ECLI:NL:RBZWB:2024:8174

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
RK 24-009642 en 009641
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding en kosten rechtsbijstand na ondergane inverzekeringstelling

Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding en kosten van rechtsbijstand, ingediend door een verzoeker die in verzekering is gesteld. Het verzoek was ingediend op grond van artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G.J.P.M. Mooren, had aanvankelijk verzocht om een vergoeding van € 390,00 voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling. Tijdens de behandeling op 5 november 2024 bleek echter dat de verzoeker in totaal 11 dagen in detentie had doorgebracht, waarvan 3 dagen in Nederland en 8 dagen in België, in afwachting van overlevering naar Nederland. De rechtbank heeft het verzoek gelezen als een verzoek om vergoeding voor deze 11 dagen, wat resulteerde in een toewijzing van € 1.430,00 voor de schade wegens onterecht doorgebrachte dagen in verzekering.

Daarnaast heeft de rechtbank ook de kosten van rechtsbijstand en reiskosten toegewezen. De advocaat had een bedrag van € 6.052,97 voor rechtsbijstand en € 17,40 voor reiskosten verzocht. De rechtbank oordeelde dat deze kosten voldoende onderbouwd waren en heeft deze vergoed. Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer is een bedrag van € 680,00 toegewezen. De totale vergoeding die aan de verzoeker is toegekend, bedraagt € 8.180,37. De rechtbank heeft de beslissing genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, en heeft de uitspraak openbaar gedaan op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-041151-23
raadkamernummer : 24-009642 en 009641
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker] ,
geboren op [datum] 2003 te [plaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. G.J.P.M. Mooren advocaat te Tilburg, (Postbus 902, 5000 AX Tilburg),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 9 april 2024 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 390,00, € 390,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling;
 het op 9 april 2024 bij de griffie ingediende verzoek dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 6.052,97, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 17,40, voor vergoeding van reiskosten;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van [datum] 2024;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie;
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Het verzoek is behandeld op 5 november 2024. Hierbij zijn de officier van justitie
mr. M. Nieuwenhuis en mr. G.J.P.M. Mooren als gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De advocaat van verzoeker heeft aangevoerd dat in het oorspronkelijke verzoekschrift is verzocht om een vergoeding van € 390,00 in verband met de drie dagen die verzoeker in Nederland in verzekering heeft vastgezeten. Uit (Belgische) stukken blijkt echter dat verzoeker in de periode van 7 maart 2023 tot en met 15 maart 2023 in België, in afwachting van overlevering naar Nederland, gedetineerd heeft gezeten voor deze zaak. In totaal heeft verzoeker derhalve 11 dagen voor deze zaak gedetineerd gezeten. Het verzoek ex artikel 533 Sv dient dan ook te worden gelezen als een verzoek om een vergoeding van 11 dagen x
€ 130,00, zijnde een bedrag van € 1.430,00 toegekend te krijgen. Ten aanzien van het verzoek ex artikel 530 Sv heeft de advocaat zich op het standpunt gesteld dat het door hem in rekening gebrachte uurtarief niet bovenmatig is en gehanteerd zou moeten worden. Hij heeft daarbij verwezen naar uitspraken van deze en andere rechtbanken, waaruit volgt dat collega’s eenzelfde of hoger uurtarief hanteerden en het Openbaar Ministerie daarmee geheel akkoord is gegaan.
De officier van justitie heeft zich in afwijking van de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie op het standpunt gesteld dat het verzoek, inclusief de verzochte verhoging van de verzochte vergoeding ex artikel 533 Sv, geheel toewijsbaar is.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank zou worden vervolgd.
Op grond van artikel 533 Sv kan aan een gewezen verdachte onder meer een vergoeding van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering of voorlopige hechtenis heeft geleden worden toegekend. Voorwaarde hierbij is dat de zaak van de gewezen verdachte is geseponeerd of dat die verdachte niet is veroordeeld.
Op grond van artikel 530 Sv wordt aan een gewezen verdachte een vergoeding toegekend van de reis- en verblijfskosten die voor het onderzoek en de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Ook kan een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
De strafzaak tegen verzoeker is geseponeerd wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank acht gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de dagen die hij onterecht in verzekering heeft doorgebracht.
De rechtbank is van oordeel dat - gelet op de nadere toelichting van de advocaat in raadkamer en de door hem daartoe overgelegde relevante stukken - voldoende vaststaat dat verzoeker in verband met de strafzaak 11 dagen in detentie heeft doorgebracht en zal het oorspronkelijke verzoek lezen als een verzoek om vergoeding van voornoemd aantal dagen detentie.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling als een volledige dag vergoed.
Verzoeker heeft
11 dagen in detentiedoorgebracht, waarvan 3 dagen in verzekering op het politiebureau in Nederland en 8 dagen in een huis van bewaring in België in afwachting van overlevering naar Nederland in verband met onderhavige strafzaak. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 1.430,00.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter hoogte van
€ 6.052,97is in voldoende mate onderbouwd. Zowel de tijdsbesteding als het uurtarief komt de rechtbank mede gelet op de staat van dienst van de raadsman billijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten in verband met het bijwonen van het verhoor van verzoeker bij de rechter-commissaris voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst de verzochte reiskosten ter hoogte van
€ 17,40toe.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.430,00, bestaande uit:
- € 1.430,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 6.750,37, bestaande uit:
- € 6.052,97 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 17,40 aan reiskosten;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 8.180,37zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Westpoint advocaten/mediators, onder vermelding van “ [verzoeker] /OM, D6271”.
Deze beslissing is op 19 november 2024 genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 19 november 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.