ECLI:NL:RBZWB:2024:8149

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
29 november 2024
Zaaknummer
02-028333-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van straf na verkeersdelicten en geweld tegen politieambtenaren

Op 25 januari 2024 heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder belediging, bedreiging, wederspannigheid en ernstige verkeersdelicten. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft de zaak behandeld op 15 november 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De verdachte beledigde en bedreigde politieambtenaren tijdens zijn aanhouding en verzette zich fysiek, wat resulteerde in letsel bij een van de verbalisanten. Daarnaast reed hij met een snelheid van 90 tot 120 kilometer per uur door Tilburg, terwijl de toegestane snelheid 50 kilometer per uur was. De rechtbank oordeelde dat het verkeersgedrag van de verdachte in ernstige mate de verkeersregels heeft geschonden, wat levensgevaar voor anderen met zich meebracht. De rechtbank legde een taakstraf van 100 uur op, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De rechtbank hield rekening met de kwetsbaarheid van de verdachte en de reeds ingezette hulpverlening. De benadeelde partij, een politieambtenaar, kreeg een schadevergoeding toegewezen van € 1.708,44 voor materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het feit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-028333-24
vonnis van de meervoudige kamer van 29 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman: mr. R. el Bellaj, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 november 2024, waarbij de officier van justitie mr. L.A. Pronk en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan
feit 1: belediging van politieambtenaren;
feit 2: bedreiging van politieambtenaren;
feit 3: wederspannigheid met letsel tot gevolg;
feit 4: (ernstige) gevaarzetting op de weg.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de vier (primair) ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de bewijsvraag van feit 1 en feit 2.
De verdediging meent dat feit 3 niet kan worden bewezen. Verdachte ontkent zich te hebben verzet bij zijn aanhouding en tegen hem is buitenproportioneel geweld gebruikt, zodat niet kan worden gesteld dat verbalisanten handelden in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
De verdediging meent tevens dat feit 4 primair niet kan worden bewezen. Er kan niet worden vastgesteld met welke snelheid verdachte reed en er was geen sprake van een situatie waarbij het voorzienbaar was dat er gevaar te duchten was voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen. Met betrekking tot het subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis zal de rechtbank eerst feit 4 en daarna feit 3 bespreken.
Feit 4 primair
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte op 25 januari 2024 de bestuurder was van een personenauto en dat hij met dit voertuig meerdere verkeersovertredingen heeft begaan. Verdachte reed door Tilburg met een snelheid variërend van 90 tot 120 kilometer per uur, terwijl de toegestane snelheid ter plaatse 50 kilometer per uur was. Vanaf het moment dat de politie de achtervolging inzette negeerde verdachte een rood verkeerslicht en ging hij slingerend rijden, waardoor hij op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer terechtkwam en andere automobilisten voor hem moesten uitwijken. Ook remde verdachte meerdere keren tot een snelheid van ongeveer 30 kilometer per uur, terwijl een politievoertuig vlak achter hem reed. Vervolgens negeerde verdachte een geslotenverklaring, reed hij met hoge snelheid over een bussluis waarbij hij een voorband verloor en reed hij tegen de richting in van een eenrichtingsstraat.
Om vast te kunnen stellen of het verkeersgedrag van verdachte voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) moet de rechtbank beoordelen of verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag (a) de verkeersregels heeft geschonden, of (b) hij dat in ernstige mate heeft gedaan, of (c) hij dat opzettelijk heeft gedaan en of (d) daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a.
a) Schending van verkeersregels
De rechtbank overweegt dat artikel 5a lid 1WVW bepaalt dat verboden is zich opzettelijk zodanig in het verkeer te gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden, indien daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. In lid 1 van dit artikel wordt een aantal verkeersgedragingen in een niet-limitatieve opsomming als voorbeeld gegeven. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich van deze voorbeelden schuldig heeft gemaakt aan de volgende overtredingen:
  • door rood licht rijden (i)
  • tegen de verkeersrichting inrijden (j)
  • niet opvolgen van verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet bevoegde personen (l);
Naar het oordeel van de rechtbank kan ook het langdurig fors overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom, het slingerend rijden, het onnodig plotseling zeer krachtig remmen, het hard rijden over de bussluis en het negeren van een geslotenverklaring worden aangemerkt als gevaarlijk rijgedrag. De rechtbank stelt dan ook vast dat verdachte meerdere verkeersregels als bedoeld in artikel 5a, lid 1, WVW heeft geschonden.
b) In ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Dat zal doorgaans niet zijn gelegen in de enkele schending van één verkeersregel. Volgens de wetgever gaat het bij ernstig verkeersgevaarlijk gedrag bijvoorbeeld om het meerdere keren of gedurende langere tijd schenden van een verkeersregel of het schenden van meerdere verkeersregels. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen.
