4.3.4Parketnummer 02/093338-23
4.3.4.1 De inleidende overwegingen met betrekking tot het SkyECC-account
Uit de zaak met parketnummer 02/093338-23 is naar voren gekomen dat door diverse personen gebruik is gemaakt van PGP-toestellen en van de berichtendienst SkyECC. De politie heeft in meerdere strafrechtelijke onderzoeken gebruikers van verschillende SkyECC-accounts kunnen identificeren.
Identificatie van gebruiker met het SkyECC-account [accountnaam 1]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte] gebruik heeft gemaakt van het SkyECC-account [accountnaam 1] met gebruikersnamen [gebruikersnaam 1] , [gebruikersnaam 1] ( [gebruikersnaam 2] ), [gebruikersnaam 3] , [gebruikersnaam 4] , [gebruikersnaam 5] , [gebruikersnaam 6] en [gebruikersnaam 7] . Verdachte heeft in zijn vierde verhoor toegegeven dat hij op enig moment de gebruiker is geweest van voormeld SkyECC-account. Verdachte heeft daarmee het proces-verbaal van identificatie onderschreven, omdat de politie dit account ook aan verdachte heeft toegeschreven. De politie heeft de identificatie onderbouwd met onderzoeksgegevens van de verkeers- en APN-gegevens van zendmasten, de meest gebruikte Cell ID’s, gegevens over het rijbewijs en de auto van verdachte, de verjaardag van diens stiefzoon en gegevens van verdachte uit het politiesysteem. Op basis van de bekennende verklaring van verdachte en het proces-verbaal van identificatie gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte de gebruiker is geweest van het aan hem toegeschreven SkyECC-account [accountnaam 1] .
4.3.4.2 Het onder feit 1 en onder feit 2 ten laste gelegde
Feiten en omstandigheden van feit 1Verdachte heeft op 25 oktober 2020 via zijn SkyECC-account contact opgenomen met het account [accountnaam 2] . Volgens verdachte vertrekt er de volgende dag een transport en moet het tegencontact dat
’aan die chauf geve’en
‘die geeft aan vrachtwagen’.Verdachte vervolgt met de teksten:
‘Wat denk je die moet die spulle na grens van België Frankrijk brenge’en
‘Die Engelse hebbe stash auto die na Frankrijk rijden’en
‘hij gaat gelijk terug van fr terug na overkant’en
‘hij moet door na Ir maat’.Op 31 oktober 2020 geeft verdachte tegenover hetzelfde contact aan dat hij rechtstreeks met die chauffeur werkt, die dit stiekem doet. Op 2 november 2020 geeft verdachte aan account [accountnaam 2] de opdracht
‘om 6 blokke te pakke en die 5 Bruno’,zodat die de volgende dag kunnen worden afgeven in Breda. Verdachte vraagt op 3 november 2020 of
‘de 6 bl en 5 br’zijn afgegeven, hetgeen door account [accountnaam 2] wordt bevestigd. Tot slot bericht verdachte dat account op 5 november 2020:
‘Hij s in uk’en iets later:
‘Is aangekome in ir’.
Feiten en omstandigheden van feit 2
Verdachte heeft op 13 november 2020 via zijn SkyECC-account andermaal contact met het account [accountnaam 2] . Verdachte zegt tegen dit account:
‘heb zelf chauf’en vraagt dan: ‘
als ik vrouw regelen’en
‘kun jij dan voorop rijden’en
‘weg openen’.[accountnaam 2] stemt daarmee in. Later die dag geeft verdachte bij het tegencontact aan dat hij een vrouwelijke chauffeur heeft geregeld die de volgende dag zal rijden. Op 14 november 2020 geeft verdachte aan dat over de grens veel buitenlandse auto’s zijn, die allemaal op de boot naar Engeland gaan, zo ook zijn afnemer. Het gaat in totaal om
’11 blokke en 2 br’. Verdachte informeert [accountnaam 2] dat de vrouwelijke chauffeur naar hem onderweg is, hij haar gerust moet stellen, hij voor haar moet gaan rijden en contact met haar moet blijven houden. Verdachte instrueert [accountnaam 2] dat zij uiterlijk om 12.45 uur moeten vertrekken, dat de persoon in Boulogne-sur-Mer is en daar tot 16.00 uur kan wachten. Uiteindelijk heeft [accountnaam 2] aan verdachte laten weten dat zij het gehaald hebben en het spul is afgegeven.
De verklaring van verdachteDe verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij is benaderd door een Engelse partij om aan hen spullen te leveren. Verdachte zou de spullen hebben aangenomen en moeten overdragen aan een chauffeur van de Engelse partij. Omdat dit goed zou zijn verlopen, hebben zij hem ook verzocht om naar België en Frankrijk te gaan. Verdachte zou daar niet aan hebben willen meewerken, waardoor daarna een vrouw hiervoor is benaderd. Verdachte heeft dat alleen in goede banen moeten leiden. Verdachte beaamt dat hij wel heeft geweten dat het om cocaïne zou gaan.
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank stelt voorop dat hetgeen zij heeft overwogen over het bewijsminimum en over de duiding van de inhoud van de chatberichten, in paragraaf 4.3.3, hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd en zij is van oordeel dat hieraan ten aanzien van deze feiten is voldaan. Uit de berichten volgt dat er partijen drugs buiten het grondgebied van Nederland zijn gebracht en dat verdachte daarbij betrokken was. Ook staat naar haar oordeel vast dat het ging om cocaïne en heroïne.
De rechtbank leidt uit de berichten af dat verdachte duidelijk op de hoogte is van de uiteindelijke bestemming van de verdovende middelen. Daarnaast volgt daaruit dat verdachte zich bewust is van de hoeveelheden die de afnemers willen ontvangen. Immers, ofwel hij heeft het aantal bepaald dat is vervoerd ofwel hij geeft in een gesprek aan hoeveel er moet worden vervoerd. De vrachtwagenchauffeur en vrouwelijke chauffeur zijn door verdachte benaderd en gevraagd om te helpen. De gebruiker van het account [accountnaam 2] krijgt opdrachten en er worden instructies (mee)gegeven door verdachte. Verdachte staat zowel met de persoon in contact die voorop zal rijden (een voorverkenning verricht/ter beveiliging), alsmede met de personen die het verdere transport voor hun rekening nemen (naar Engeland en Ierland).
Tenslotte betrekt de rechtbank in haar overwegingen dat in zijn algemeenheid moet worden aangenomen dat de belanghebbenden bij een drugstransport op de hoogte zijn van hetgeen er wordt vervoerd. Nu er geen aanwijzingen zijn voor het tegendeel en verdachte zelf heeft verklaard dat het ging om cocaïne, houdt de rechtbank het ervoor dat verdachte tevens wist dat het ook om heroïne ging.
Conclusie
Verdachte vervult ten aanzien van beide feiten een cruciale rol bij de uitvoer van de verdovende middelen. Hij heeft controle vanaf de locatie waar de verdovende middelen zich bevinden tot aan de eindbestemming. Hij voert volledig de regie over de chauffeurs, weet de tijdstippen tot wanneer men bereikbaar is, krijgt direct een bericht als het is aangekomen of wordt overgedragen, bepaalt of geeft aan hoeveel er wordt meegeven en wie betrokken zijn.
De rol van verdachte bij de feiten is niet marginaal te noemen en kan niet als medeplichtig worden gekenschetst. Er zal aan de verklaring van verdachte worden voorbijgegaan. Het verweer van de verdediging wordt verworpen. Het medeplegen van het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en heroïne kan zowel onder feit 1 als onder feit 2 wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
4.3.4.3 Het onder feit 3 ten laste gelegde
Feiten en omstandighedenVerdachte heeft via SkyECC in de periode vanaf 2 juli 2020 tot en met 1 januari 2021 contact met de SkyECC-accounts [accountnaam 3] , [accountnaam 4] , [accountnaam 5] , [accountnaam 6] en [accountnaam 2] . De rechtbank zal kort een aantal elementen aanhalen -niet uitputtend bedoeld- die uit die gesprekken naar voren komen.
Op 2 juli 2020 wordt een foto gestuurd van een blok met een opdruk, waarvan verdachte zegt:
‘Deze is nog over’.
Op 20 augustus 2020 worden er meerdere foto’s van blokken gestuurd, waarbij het gesprek gaat over het maken van 50/100 kilogram, ofwel voor iedere week ofwel om de tien dagen. Diezelfde dag stuurt verdachte nog:
‘iemand wilt nu 2 kopen’.
Op 22 augustus 2020 stuurt verdachte dan:
‘ok hij heeft gepakt die 2’.Diezelfde dag stuurt verdachte ook:
‘wola heb vandaag 3 gepakt voor 29’.
Op 29 september 2020 laat verdachte weten:
‘broer safe die 2 verkocht’.
Op 12 oktober en 14 december 2020 worden gesprekken gevoerd over kwaliteit, glans, een klant die zij niet kwijt willen, teruggezonden leveringen en het natellen van geldbedragen.
Tussen 24 september en 26 september 2020 heeft verdachte contact met een aantal accounts, waarbij
‘16 stuks’worden besteld voor
‘488k’. Er worden foto’s verzonden van een blok met Rolex-opdruk en bundels met geld. Uiteindelijk moet
‘61k’worden terugbetaald nadat er
‘14 stuks’zijn geleverd.
Verdachte heeft in zijn verhoor aangegeven dat de chatberichten voor zich spreken en hierover niet verder in detail te willen treden.
Het oordeel van de rechtbankDe rechtbank stelt voorop dat hetgeen zij heeft overwogen over het bewijsminimum en over de duiding van de inhoud van de chatberichten, in paragraaf 4.3.3, hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd en zij is van oordeel dat hieraan ook ten aanzien van dit feit is voldaan.
De rechtbank heeft op basis van de foto’s van de blokken, de prijzen die worden benoemd en de verdere inhoud van alle chatberichten geen enkele twijfel dat verdachte betrokken is bij de handel in cocaïne. De rechtbank is er ambtshalve mee bekend dat met de gefotografeerde blokken in combinatie met de gebruikte terminologie van ‘colo’, ‘wit’ en ‘boli’ cocaïne wordt bedoeld. De genoemde prijzen corresponderen met de handelswaarde die deze partijen cocaïne vertegenwoordigen. De bundels met geld duiden voorts op contante betalingen die bij dergelijke transacties gebruikelijk zijn. Er worden verschillende afspraken in diverse steden in Nederland gemaakt om te verkopen, waarbij uitdrukkelijk over klanten, kwaliteit en hoeveelheden voorraad wordt gesproken. Ook blijkt uit de gesprekken dat er niet alleen wordt gesproken over de handel, maar dat er ook daadwerkelijk meerdere malen cocaïne door verdachte is verkocht én dat dit ging om grote hoeveelheden die door verdachte op meerdere momenten en in verschillende hoeveelheden zijn verhandeld. Noch uit de inhoud van de chatberichten, noch uit de verklaring van verdachte zelf volgt dat het hiervoor overwogene anders moet worden geïnterpreteerd.
ConclusieHet onder feit 3 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
4.3.4.4 Het onder feit 4 ten laste gelegde
Juridisch kader
De beantwoording van de vraag of er sprake is van “voorhanden hebben”, zoals bedoeld in artikel 26 van de Wet wapens en munitie, is afhankelijk van een drietal factoren. Het eerste vereiste betreft de aanwezigheid van het wapen, al dan niet in de onmiddellijke nabijheid van verdachte. Op de tweede plaats moet er een machtsrelatie/machtsuitoefening bestaan, zo men wil beschikkingsmacht, tussen verdachte en het wapen. Tot slot dient er bij verdachte een meer of mindere mate van bewustheid te bestaan ten aanzien van de aanwezigheid van het wapen.
Partiële vrijspraak
Ten aanzien van de tien Glock-pistolen heeft verdachte enkel een afbeelding verzonden en een prijsopgaaf meegestuurd. Met betrekking tot de acht Zastava aanvalsgeweren heeft verdachte eveneens een foto verzonden, waarop hij drie weken later nog heeft geantwoord:
‘I am back next week direct I will make everything ready brother’.
De rechtbank heeft niet meer SkyECC-berichten aangetroffen die een verdere invulling zouden kunnen geven van de context waarin het één en ander is besproken. Het versturen van een foto met het vermelden van een prijs of de toevoeging iets in orde te maken, betekent niet zonder meer dat verdachte ook handelingsbevoegd is geweest met betrekking tot die wapens. Het bewijs is ontoereikend om aan te nemen dat verdachte beschikkingsmacht heeft gehad over de Glock-pistolen en Zastava-aanvalsgeweren. Dat er sprake zou zijn geweest van een overdracht is in zijn geheel niet gebleken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van deze onderdelen van het onder feit 4 ten laste gelegde.
Feiten en omstandigheden aangaande de vijf CZ-pistolen, type P-10 S
Verdachte heeft op 23 juli en 29 juli 2020 onder meer de volgende berichten verzonden:
‘7 pieces’en
‘CZ p-10 c’. Een SkyECC-gebruiker genaamd “ [bijnaam] ” biedt dit verdachte aan voor € 3.250. Verdachte heeft aan SkyECC-account [accountnaam 7] gevraagd:
‘Do you want the 7’en
‘€ 3.150’en
‘he take 100 off’.Het account [accountnaam 7] besluit er vijf te kopen voor € 16.750 en vraagt of het naar Antwerpen kan worden gebracht, zo volgt uit de chats. Verdachte heeft daarna met het SkyECC-account [accountnaam 8] contact over de wijze waarop de wapens naar Antwerpen vervoerd worden. Ze besluiten dit aan een zekere “ [naam 1] ” mee te geven. Op 31 juli 2020 hebben verdachte en [accountnaam 8] opnieuw contact. [naam 1] zou
‘15k’hebben afgegeven. Volgens verdachte betreft het
‘4 zonder’en
‘1 met demper’.[accountnaam 8] zegt even later tegen verdachte:
‘Ik pak ze aan’en
‘van die gast nu’en
‘hij is er’en
‘ik hou ze bij tot morgen’. Dat account stuurt een foto met wapens naar verdachte. Hij meldt dan dat [naam 1] blijft slapen:
‘morgen rijdt hij aan’. Verdachte reageert hierop met de tekst:
‘Dan s da afgehandeld’.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank concludeert uit de berichten dat verdachte wapens heeft gekocht, doorverkocht en naar Antwerpen heeft laten brengen. Verdachte heeft daarmee beschikkingsmacht uitgeoefend door over de aankoop, verkoop en het transport te beslissen. Uit de berichten blijkt ook dat verdachte zich terdege bewust is van de aanwezigheid van die wapens. Uit het deskundigenrapport van de politie blijkt dat de wapens qua uiterlijk in hoge mate overeenkomen met een semi automatisch vuurwapen van het merk CZ, type P10, S. De prijs voor het wapen zelf en het transport leiden voor de rechtbank tot de overtuiging dat het daadwerkelijk om dat wapen gaat van categorie III onder 1 in de zin van de wet Wapens en munitie. Verdachte heeft vijf pistolen van het merk CZ, type P-10 S voorhanden gehad en overgedragen.
De verklaring van verdachte dat het om alarmpistolen zou gaan en dat daarom de wapendeal niet zou zijn beklonken, wordt door de rechtbank als een ongeloofwaardige verklaring beschouwd en dus gepasseerd. Er is geen enkel bericht waaruit zou blijken dat het om alarmversies zou gaan en de wapenoverdracht is mislukt. Indien dit in werkelijkheid zou hebben plaatsgevonden, zou dit uit het SkyECC-berichtenverkeer naar voren moeten zijn gekomen. Dit klemt temeer, nu het account [accountnaam 7] na 31 juli 2020 met verdachte zaken blijft doen. De rechtbank is van oordeel, met de officieren van justitie, dat als het om nepwapens zou zijn gegaan, het niet in de rede ligt dat men zaken met elkaar blijft doen, in ieder geval niet zonder dat hierover wordt gecorrespondeerd. Bovendien heeft verdachte op 8 augustus 2020 nog aan [accountnaam 7] geschreven:
‘5 gun I give already’en
‘In Antwerpen’en
‘Yes he have in Antwerpen’. Hieruit volgt dat er wel degelijk een geslaagde deal heeft plaatsgevonden. Verdachte zou dergelijke berichten niet naar een afnemer sturen als de wapenoverdracht zou zijn afgeketst.
Het verweer van de verdediging op dit onderdeel faalt.
Feiten en omstandigheden aangaande de vijf aanvalsgeweren
Het account [accountnaam 7] vraagt op 8 augustus 2020 aan verdachte
‘Can you send to Antwerp 4 kala’. Verdacht respondeert hierop met de tekst:
‘I go to the people from the ak’. Op 17 augustus 2020 stuurt verdachte aan [accountnaam 7] :
‘The kalash’en
‘Is ready I have 5’en
‘short one’en
‘he want 2000’. [accountnaam 7] zegt daarop:
‘Yes take short bro’en
‘send to Antwerp and [naam 2] gonna pay’en
‘also put 2000 for delivery’. Verdachte stuurt op 24 augustus 2020 foto’s van vijf wapens naar [accountnaam 7] , waarbij nog over extra munitie en magazijnen wordt gesproken. Op 25 augustus 2020 spreekt verdachte met het SkyECC-account [accountnaam 9] . Verdachte geeft dit account opdracht om naar Tilburg te komen, om 16000 te brengen en om 5 op te halen. Er worden straten in Tilburg-Zuid genoemd. [accountnaam 9] stuurt aan verdachte:
‘Hij is die gaan pakken’en
‘5 stuks’en
‘Saffi ben er’. Er worden ook kogels en magazijnen bijgeleverd. Kort daarna heeft verdachte aan [accountnaam 7] bericht:
‘Safe bro’en
‘Die 5 he have’. [accountnaam 7] heeft daarop gereageerd met:
‘Ok bro perfect, waarop verdachte een icoon van een opgestoken duim heeft verzonden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank concludeert uit de berichten dat verdachte wapens heeft gekocht, heeft laten ophalen, heeft doorverkocht en opnieuw naar Antwerpen heeft laten transporteren. Verdachte heeft daarmee beschikkingsmacht uitgeoefend door over de aankoop, verkoop en het transport te beslissen. Uit de berichten volgt ook dat verdachte zich meer dan bewust is van de aanwezigheid van die wapens. Uit het deskundigenrapport van de politie blijkt niet dat zij de wapens hebben kunnen categoriseren op basis van de foto’s. De eigen waarneming van de rechtbank naar aanleiding van die foto’s, de termen ‘
kalash’, ‘AK’en
‘kala’,alsook de gehanteerde prijzen en genoemde risico’s, leiden voor de rechtbank tot de overtuiging dat het om vijf aanvalswapens gaat van categorie II in de zin van de wet Wapens en munitie. Verdachte heeft dus vijf aanvalsgeweren voorhanden gehad en overgedragen.
