ECLI:NL:RBZWB:2024:8121

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
02-017493-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling mishandeling en het aanwezig hebben van cocaïne met vrijspraak voor wederrechtelijke vrijheidsberoving

Op 28 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving, mishandeling en het aanwezig hebben van cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de beschuldiging van wederrechtelijke vrijheidsberoving, omdat de verklaring van de aangever niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs. De rechtbank oordeelde echter dat de mishandeling, waarbij de verdachte de aangever een kopstoot gaf, wettig en overtuigend bewezen was. De rechtbank baseerde deze beslissing op de verklaring van de aangever en de medische rapporten die letsel bevestigden. De verdachte werd ook schuldig bevonden aan het aanwezig hebben van cocaïne, wat werd bevestigd door een bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van de politie.

De rechtbank legde een taakstraf op van 80 uur, met aftrek van het voorarrest, en oordeelde dat er geen reden was voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, mede omdat de aangever had aangegeven geen straf meer te willen voor de verdachte. De rechtbank hield rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en de omstandigheden van de zaak, waaronder de schending van de redelijke termijn. De uitspraak benadrukt de ernst van de mishandeling en het bezit van cocaïne, maar ook de context van de zaak en de gedragingen van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/017493-22
vonnis van de meervoudige kamer van 28 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1997,
wonende te [adres] ,
raadsman: mr. D.A. Souisa, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving (feit 1), mishandeling (feit 2) en het aanwezig hebben van cocaïne (feit 3).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten 1 en 2. De verklaring van aangever is niet betrouwbaar en staat haaks op de verklaringen van verdachte en de getuigen. Ten aanzien van feit 3 heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het besprokene ter zitting het volgende vast.
Op 19 januari 2022 hebben verdachte en aangever een ontmoeting gehad op parkeerplaats Boekfos in Asse, België. Deze ontmoeting was zonder dat aangever dit wist door verdachte opgezet, via een meisje dat op Facebook contact had met aangever. Verdachte was op de parkeerplaats aanwezig met in ieder geval nog twee andere personen; getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Op de parkeerplaats is verdachte bij aangever in de auto gestapt. Hierna zijn zij van auto gewisseld en is aangever met verdachte in de auto van verdachte gaan zitten, terwijl de getuigen buiten bleven staan. De ontmoeting was door verdachte geïnitieerd, omdat verdachte van mening was dat aangever de bruidsschat van het zusje van aangever had gestolen. Aangever was getrouwd met het zusje van verdachte en hun echtscheiding was aanstaande.
Aangever heeft verklaard dat hij met geweld werd gedwongen om in de auto van verdachte plaats te nemen en dat het portier daarna werd geblokkeerd door de andere aanwezige mannen, waardoor hij niet uit de auto kon. Ook zou hij in de auto door verdachte en nog een persoon zijn mishandeld en bedreigd. Verdachte heeft ontkend dat aangever werd gedwongen om in zijn auto plaats te nemen en dat het portier werd geblokkeerd. Het was een normaal gesprek, waarbij er door hem slechts op hoge toon werd gesproken. Er zou ook geen geweld hebben plaatsgevonden.
Feit 1
De rechtbank constateert dat de verklaring van aangever voor zover deze ziet op de wederrechtelijke vrijheidsberoving geen steun vindt in enig ander bewijsmiddel. De rechtbank spreekt verdachte dan ook, bij gebrek aan wettig bewijs, hiervan vrij.
Feit 2
Aangever heeft verklaard dat hij in de auto meerdere malen bij de keel is vastgepakt door verdachte, dat hierin is geknepen en dat hij is geduwd. Ook zou hij een kopstoot hebben gekregen van verdachte en in zijn gezicht zijn geslagen. Dat aangever letsel had toen hij aangifte deed, staat niet ter discussie. Hij had een bult op zijn hoofd, iets dat ook in de geneeskundige verklaring is opgenomen. Gelet op de korte tijd die tussen de ontmoeting enerzijds en de aangifte en de geneeskundige verklaring anderzijds zat en de verklaring van verdachte tijdens het verhoor bij de politie, acht de rechtbank bewezen dat aangever dit letsel tijdens deze ontmoeting heeft opgelopen en dat het verdachte is geweest die dit letsel bij aangever heeft toegebracht. Hoewel de getuigen hebben verklaard tijdens de ontmoeting geen letsel bij aangever te hebben gezien en ook verdachte ter zitting heeft verklaard dat het niet kan dat hij het letsel heeft toegebracht, schuift de rechtbank deze verklaringen ter zijde. Dat getuigen geen letsel hebben gezien, betekent immers niet dat dit er niet was. Bovendien kan een zwelling op het hoofd zich later ontwikkelen. Daarnaast zijn deze verklaringen geruime tijd na de ontmoeting afgelegd, waarbij verdachte heeft verklaard dat hij vooraf met deze getuigen over het afleggen van deze verklaringen heeft gesproken. Verdachte heeft hier bovendien eerder anders over verklaard. In zijn verhoor bij de politie, slechts twee dagen na het incident, heeft verdachte namelijk verklaard dat het kan zijn dat zijn hoofd en het hoofd van aangever elkaar hebben geraakt. Op een verduidelijkingsvraag van de verhorende verbalisanten, of verdachte aangever überhaupt pijn of letsel heeft toegebracht, heeft hij verklaard dat dit misschien met zijn hoofd kan zijn gedaan. De rechtbank hecht in dit geval waarde aan de verklaring die verdachte vlak na het incident heeft afgelegd, toen de gebeurtenissen nog vers in zijn herinnering zaten.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft mishandeld door hem een kopstoot te geven.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangever met betrekking tot de overige op de tenlastelegging genoemde geweldshandelingen onvoldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank spreekt verdachte hiervan dan ook partieel vrij.
Feit 3
De rechtbank acht dit feit, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, het proces-verbaal van aantreffen van de cocaïne en het rapport waarin staat dat het als zodanig is getest, wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 2op 19 januari 2022 te [parkeerplaats] in Asse [aangever] heeft mishandeld door die [aangever] een kopstoot te geven tegen het gezicht;
Feit 3op 20 januari 2022 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
8,73 gram cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 270 dagen, waarvan 264 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een taakstraf van 240 uur.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om indien zij tot een bewezenverklaring komt aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Verdachte heeft het recht in eigen hand genomen en heeft zich niet kunnen beheersen toen hij samen met de inmiddels ex-man van zijn zusje in gesprek was over een familieconflict. De kopstoot die hij heeft uitgedeeld was van een zodanige aard dat aangever hierdoor een flinke bult op zijn hoofd heeft opgelopen. Het is kwalijk dat verdachte zijn emoties kennelijk niet de baas was. Daarnaast had verdachte cocaïne in zijn woning liggen. Het aanwezig hebben van cocaïne is, zelfs bij een relatief geringe hoeveelheid, een feit dat ernstig is. Harddrugs, waaronder cocaïne, zijn immers stoffen die schadelijk zijn voor de gezondheid en sterk verslavend zijn. Hierdoor ontstaat schade en overlast voor de samenleving. Daarnaast gaat de wereld die achter het aanwezig hebben en gebruik van cocaïne schuilt gepaard met ernstige ondermijnende criminaliteit, waaronder ernstige geweldsexplosies, waarbij niet zelden onschuldige burgers betrokken zijn.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de straf rekening met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor “mishandeling door een kopstoot met letsel ten gevolg” geldt als uitgangspunt een taakstraf van 120 uur. Omdat verdachte op 22 maart 2024 in een andere zaak is veroordeeld voor cocaïnehandel, zal de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel
63 Wetboek van Strafrecht, nu geen straf opleggen voor het aanwezig hebben van een relatief geringe hoeveelheid cocaïne.
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met het feit dat aangever in zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft aangegeven dat hij het niet meer van belang vindt dat verdachte een straf krijgt. Daarnaast is de redelijke termijn geschonden. De rechtbank houdt ook hiermee in strafmatigende zin rekening. Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan door de officier van justitie is gerekwireerd, zal zij een aanzienlijk lagere straf opleggen dan geëist door de officier van justitie.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf van 80 uur, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