In deze zaak gaat het om het gedurende een langere tijd (dat wil zeggen: langer dan een enkel moment) in forse mate schenden van meerdere voor de verkeersveiligheid belangrijke verkeersregels. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c) Opzettelijk
Het opzet van verdachte moet gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels én op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
Verdachte heeft ervoor gekozen om met zijn voertuig met veel te hoge snelheid door de straten van Tilburg te rijden. Hij zag dat de politie achter hem reed en hem een stopteken gaf. Verdachte stopte echter niet, maar probeerde aan de politie te ontkomen door te rijden zoals hiervoor omschreven. Een en ander getuigt van een bewust handelen door verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank waren de gedragingen van verdachte gezien hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op een opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
d) Gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen
Om vast te stellen dat gevaar voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen te duchten was, moet het gevaar ten tijde van het handelen naar algemene ervaringsregels voorzienbaar zijn geweest.
De rechtbank acht het in zijn algemeenheid voorzienbaar dat levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is wanneer een bestuurder langdurig met een veel te hoge snelheid door een woonwijk rijdt, daarbij een rood verkeerslicht negeert, herhaaldelijk abrupt krachtig remt en van de linker naar de rechter rijbaan slingert waardoor andere weggebruikers dienen uit te wijken, zoals verdachte dat heeft gedaan.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat het verkeersgedrag van verdachte kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW en komt tot een bewezenverklaring van feit 4 primair.
Feit 3
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen feit 3 wettig en overtuigend bewezen.
Na de politieachtervolging van verdachte zoals hierboven omschreven onder feit 4,
werd verdachte aangehouden door de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] . Bij deze aanhouding ging verdachte fysiek in verzet. Hij verzette zich door te trappen met zijn benen en zijn armen los te trekken en hij probeerde op te staan. Ondanks dit verzet lukte het de vier verbalisanten om verdachte te fixeren, te boeien en naar de politiebus te brengen. Bij de bus ging verdachte opnieuw in verzet. Hij trok zijn bovenlichaam los, trapte met zijn benen en zette zich af tegen de stootbalk van de bus om te voorkomen dat hij in de bus werd gezet. Op het moment dat verdachte zijn hoofd richting [verbalisant 4] bewoog, werd verdachte juist door [verbalisant 4] op het hoofd geslagen, waardoor [verbalisant 4] een gebroken middenhandsbeentje opliep. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn handelen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [verbalisant 4] letsel zou oplopen, zodat sprake was van voorwaardelijk opzet aan de zijde van verdachte.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier naar voren komt dat bij de aanhouding politiegeweld is gebruikt tegen verdachte, maar dit maakt voormeld oordeel van de rechtbank niet anders. Vast staat namelijk dat het politiegeweld is ingezet om het verzet van verdachte te kunnen breken en dat dit een noodzakelijk gevolg was van het handelen van verdachte.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
op 25 januari 2024 te Tilburg opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [verbalisant 2] (werkzaam als inspecteur bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [verbalisant 3] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [verbalisant 4] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hun de woorden toe te voegen: "vuile kankerhoeren kinderen" en "je kankermoeder" en "vuile vieze hoeren kinderen" en "ik neuk je kankermoeder, jouw vader zit in mijn rechterbalzak";
feit 2
op 25 januari 2024 te Tilburg, [verbalisant 1] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [verbalisant 2] (werkzaam als inspecteur bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [verbalisant 3] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [verbalisant 4] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die voornoemde ambtenaren dreigend de woorden toe te voegen "ik gooi een atoombom op jullie" en "ik maak je/jullie dood vuile kankerhoeren";
feit 3
op 25 januari 2024 te Tilburg zich met geweld heeft verzet tegen ambtenaren, te weten
[verbalisant 1] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [verbalisant 2] (werkzaam als inspecteur bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [verbalisant 3] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en [verbalisant 4] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door meermalen, althans eenmaal,
- met zijn benen te trappen en
- zijn armen met kracht los te trekken en een andere richting op te bewegen en
- zijn hoofd verschillende kanten op te bewegen en
- zijn bovenlichaam hard weg te trekken en/of los te trekken en
- zich af te zetten tegen de stootbalk van de politiebus,
terwijl dit misdrijf en de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken hand bij die voornoemde [verbalisant 4] ten gevolge heeft gehad;
feit 4 primair
op 25 januari 2024 te Tilburg als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Van Limburg Stirumlaan en het Rooseveltplein en de generaal Winkelmanstraat en de Oude Goirleseweg en de Generaal Smutslaan en de Groenstraat en de Professor van Buchemlaan en de Oude Hilvarenbeekseweg en de Korhoenstraat en de Nachtegaalstraal, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- over de verschillende wegen met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane maximumsnelheid van 50 kilometer per uur te rijden (te weten ongeveer tussen de 90 en 120 kilometer per uur) en
- geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een verbod inhoudt, immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor hem, verdachts,
rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde en
- meermalen hard te remmen en
- slingerend te rijden en
- geen gevolg te geven aan een vereersteken dat een verbod inhoudt, immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een gesloten verklaring in de richting van de Generaal Smutslaan en
- met een hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was, te rijden over een bus sluis en daarbij zijn, verdachtes, linkervoorband te verliezen en
- tegen de richting in, de Nachtegaalstraat in te rijden
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 8 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van een rijontzegging voor de duur van 7 maanden, waarop in mindering moet worden gebracht de tijd dat het rijbewijs van verdachte ingeleverd is geweest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf bepleit bij een bewezenverklaring van alle feiten. Zij heeft daarnaast verzocht om de duur van een eventuele rijontzegging gelijk te stellen aan de periode dat het rijbewijs van verdachte reeds ingeleverd is geweest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De gepleegde feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5a WVW door met zijn auto gevaarlijke verkeersmanoeuvres uit te halen om zo te kunnen ontkomen aan de politie. Verdachte reed door het rode verkeerslicht, slingerde met zijn auto over de weg en negeerde verschillende verkeersgeboden. Dit alles met een snelheid variërend van 90 tot 120 kilometer per uur terwijl de toegestane snelheid 50 kilometer per uur was. Verdachte maakte het zo bont dat hij zelfs een van zijn voorbanden verloor. Verdachte heeft met zijn rijgedrag onaanvaardbare risico’s genomen en andere weggebruikers in gevaar gebracht. Het is een geluk dat niemand als gevolg van het handelen van verdachte (ernstig) gewond is geraakt.
Ook heeft verdachte wederspannigheid gepleegd met letsel tot gevolg voor [verbalisant 4] (een gebroken middenhandsbeentje). Het verzet van verdachte vond plaats nadat hij was aangehouden voor zijn losgeslagen rijgedrag. Zijn verzet was dermate hevig dat de inzet van vier verbalisanten nodig was om hem onder controle te krijgen. Verdachte heeft de betrokken verbalisanten ook nog beledigd en bedreigd met de dood. Uit het dossier komt een beeld naar voren dat verdachte lak had aan het wettelijke gezag en geen respect had voor de lichamelijke integriteit van de verbalisanten. Aldus heeft hij hen angst aangejaagd.
[verbalisant 4] heeft tot op heden last van pijnklachten in zijn hand en heeft ook psychische klachten ervaren. Langere tijd kon hij zijn dagelijkse bezigheden niet uitvoeren en hij vraagt zich nog altijd af waarom verdachte zich zo heeft gedragen.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting van de rechtspraak en met straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. In het nadeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat de bedreiging en de belediging tegen verbalisanten zijn gepleegd.
De persoon van verdachte
Verdachte is in juli 2023 op vrijwillige basis gestart met behandeling bij het GGZ in verband met het verwerken van eerder opgelopen trauma’s. In zijn behandelplan van 31 juli 2023 wordt vermeld dat bij verdachte sprake is van een posttraumatische stressstoornis,
een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik. Verder is door het [ziekenhuis] in Tilburg op 8 mei 2024 geconcludeerd dat het vermoeden bestaat dat verdachte traumatisch schedel-hersenletsel heeft doorgemaakt op 5-jarige leeftijd als gevolg van een auto-ongeluk.
In die zin is verdachte een beperkt en daarmee kwetsbaar persoon, welk beeld ook naar voren is gekomen op de zitting van 15 november 2024.