De verklaring van verdachte dat het om verroeste rommel zou gaan en dat de afnemer de wapens niet zou hebben meegenomen, volgt de rechtbank niet. Op de eerste plaats is die stellingname in tegenspraak met de hiervoor opgenomen en in Bijlage II aangehechte berichten. Daarnaast komt uit de verdere SkyECC-berichten niet naar voren dat het in de realiteit is gegaan, zoals verdachte heeft beweerd. Integendeel, het lijkt allemaal keurig op elkaar aan te sluiten, waarbij verdachte, tussenpersoon en afnemer tevreden zijn. Er worden iconen van hartjes, opgestoken duimen en ‘alles in orde’ gestuurd, waarbij men elkaar aanspreekt als bro, brother en saffi. Er dient voor € 16.000 te worden afgerekend bij het ophalen, € 2.000 per verkocht wapen moet worden betaald en € 2.000 voor alleen een transport naar Antwerpen. Dit alles is volgens verdachte met veel risico’s omgeven. Dergelijke hoge prijzen en risico’s leveren een contra-indicatie op dat er sprake zou zijn van roestige rommel, en wijzen er juist op dat sprake was van echte vuurwapens.
Het verweer van de verdediging wordt verworpen.
ConclusieHet onder feit 4 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het handelen in strijd met het verbod van artikel 26, eerste lid en artikel 31, eerste lid van de wet Wapens en munitie, meermalen gepleegd.
4.3.5Parketnummer 02/327061-22
4.3.5.1
De inleidende overwegingen met betrekking tot de Exclu-accounts
Uit het strafrechtelijk onderzoek Grand Canyon is naar voren gekomen dat door diverse personen gebruik is gemaakt van de berichtendienst Exclu. De verschillende verdachten in het onderzoek zijn door de politie als de gebruikers van de verschillende Exclu-accounts geïdentificeerd.
Identificatie gebruiker Exclu-account [accountnaam 10] met gebruikersnaam [gebruikersnaam 8]
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte] gebruik heeft gemaakt van het Exclu-account [accountnaam 10] met gebruikersnaam [gebruikersnaam 8] . Verdachte heeft in zijn derde verhoor toegegeven dat hij de gebruiker is van het Exclu-account [gebruikersnaam 8] . Hij heeft in dat verhoor ook bevestigd dat hij daar alleen gebruik van heeft gemaakt. Verdachte heeft daarmee het proces-verbaal van identificatie onderschreven, omdat de politie dit account ook aan verdachte heeft toebedeeld. Gelet op het proces-verbaal van identificatie en de verklaring van verdachte, bestaat er bij de rechtbank geen twijfel dat [verdachte] de gebruiker is geweest van het aan hem toegeschreven Exclu-account [gebruikersnaam 8] .
