Op 29 oktober 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorlopige ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2009. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, in verband met zorgen over de veiligheid van de minderjarige bij zijn tante, die als voogdes is aangesteld na het overlijden van de moeder in 2020. De kinderrechter heeft de zaak mondeling behandeld, waarbij de tante, haar advocaat en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren. De minderjarige heeft zijn mening over de situatie kenbaar gemaakt, waarbij hij aangaf angstig te zijn voor zijn tante en geen contact met haar te willen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de situatie van de minderjarige, die momenteel in een pleeggezin verblijft. De Raad heeft aangegeven dat er grote zorgen zijn over verbale en fysieke mishandeling door de tante. De kinderrechter heeft besloten om de voorlopige ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige te verlengen tot 16 januari 2025, om de situatie verder te onderzoeken en de veiligheid van de minderjarige te waarborgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.
De kinderrechter heeft benadrukt dat de minderjarige de kans moet krijgen om tot rust te komen en dat de relatie tussen hem en zijn tante verder onderzocht moet worden. De Raad zal in de komende periode een onderzoek uitvoeren naar de noodzaak van een definitieve ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing, waarbij ook de psychiatrische problematiek van de minderjarige in overweging zal worden genomen.