In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2024 een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 2000. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, die was ingesteld na een incident op 11 november 2024 waarbij de betrokkene in een verwarde toestand werd aangetroffen op het centraal station van [plaats 2]. Tijdens de mondelinge behandeling op 29 november 2024, waarbij de betrokkene en haar advocaat aanwezig waren, zijn ook een psychiater en een verpleegkundige gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing. De betrokkene vertoonde verward gedrag en had een minderjarige zoon bij zich tijdens het incident. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, vermoedelijk een paranoïde psychose, en dat verplichte zorg noodzakelijk is. De rechtbank verleent de gevraagde machtiging voor de duur van drie weken, tot en met 6 december 2024, en stelt dat de maatregelen zoals genoemd in de beschikking kunnen worden toegepast. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. Struijs, rechter, in aanwezigheid van mr. Wallerbos als griffier.