Over verdachte is ook een reclasseringsadvies opgemaakt d.d. 15 maart 2024. Daarin wordt vermeld dat hij huisvesting heeft en een uitkering ontvangt. Verdachte heeft schulden, maar die lijkt hij te overzien. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog en geadviseerd wordt een afdoening met daaraan gekoppeld de meldplicht, een gedragsinterventie agressiebeheersing, een informatieplicht over ambulante behandeling en meewerken aan middelencontrole.
Verdachte heeft op de zitting van 15 november 2024 verklaard dat hij een dochter heeft met wie hij contact heeft op basis van een omgangsregeling, dat het nu beter met hem gaat door de hulp van het GGZ en dat het onderzoek in het [ziekenhuis] in verband met zijn niet aangeboren hersenletsel nog loopt. Verdachte helpt zijn vader in de autogarage, maar het is lastig om hiervan zijn werk te maken, omdat verdachte veel vergeet. Hij ziet geen heil in de door de reclassering geadviseerde voorwaarden gelet op zijn ervaringen in het verleden, maar wil graag in behandeling blijven bij het GGZ.
Strafoplegging
De rechtbank stelt vast dat het taakstrafverbod van toepassing is wat tot gevolg heeft dat de rechtbank is gehouden tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Zij zal daartoe echter niet overgaan, gelet op dat wat hierboven is beschreven over de persoon van verdachte. Bovendien zal oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de reeds ingezette hulpverlening doen stagneren, wat niet in het belang is van verdachte en ook niet in het belang is van de samenleving.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een taakstraf voor de duur van 100 uur passend en geboden. Bij de uitvoering van de taakstraf zal de reclassering rekening moeten houden met de kwetsbaarheid van verdachte om zo de executie voorspoedig te laten voorlopen.
Vanwege de ernst van de feiten zal verdachte ook worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 weken en tot een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, dit alles met een proeftijd van 2 jaar. De tijd dat het rijbewijs van verdachte al ingeleverd is geweest wordt in mindering gebracht op de onvoorwaardelijke rijontzegging. Dit betekent dat verdachte op dit moment zijn rijbewijs mag houden. Als hij opnieuw in de fout gaat, raakt hij alsnog zijn rijbewijs kwijt voor 5 maanden en moet hij vier weken naar de gevangenis.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Bij de rechtbank bestaat de vrees dat hulpverlening in een gedwongen kader zal leiden tot overvraging van verdachte. Dit zal afbreuk doen aan de thans ingezette hulpverlening door het GGZ.
De rechtbank is anders dan de verdediging van oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank heeft reeds vastgesteld dat het tegen verdachte gebruikte politiegeweld een noodzakelijk gevolg was van het verzet van verdachte. De rechtbank ziet hierin dan ook geen aanleiding om over te gaan tot strafvermindering.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [verbalisant 4] vordert een schadevergoeding van € 2.458,44 voor feit 3, waarvan € 1.208,44 voor materiële schade en € 1.250,00 voor immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte feit 3 heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding voor de materiële schade van
€ 1.208,44 acht de rechtbank toewijsbaar. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De door de benadeelde gevorderde vergoeding van immateriële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 500,00, gelet op de onderbouwing en de hoogte van de schadevergoedingen die in min of meer vergelijkbare gevallen zijn toegekend. Deze schade staat in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal de vordering voor de immateriële schade voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd, te weten 25 januari 2024.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 181, 266, 267, 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, meermalen gepleegd;
feit2:Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 3:Wederspannigheid, terwijl het misdrijf of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel ten gevolge hebben;
feit 4 primair:overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 100 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
50 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- veroordeelt verdachte tot een
ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat de tijd dat verdachte zijn rijbewijs al heeft ingeleverd in mindering wordt gebracht op de rijontzegging;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [verbalisant 4] van € 1.708,44, waarvan € 1.208,44 voor materiële schade en € 500,00 voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst af het overig gevorderde;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij voor rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 408,00;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[verbalisant 4] (feit 3), te betalen € 1.708,44, waarvan € 1.208,44 voor materiële schade en
€ 500,00 voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 25 januari 2024 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 27 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.H. Hamburger, voorzitter, mr. P.A.M. Wijffels en
