ECLI:NL:RBZWB:2024:8159
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar WOZ-beschikking en onroerendezaakbelasting
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 november 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 28 juli 2023 behandeld. Het beroep betreft de WOZ-beschikking voor twee objecten in [plaats] en de gelijktijdig opgelegde aanslagen onroerendezaakbelasting en watersysteemheffing. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk ongegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals toegestaan onder artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De heffingsambtenaar had het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen juiste machtiging was ingediend. De rechtbank bevestigt dit oordeel en stelt vast dat de gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels, geen geldige machtiging heeft overgelegd die aantoont dat hij namens belanghebbende bezwaar mag indienen. Ondanks herhaalde verzoeken van de heffingsambtenaar om een correcte machtiging te overleggen, heeft mr. Bartels niet tijdig gereageerd. De rechtbank concludeert dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat de beroepen ongegrond zijn, waardoor het bestreden besluit in stand blijft.
Daarnaast heeft de gemachtigde verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens het overschrijden van de redelijke termijn. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat de redelijke behandeltermijn in eerste aanleg niet is overschreden. De uitspraak wordt openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.