ECLI:NL:RBZWB:2024:8175

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
RK 24-014479
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor kosten van rechtsbijstand ex artikel 530 Sv

Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. J.H.E.M. Kersemaekers, had op 6 juni 2024 een verzoekschrift ingediend voor een schadevergoeding van € 1.250,54, inclusief kosten die na de datum van sepot in rekening waren gebracht. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, stelde dat de vergoeding gematigd diende te worden tot € 1.083,80, waarbij hij zich baseerde op de tijdsbesteding na het sepot.

Tijdens de zitting op 5 november 2024 was de verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat pleitte voor volledige toewijzing van het verzoek. De rechtbank oordeelde dat de kosten die na het sepot in rekening waren gebracht voldoende waren onderbouwd en dat de verzoeker recht had op een vergoeding. De rechtbank nam in overweging dat de zaak zonder straf of maatregel was geëindigd en dat de rechtbank bevoegd was om het verzoek te behandelen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot vergoeding van kosten van rechtsbijstand toegewezen tot een totaalbedrag van € 1.930,54, bestaande uit € 1.250,54 voor de kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De beslissing is genomen door mr. J.C. Gillesse en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-162391-24
raadkamernummer : 24-014479
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [datum] 2000 te [plaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. J.H.E.M. Kersemaekers advocaat te Breda, (Postbus 4650, 4803 ER Breda),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 6 juni 2024 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.083,80, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 15 mei 2024;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Op 5 november 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis en mr. J.H.E.M. Kersemaekers als gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De advocaat van verzoeker heeft aangevoerd dat de werkzaamheden die na de datum van sepot zijn verricht doelmatig zijn geweest, waarbij de advocaat heeft getracht die tijd zoveel mogelijk te beperken. Om die reden heeft hij namens verzoeker verzocht om het verzoek integraal toe te wijzen.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en zich op het standpunt gesteld dat de tijd die na de datum van sepot in rekening is gebracht gematigd dient te worden tot een half uur en dat het verzoek toewijsbaar is tot een bedrag van € 1.083,80.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank worden vervolgd.
Op grond van artikel 530 Sv kan een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Verzoeker heeft verzocht om een vergoeding van kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.250,54, welke kosten mede zien op tijd die in rekening is gebracht na de datum van sepot.
In beginsel wordt tot uitgangspunt genomen dat een tijdsbesteding van 30 minuten als billijk kan worden aangemerkt voor deze nakosten. Bij de bepaling van dit uitgangspunt is rekening gehouden met de informatie uit urenspecificaties die de rechtbank bekend zijn. De rechtbank is echter, gelet op de toelichting door de advocaat in raadkamer, van oordeel dat de kosten die na de datum van sepot in rekening zijn gebracht voldoende zijn onderbouwd en toewijsbaar zijn. De rechtbank zal het verzochte bedrag van
€ 1.250,54, dan ook toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.930,54, bestaande uit:
- € 1.250,54 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.930,54zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden TDNL Strafrechtadvocaten, onder vermelding van “[verzoeker]/OM vergoeding”.
Deze beslissing is op 19 november 2024 genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 19 november 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.