ECLI:NL:RBZWB:2024:8151

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
BRE 23/1268
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking en aanslag onroerendezaakbelasting; niet-ontvankelijkheid bezwaar wegens termijnoverschrijding

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 november 2024, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. uit [plaats 1], tegen de WOZ-beschikking en de aanslag onroerendezaakbelasting behandeld. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, die op 16 februari 2023 was gedaan, niet-ontvankelijk is verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en dat deze termijn begint op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet. In dit geval was de dagtekening van het aanslagbiljet 30 april 2022, en de termijn eindigde op 11 juni 2022. Het bezwaarschrift werd echter pas op 2 december 2022 ontvangen, wat betekent dat het te laat was ingediend.

De rechtbank overweegt dat de gemachtigde van belanghebbende geen overtuigende redenen heeft aangevoerd die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maken. De rechtbank wijst erop dat het aan belanghebbende is om aan te tonen dat het bezwaarschrift tijdig is verzonden, wat niet is gebeurd. De rechtbank concludeert dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en dat het beroep ongegrond is. Daarnaast heeft de rechtbank het verzoek om immateriële schadevergoeding afgewezen, omdat de redelijke behandeltermijn in eerste aanleg niet is overschreden. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/1268

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 november 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., uit [plaats 1] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en

de heffingsambtenaar van Belastingsamenwerking West-Brabant,

de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 16 februari 2023. Het beroep ziet op de WOZ-beschikking voor het [object] te [plaats 2] met [aanslagnummer] alsmede de gelijktijdig opgelegde aanslag onroerendezaakbelasting.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat het bezwaar te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De heffingsambtenaar heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van het aanslagbiljet of van de voor bezwaar vatbare beschikking. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop dat aanslagbiljet of die beschikking is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending. Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Als op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het bezwaarschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het bezwaarschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan.
3.1.
Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [4]
Is het aanslagbiljet op de juiste wijze bekendgemaakt?
4. Aan belanghebbende is met dagtekening 30 april 2022 een WOZ-beschikking en een aanslag opgelegd. Hiertegen heeft de gemachtigde met dagtekening 9 juni 2022, binnengekomen bij de heffingsambtenaar op 2 december 2022, bezwaar gemaakt. Op de enveloppe staat een poststempel met datum 1 december 2022.
5. De heffingsambtenaar heeft de gemachtigde bij brief van 7 februari 2023 in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de termijnoverschrijding.
6. De gemachtigde heeft per e-mail van 13 februari 2023 gereageerd. De gemachtigde vraagt aan de heffingsambtenaar waaruit blijkt dat het aanslagbiljet daadwerkelijk is geprint en wanneer deze ter post is bezorgd en met welk postvervoerdersbedrijf. De rechtbank begrijpt dat de gemachtigde hiermee de tijdige verzending van het aanslagbiljet heeft willen betwisten. Verder stelt de gemachtigde dat zijn klanten de aanslagbiljetten direct na ontvangst aan hem toesturen en hij dan binnen 24 uur bezwaar maakt.
7. De heffingsambtenaar is van mening dat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De dagtekening van het aanslagbiljet is 30 april 2022 en gezien de betaling van de aanslag op 20 juli 2022 is deze ook door belanghebbende ontvangen. Het bezwaarschrift is bijna een halfjaar na afloop van de bezwaartermijn ontvangen. Het is aan belanghebbende om de (tijdige) verzending van het bezwaarschrift aannemelijk te maken. Verder heeft belanghebbende in bezwaar en beroep geen omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakt.
8. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen reden om te twijfelen aan de bekendmaking en de verzending van het aanslagbiljet nu vast is komen te staan dat belanghebbende het exacte bedrag van de aanslag op 20 juli 2022 heeft voldaan. Hieruit blijkt dat belanghebbende in elk geval op dat moment het aanslagbiljet heeft ontvangen.
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
9. Vast staat dat de dagtekening van het aanslagbiljet 30 april 2022 is. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde dus op 11 juni 2022.
9.1.
Belanghebbende heeft het bezwaarschrift met PostNL verstuurd. Het bezwaarschrift is bij de heffingsambtenaar ontvangen op 2 december 2022. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend. Ook als de rechtbank ervanuit zou gaan dat belanghebbende pas op de dag van betaling (20 juli 2022) bekend is geworden met de aanslag is het bezwaarschrift niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
10. De gemachtigde van belanghebbende heeft naast algemene punten over zijn 24-uurs service en dat hij nooit ziek, zwak of misselijk is geen reden gegeven. Dat is geen verontschuldiging voor dit verzuim.

Conclusie en gevolgen

11. Het bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Immateriële schadevergoeding
12. De gemachtigde heeft tevens verzocht om een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke behandeltermijn. Omdat de redelijke behandeltermijn in eerste aanleg niet is overschreden, wijst de rechtbank dit verzoek af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om vergoeding van immateriële schade af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 29 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.