Volgens het college moet de klantmanager worden aangemerkt als een bestuursorgaan op grond van het vertrouwensbeginsel. [1] Daarnaast is het college van mening dat er geen zwaarder wegende belangen aan in de weg staan om de e-mail aan te merken als een besluit en is het proceseconomisch handiger om het op deze manier te doen.
Gronden van beslissing
7. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. [2]
8. De e-mail is afkomstig van een klantmanager van de gemeente Goirle. Het is niet in geschil dat deze persoon geen bestuursorgaan is in de zin van de Awb. De klantmanager schrijft dat het een besluit is van de gemeente Hilvarenbeek. Het is ook niet in geschil dat de gemeente geen bestuursorgaan is in de zin van de Awb. Ten slotte is ook niet in geschil dat de klantmanager geen mandaat heeft. Dit betekent dat de e-mail geen schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan is.
9. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Het vertrouwensbeginsel houdt in dat gerechtvaardigd gewekt vertrouwen moet worden nagekomen. Eisers beroepen zich niet op een uitlating in de e-mail en de rechtbank ziet ook niet in wat voor toezegging uit de e-mail zou kunnen blijken. Daarnaast spelen belangen en/of proceseconomische redenen geen rol bij de beoordeling of iets een besluit is in de zin van de Awb.
10. De conclusie is dat de e-mail geen besluit is in de zin van de Awb, omdat het geen beslissing van een bestuursorgaan is. Dit betekent dat de e-mail niet vatbaar was voor bezwaar en het college het bezwaar dus ten onrechte ontvankelijk heeft verklaard.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien door het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk te verklaren.
11.1.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eisers vergoeden en krijgen eisers ook een vergoeding van hun proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 25 april 2024;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 51,- aan eisers moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eisers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 6 december 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Waarbij wordt verwezen naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1694.
2.Artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).