7.Het beslag

7.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien de voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de voorwerpen bij het onderzoek naar de tenlastegelegde feiten zijn aangetroffen. De voorwerpen behoren aan verdachte toe en zijn in strijd met de wet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36b, 36c, 57, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 1 tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2:mishandeling;
feit 3:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 80 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
40 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten;
* Seat Ibiza ( [kenteken] ), goednummer PL2000-2022017252-2420628;
* Apple iPhone Wit, goednummer PL2000-2022018051-2421006;
* Apple iPhone A1779, goednummer PL2000-2022018051-2421009;
* Apple iPhone Zwart, goednummer PL2000-2022017252-2420992;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
* Verdovende mid (Cocaine Crack), 18 stuks, goednummer PL2000-2022018051-2420974;
* Verdovende mid (Cocaine Crack), 5 stuks, goednummer PL2000-2022018051-2421098.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Pooyé, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. V. Hartman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Heitzman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 november 2024.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op of omstreeks 19 januari 2022 te [parkeerplaats] , in Asse, althans in België, opzettelijk [aangever] , wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door die voornoemde [aangever] :
bij de keel vast te pakken en/of vast te houden en/of daarin te knijpen en/of
(vervolgens) die [aangever] tegen zijn rug, in een (personen)auto (aan de
passagierskant) te duwen en/of meermalen, althans eenmaal een kopstoot te geven en/of meermalen, althans een maal te slaan en/of te stompen in/op/tegen het gezicht,
althans op het lichaam en/of die [aangever] gedurende enige tijd in die (personen)auto op te houden en/of door de uitgang van die (personen)auto met een of meerdere onbekend gebleven perso(o)n(en) te (laten) blokkeren, althans die [aangever] te beletten om die (personen)auto te verlaten, zulks terwijl die [aangever] meerdere malen heeft
aangegeven dat hij, verdachte, hem, [aangever] , moest laten gaan en/of dat hij, [aangever] ,
weg en/of naar huis wil en/of die [aangever] de woorden toe te voegen:
"Gaan we nu normaal praten” en/of “zeg dat je alles gestolen hebt van mijn zusje”
en/of “jij gaat die rechtszaak beëindigen” en/of “jij moet geld betalen en aangeven
dat jij zelf goud hebt gestolen van mijn zusje” en/of “ hiervoor heb je een dag de
tijd” en/of "als je dit niet doet ga ik jou drie broertjes dood schieten en daarna jou”,
althans woorden van gelijke dreigende en/of dwingende aard en/of strekking;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 19 januari 2022 te [parkeerplaats] in Asse, althans in België [aangever]
heeft mishandeld door die [aangever] bij de keel vast te pakken en/of vast te houden
en/of daarin te knijpen en/of (vervolgens) die [aangever] tegen de rug te duwen en/of
meermalen, althans eenmaal een kopstoot te geven en/of meermalen, althans een maal te slaan en/of te stompen in/op/tegen het gezicht, althans op het lichaam;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 20 januari 2022 te Rijen, gemeente Gilze en Rijen
opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8,73 gram cocaïne, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het
vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )