Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 8 februari 2024 van de enkelvoudige kamer op het verzet van
[oorspronkelijke eiseres](oorspronkelijk eiseres) uit [plaats], opposant,
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 8 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak met zaaknummer BRE 21/1783 V. De zaak betreft een verzet van de opposant, die als erfgenaam van de oorspronkelijke eiseres optreedt. De oorspronkelijke eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen, dat op 18 maart 2021 een aanvraag om een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) had afgewezen. Na het overlijden van de oorspronkelijke eiseres op 23 mei 2023 trok de opposant het beroep in, maar verzocht hij wel om een proceskostenvergoeding. De rechtbank had eerder, op 19 september 2023, dit verzoek afgewezen.
In het verzet heeft de opposant aangevoerd dat het verzoek om proceskostenvergoeding ten onrechte is afgewezen, omdat bij een inhoudelijke beoordeling van de zaak de Wmo-aanvraag mogelijk zou zijn toegekend. De rechtbank overweegt echter dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een proceskostenvergoeding alleen kan worden toegekend als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan het beroep tegemoet is gekomen. Aangezien de opposant het beroep heeft ingetrokken vanwege het overlijden van de oorspronkelijke eiseres, is niet voldaan aan deze voorwaarde.
De rechtbank concludeert dat de eerdere uitspraak van 19 september 2023 terecht was en dat het verzet ongegrond is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, maar heeft partijen wel aangemoedigd om onderling afspraken te maken over de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.