Identificatie van de andere gebruikers van de Exclu-accounts
Op basis van de processen-verbaal van identificatie van de Exclu-accounts -en de in Bijlage II aangehechte bewijsmiddelen- gaat de rechtbank er vanuit dat de andere Exclu-accounts toegeschreven kunnen worden aan de medeverdachten, zoals hierna aangegeven. De rechtbank heeft geen enkele reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de identificerende processen-verbaal te twijfelen. Hieruit volgt dat:
- CSN [accountnaam 11] met gebruikersnamen [gebruikersnaam 9] en [gebruikersnaam 10] :
[medeverdachte 1], geboren op [geboortedag 2] -1976 te [geboorteplaats 2] betreft;
- CSN [accountnaam 12] , [accountnaam 13] , [accountnaam 14] , [accountnaam 15] , [accountnaam 16] , [accountnaam 17] , [accountnaam 18] met gebruikersnamen [gebruikersnaam 11] , [gebruikersnaam 12] , [gebruikersnaam 13] , [gebruikersnaam 14] , [gebruikersnaam 15] , [gebruikersnaam 16] en [gebruikersnaam 17] :
[medeverdachte 2], geboren op [geboortedag 3] 1977 te [geboorteplaats 3] betreft;
- CSN [accountnaam 19] met gebruikersnaam [gebruikersnaam 18] :
[medeverdachte 3], geboren op [geboortedag 4] -1976 te [geboorteplaats 4] betreft;
- CSN [accountnaam 20] met gebruikersnaam [gebruikersnaam 19] :
[medeverdachte 4], geboren op [geboortedag 5] -1973 te [geboorteplaats 5] betreft;
- CSN [accountnaam 21] , [accountnaam 22] met gebruikersnamen [gebruikersnaam 20] en [gebruikersnaam 21] :
[medeverdachte 5], geboren op [geboortedag 6] 1974 te [geboorteplaats 6] betreft.
In het vervolg zal de rechtbank indien chatgesprekken worden aangehaald, volstaan met het vermelden van de naam van de persoon die aan een bepaald account is gekoppeld.
4.3.5.2 Het onder feit 1 ten laste gelegde
Feiten en omstandigheden
De eerste chatgesprekken tussen [medeverdachte 5] en verdachte vinden plaats op 16 november 2022. Op die dag heeft [medeverdachte 5] aan verdachte gevraagd of hij al heeft gekeken bij het adres van een zogeheten ‘tussenhalte’. Verdachte geeft aan dat hij dit een dag later zal doen en [medeverdachte 5] dan ook direct in kennis zal stellen. Verdachte heeft op 17 november 2022 tegenover [medeverdachte 5] bevestigd dat hij naar de tussenloods gaat en naar
‘die plek van buite’. Het gaat hier kennelijk om twee locaties die later in het gesprek door verdachte worden aangeduid als de hoofdplek en de tussenplek. Op diezelfde dag geeft [medeverdachte 5] aan [medeverdachte 2] door dat verdachte, door hen aangeduid als
‘ [naam 3] ’, zich heeft beziggehouden met het bezichtigen van de tussenloods en
‘buiten bij die plek’.Een dag later, op 18 november 2022, heeft verdachte bij [medeverdachte 1] aangeven dat hij nog niets weet, maar dat het zeker zal doorgaan. Het probleem is
‘hun krijge die tussne [naam 4] nie te pakks’, aldus de verdachte. Terwijl verdachte met [medeverdachte 1] in contact heeft gestaan, heeft verdachte opnieuw [medeverdachte 5] op de hoogte gebracht. Verdachte geeft aan dat ze vandaag zullen kijken, omdat ze aan de gang willen en alles nog moet worden ingericht. [medeverdachte 5] heeft op 19 november 2022 (met de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 3] ) aan [medeverdachte 2] gevraagd of
‘ [naam 3] ’moet worden opgenomen in de groepschat, die wordt aangemaakt.
Op 5 december 2022 heeft verdachte contact met [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] wil de sleutel van verdachte ontvangen en heeft die vandaag nodig omdat het belangrijk is. Er wordt onmiddellijk een afspraak gemaakt. [medeverdachte 1] geeft dit vervolgens door aan [medeverdachte 5] . Op 12 december 2022 heeft [medeverdachte 2] naar verdachte gestuurd:
‘Die shark verhaal kost me 194k’. Verdachte vraagt wanneer er wordt begonnen en is verbaasd dat de tussenplek nog niet beschikbaar is. Verdachte onderkent in het gesprek het belang van de tussenlocatie en zegt tegen [medeverdachte 2] :
‘moet tusse plek hebbe’.Uit de berichten van 21 december 2022 blijkt dat verdachte op de hoogte is van de wijze waarop [medeverdachte 5] locaties tracht te regelen. Hij huurt dat via internet wat volgens verdachte gevaarlijk is, omdat je daar zo voor gepakt kan worden. Verdachte wordt die dag door [medeverdachte 2] ingelicht dat hij zelf een losplek heeft geregeld, hetgeen volgens verdachte dan ook beter is.
Op 3 januari 2023 blijkt uit de berichten tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] dat er ‘donderdag’ stoffen worden geleverd en zij de productie kunnen starten. Op 31 januari 2023 wordt het in werking zijnde drugslab aan [adres 1] in Overasselt ontmanteld.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat hetgeen zij heeft overwogen over het bewijsminimum en over de duiding van de inhoud van de chatberichten, in paragraaf 4.3.3, hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd en zij is van oordeel dat hieraan ten aanzien van dit feit is voldaan.
