ECLI:NL:RBZWB:2024:8168

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
RK 24-017524
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor rechtsbijstand en reiskosten in strafzaak

Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een verzoek om vergoeding van kosten van rechtsbijstand en reiskosten op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. K.R. Verkaart, had op 8 juli 2024 een verzoekschrift ingediend voor een vergoeding van € 1.891,65 aan kosten van rechtsbijstand en € 17,50 aan reiskosten. Tijdens de behandeling op 5 november 2024 was de verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat heeft de verzochte vergoeding verdedigd. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, stelde dat de kosten van rechtsbijstand toewijsbaar waren tot een bedrag van € 1.449,93, maar dat de verzochte kilometervergoeding gematigd moest worden tot € 0,28 per kilometer, conform de geldende jurisprudentie.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak zonder oplegging van straf of maatregel is geëindigd en dat zij bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen. De rechtbank oordeelde dat de verzochte reiskosten niet volledig konden worden toegewezen, maar dat de kosten van rechtsbijstand in voldoende mate waren onderbouwd. Uiteindelijk heeft de rechtbank een totaalbedrag van € 2.562,33 toegewezen, bestaande uit € 1.882,33 aan kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De beslissing is genomen door rechter mr. J.C. Gillesse en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
parketnummer : 02-213150-24
raadkamernummer : 24-017524
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren op [datum] 1990 te [plaats],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. K.R. Verkaart, advocaat te Breda (Duivelsbruglaan 22, 4835 JE Breda),
hierna te noemen: de verzoeker.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het op 8 juli 2024 bij de griffie ingediende verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.891,65, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 340,00 als forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 2 juli 2024;
  • de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en
  • de overige stukken in het raadkamerdossier.
Op 5 november 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. M. Nieuwenhuis en mr. K.R. Verkaart als gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
De advocaat van verzoekster heeft aangevoerd dat de verzochte kilometervergoeding geheel voor toewijzing vatbaar is. Volgens vaste jurisprudentie dienen de kosten van de advocaat marginaal getoetst te worden. Enkel indien de verzochte vergoeding bovenmatig is kan naar redelijkheid een correctie worden toegepast. Het gaat in dit geval om een beperkte declaratie van een beperkt aantal kilometers. De advocaat heeft voorts gesteld dat de kosten die na de datum van sepot in rekening zijn gebracht integraal dienen te worden toegekend nu de werkzaamheden die na de datum van sepot zijn verricht doelmatig zijn geweest. Ten aanzien van de kosten in verband met het bijwonen van het getuigenverhoor van de medeverdachte heeft de advocaat aangevoerd dat het voor de strafzaak van verzoekster zeer van belang was dat de advocaat bij het getuigenverhoor van de medeverdachte aanwezig was, zodat deze kosten volgens de advocaat wel degelijk voor vergoeding in aanmerking komen.
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie en zich op het standpunt gesteld dat de kosten van rechtsbijstand toewijsbaar zijn tot een bedrag van € 1.449,93. De officier van justitie acht het voorstelbaar dat de advocaat bij het getuigenverhoor van de medeverdachte aanwezig is geweest, maar acht het niet redelijk en billijk dat deze kosten ten laste van de Staat komen. Voorts stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de kosten na sepotdatum dienen te worden gematigd. In de nadere toelichting van de advocaat in raadkamer ziet hij geen bijzondere omstandigheden waardoor het billijk is om meer dan 0,5 uur aan werkzaamheden na het sepot toe te wijzen. Daarnaast is de officier van mening dat de verzochte kilometervergoeding gematigd moet worden nu uit standaard jurisprudentie blijkt dat de wettelijke kilometervergoeding is vastgesteld op € 0,28 per kilometer.

2.De beoordeling

De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen omdat de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank zou worden vervolgd.
Op grond van artikel 530 Sv wordt aan een gewezen verdachte een vergoeding toegekend van de reis- en verblijfskosten die voor het onderzoek en de behandeling van de zaak zijn gemaakt. Er kan ook een vergoeding worden toegekend voor de schade die hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling van de zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden. Tot slot kan ook een vergoeding voor de kosten van een raadsman worden toegekend, tenzij de raadsman was toegevoegd.
Artikel 534 lid 1 Sv bepaalt dat de toekenning van een schadevergoeding steeds plaatsheeft, als en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij deze beoordeling worden alle omstandigheden in aanmerking genomen.
Verzocht wordt een bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van € 1.891,65. Daarbij is een bedrag aan reiskosten van € 17,50 (35 kilometer tegen een tarief van € 0,50 per kilometer) inbegrepen. De rechtbank is van oordeel dat op grond van artikel 530, eerste lid, Sv de vergoeding voor reiskosten moet worden berekend aan de hand van het bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde. Uit artikel 6, eerste lid, Wet tarieven in strafzaken jo. artikel 11, eerste lid onder d, Besluit tarieven in strafzaken volgt dat een bedrag ter hoogte van € 0,28 per kilometer voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet hierop wijst de rechtbank een bedrag aan reiskosten ter hoogte van € 9,80 toe (35 x 0,28). De rechtbank is van oordeel dat - gelet op de toelichting van de advocaat in raadkamer - het overige verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand in voldoende mate is onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. Dat geldt ook voor het bijwonen van het getuigenverhoor. De rechtbank zal in totaal een bedrag van
€ 1.882,33aan kosten van rechtsbijstand toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.562,33, bestaande uit:
- € 1.882,33 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.562,33zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Drenth Verkaart Advocaten, onder vermelding van “[verzoeker]/OM vergoeding”.
Deze beslissing is op 19 november 2024 genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. S.H.M.R. Chevalier-Verbunt, griffier, en is uitgesproken op de openbare zitting van 19 november 2024.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.