mr. J. van Riet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 november 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 25 januari 2024 te Tilburg, althans in opzettelijk een of meerdere ambtena(a)ren, te weten [verbalisant 1] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en/of [verbalisant 2] (werkzaam als inspecteur bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en/of [verbalisant 3] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en/of [verbalisant 4] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hun de woorden toe te voegen: "vuile kankerhoeren kinderen" en/of "je kankermoeder" en/of "vuile vieze hoeren kinderen" en/of "ik neuk je kankermoeder, jouw vader zit in mijn rechterbalzak", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
(art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 25 januari 2024 te Tilburg, althans in Nederland, [verbalisant 1] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en/of [verbalisant 2] (werkzaam als inspecteur bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en/of [verbalisant 3] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en/of [verbalisant 4] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die voornoemde ambtena(a)r(en) dreigend de woorden toe te voegen "ik gooi een atoombom op jullie" en/of "ik maak je/jullie dood vuile kankerhoeren" en/of ", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 25 januari 2024 te Tilburg, althans in Nederland, zich met geweld en/of bedreiging met geweld, heeft verzet tegen een of meerdere ambtena(a)r(en), [verbalisant 1] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en/of [verbalisant 2] (werkzaam als inspecteur bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en/of [verbalisant 3] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant) en/of [verbalisant 4] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn/hun/haar bediening, te weten ter aanhouding van verdachte, door meermalen, althans eenmaal,
- met zijn benen te trappen en/of
- zijn arm(en) met kracht los te trekken en/of een andere richting op te bewegen en/of
- zijn hoofd verschillende kanten op te bewegen en/of
- zijn bovenlichaam hard weg te trekken en/of los te trekken en/of
- zich af te zetten tegen de stootbalk van de politiebus,
terwijl dit misdrijf en/of de daarmede gepaard gaande feitelijkheden enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken hand bij die voornoemde [verbalisant 4] ten gevolge heeft gehad;
(art 181 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 25 januari 2024 te Tilburg als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Van Limburg Stirumlaan en/of het Rooseveltplein en/of de generaal Winkelmanstraat en/of de Oude Goirleseweg en/of de Generaal Smutslaan en/of de Groenstraat en/of de Professor van Buchemlaan en/of de Oude Hilvarenbeekseweg en/of de Korhoenstraat en/of de Nachtegaalstraal, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door
- over de verschillende wegen met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane maximumsnelheid van 50 en/of 70 kilometer per uur te rijden (te weten ongeveer tussen de 90 en 120 kilometer per uur), in elk geval door te rijden met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord is en/of
- geen gevolg te geven aan een verkeersteken(s) die/dat een gebod of verbod inhoud(t)(en), immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor hem, verdachts, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde en/of
- een of meermalen hard te remmen en/of
- een of meermalen slingerend te rijden en/of
- geen gevolg te geven aan een vereersteken(s) die/dat een gebod of verbod inhoud(t)(en), immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een gesloten verklaring in de richting van de Generaal Smutslaan en/of
- door met hoge snelheid, althans met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord, te rijden over een bus sluis en daarbij zijn, verdachtes, linkervoorband te verliezen en/of
- tegen de richting in, de Nachtegaalstraat op/in te rijden
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten;
(art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 januari 2024 te Tilburg, althans in Nederland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende/manoeuvrerende op/over de weg, de Van Limburg Stirumlaan en/of het Rooseveltplein en/of de generaal Winkelmanstraat en/of de Oude Goirleseweg en/of de Generaal Smutslaan en/of de Groenstraat en/of de Professor van Buchemlaan en/of de Oude Hilvarenbeekseweg en/of de Korhoenstraat en/of de Nachtegaalstraal, zich zodanig heeft gedragen dat door zijn gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, immers heeft hij, verdachte,
- over de verschillende wegen met een hogere snelheid dan de aldaar voor personenauto’s toegestane maximumsnelheid van 50 en/of 70 kilometer per uur gereden (te weten ongeveer tussen de 90 en 120 kilometer per uur), in elk geval gereden met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord was en/of
- geen gevolg gegeven aan een verkeersteken(s) die/dat een gebod of verbod inhoud(t)(en), immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor hem, verdachts, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde en/of
- een of meermalen hard gereden/of
- een of meermalen slingerend gereden en/of
- geen gevolg gegeven aan een vereersteken(s) die/dat een gebod of verbod inhoud(t)(en), immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een gesloten verklaring in de richting van de Generaal Smutslaan en/of
- met hoge snelheid, althans met een (veel) hogere snelheid dan ter plaatse verantwoord, over een bus sluis gereden en daarbij zijn, verdachtes, linkervoorband verloren en/of
- tegen de richting in, de Nachtegaalstraat op/in gereden
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)