Volgens de rechtbank komt uit de inhoud van Exclu-chatgesprekken duidelijk naar voren dat er naar locaties is gezocht voor criminele doeleinden en dat verdachte daarbij betrokken is geweest. Een legale bestemming sluit de rechtbank uit gelet op de context van alle berichten, de gebruikte bewoordingen en het versluierde taalgebruik, maar ook omdat er geen andere, legale zaken, worden besproken. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan de verklaring van verdachte, voor zover hij heeft aangegeven dat de gesprekken legale zaken betroffen die niet drugsgerelateerd zouden zijn. Verdachte heeft in zijn verhoor, na confrontatie met de Exclu-chatberichten, geen nadere verklaring afgelegd hoe deze berichten dan wel geduid zouden moeten worden. Dit had echter wel op zijn weg gelegen, omdat hij aan de gesprekken heeft deelgenomen. Het enkel benoemen van een mogelijkheid, zoals verdachte dat nu heeft gedaan, vormt een onvoldoende onderbouwing om de gesprekken anders te interpreteren.
Uit het berichtenverkeer tussen de verschillende betrokken personen in onderlinge samenhang bezien, komt ook naar voren dat de zoektocht naar locaties verband hield met het later aangetroffen drugslaboratorium in Overasselt. Er wordt gesproken over een hoofdlocatie die afgelegen ligt en over een tussenlocatie. De locatie waar het drugslab uiteindelijk is aangetroffen betreft naar het oordeel van de rechtbank de in de gesprekken genoemde hoofdlocatie, vanwege de afgelegen locatie en het feit dat daar de MDMA werd geproduceerd. Het is een feit van algemene bekendheid dat meerdere locaties worden gebruikt bij de productie van en de handel in synthetische drugs. De productie, het voorraadbeheer en de verkoop vinden zelden plaats op één en dezelfde locatie. Het is dus een veel gebruikte modus operandi om meerdere locaties te benutten, ook om het risico te verkleinen dat bij een ontdekking alles in beslag wordt genomen. Er is bewust gezocht naar een afgelegen locatie om te produceren, hetgeen de loods aan [adres 1] in Overasselt als hoofdlocatie zo geschikt heeft gemaakt. De tussenlocatie is een
‘must have’voor verdachte, zo blijkt wel uit het gesprek van 12 december 2022.
De rechtbank gaat er vanuit dat verdachte wetenschap heeft van de criminele bestemming. Dit blijkt uit het feit dat hij het heeft afgeraden om locaties via het openbare internet te huren, aangezien je op die manier zo door de politie kan worden opgepakt. Dit onderstreept nog maar eens het malafide karakter en de behoedzaamheid waarmee is opgetreden, zodat de kans op vroegtijdige ontdekking zo klein mogelijk is gebleven. Daarnaast speelt mee dat verdachte nauw contact heeft onderhouden en heeft samengewerkt met personen, die er allen van worden verdacht dat zij betrokken zijn bij de opbouw en financiering van dit drugslab en die later ook bij het productieproces nauw betrokken zijn gebleven. Dat verdachte meer dan een buitenstaander is, blijkt ook uit het gegeven dat hij erop aandringt dat er gestart moet worden, temeer nu alles nog moet worden ingericht. Daarnaast draagt hij draagt kennis van het feit dat derden willen beginnen, dat de opbouw tijd kost en dat het geheel [medeverdachte 2] al 194.000 euro heeft gekost.
Medeplegen
Wellicht ten overvloede, maar de rechtbank constateert dat verdachte een wezenlijk en essentiële bijdrage heeft geleverd van voldoende gewicht aan de voorbereiding en/of bevordering van het produceren van synthetische drugs. Hij heeft de benodigde ruimtes gezocht, bezichtigd en sleutels in beheer gehouden. Daarnaast heeft hij de medeverdachten op de hoogte gehouden van de stand van zaken en is overleg gepleegd over de handelswijze.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte schuldig is aan het medeplegen van voorbereidingshandelingen, vanaf 16 november 2022 tot en met 21 december 2022, ten behoeve van het lab voor synthetische drugs in Overasselt. Het onder feit 1 ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
4.3.5.3
Het onder feit 2 en onder feit 3 ten laste gelegde
Feiten en omstandighedenDe politie is op 3 februari 2023 in een loods aan [adres 2] in Hilvarenbeek binnengetreden. In de loods worden dertien jerrycans met 325 liter DEPAPD en achttien dozen met 450 kilo PMK-glycidezuur aangetroffen. Volgens het NFI kan DEPAPD worden gebruikt voor het vervaardigen van Benzylmethylketon, een grondstof voor amfetamine en methamfetamine. PMK-glycidezuur kan worden gebruikt voor het vervaardigen van Piperonylmethylketon, een grondstof voor MDMA. Daarnaast is er ook nog 8 liter methanol in de loods opgeslagen, hetgeen als oplosmiddel geschikt is voor de vervaardiging van MDMA.
