In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (tbs) van een betrokkene, die in 1977 in Somalië is geboren. De tbs is oorspronkelijk opgelegd in 2016 na veroordeling voor ernstige misdrijven, waaronder poging tot doodslag en verkrachting. De tbs is op 26 november 2020 ingegaan en zou zonder verlenging eindigen op 26 november 2024. De rechtbank heeft de betrokkene, zijn raadsman en deskundigen gehoord tijdens de zitting. De kliniek adviseerde om de tbs met twee jaar te verlengen, gezien de hoge kans op recidive en de aanhoudende geestelijke gezondheidsproblemen van de betrokkene, waaronder schizofrenie en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. De deskundigen gaven aan dat de behandeling van de betrokkene nog niet op een niveau is dat een veilige terugkeer naar Somalië mogelijk is. De officier van justitie steunde de vordering tot verlenging, terwijl de verdediging zich niet verzette. De rechtbank oordeelde dat de verlenging van de tbs noodzakelijk was om de veiligheid van anderen te waarborgen, en besloot de tbs met twee jaar te verlengen.