In deze loods worden op die dag ook zeven bigshoppers ontdekt met daarin 276.694 pillen met een totaalgewicht van 119,24 kilogram. Het gaat om oranje en blauwe pillen met als opdruk ‘ [opdruk 1] ’ en ‘ [opdruk 2] ’. De pillen zijn, zowel indicatief als definitief, positief getest op aanwezigheid van MDMA.
De Exclu-gesprekken
In het dossier is een veelheid aan Exclu-berichten opgenomen waar verdachte, onder de [gebruikersnaam 8] , aan heeft deelgenomen. Deze gesprekken beginnen op 10 september 2022. De rechtbank zal in samenvattende vorm -niet uitputtend bedoeld- een aantal elementen aanhalen die uit die gesprekken naar voren komen.
Uit de berichten blijkt onder meer dat verdachte meermalen spreekt over hoeveelheden ‘M’
(de rechtbank begrijpt: MDMA)die door hem worden aangeboden. Het valt ook op dat door verdachte vaak wordt aangegeven dat dit bij de [straat]
(de rechtbank begrijpt: de [straat] in Tilburg) kan worden opgehaald. Verdachte heeft hoeveelheden MDMA gewogen, ingepakt, klaar gezet of geeft daar opdracht toe. Hij bepaalt of de verdovende middelen in dozen, dan wel in (sport)tassen moeten worden weggedragen. Hij geeft locaties en tijdstippen aan en maakt prijsafspraken voor de overdacht met verschillende afnemers. Hij neemt het geld in ontvangst en is bij de overdracht vaak zelf fysiek aanwezig.
Uit de berichten blijkt verder dat verdachte op de hoogte is van de grootte van de voorraad, tot hoe laat hij toegang heeft tot die voorraad en wanneer de voorraad weer wordt aangevuld of juist leeg moet zijn. Op 7 december 2022 heeft verdachte een gesprek gevoerd met een zekere [naam 5] die een bestelling wil ophalen. Door een observatieteam wordt vervolgens waargenomen dat verdachte en [medeverdachte 6] naar een loods rijden aan [adres 2] in Hilvarenbeek. Uit de gesprekken tussen verdachte en de niet-geïdentificeerde [naam 5] blijkt dat verdachte zich heeft vergist in de hoeveelheid die hij mee moest nemen, waarna wordt waargenomen dat hij en [medeverdachte 6] weer terug het terrein op zijn gegaan. Verdachte heeft het in de gesprekken over ‘even 2 bij pajke’, ‘stash’ en ‘bolle’, waarmee hoogstwaarschijnlijk hetgeen te weinig is meegenomen, voormelde voorraad en [medeverdachte 6] worden bedoeld.
De gesprekken zijn niet beperkt gebleven tot alleen de handel en voorraad in MDMA. Verdachte geeft [medeverdachte 2] zijn mening over de toevoeging van cream poeder en A(-olie), zijnde grondstoffen voor MDMA. Verdachte toont zich bekend met de inkoopprijzen van grondstoffen en verricht aanbetalingen. Hij staat op 23 november 2022 in contact met anderen over het ophalen van een pallet met achttien dozen poeder uit Zeist, die naar de stashlocatie moeten. De chauffeur moet zich melden voordat de stashlocatie wordt aangedaan. De foto’s uit de groepschat van deze dichtgetapte dozen komen qua vorm, kleur en hoeveelheid overeen met de door de politie aangetroffen dozen DEPAPD en PMK op 3 februari 2023. Voorts heeft verdachte op 21 december 2022 een groepsgesprek waar iemand vraagt om
‘samples’en een
‘handje [opdruk 1] ’en een
‘handje [opdruk 2] ’. Dit zijn de merken MDMA-pillen die op 3 februari 2023 in de loods ontdekt zijn. Verder heeft verdachte nog te verstaan gegeven dat hij heeft betaald voor
‘tikke’, waarmee het tabletteren van pillen (MDMA) wordt bedoeld.
De verklaring van verdachteDe verdachte heeft bevestigd dat de berichten drugsgerelateerde zaken betroffen, maar dat hij enkel daarin als doorgeefluik heeft gefungeerd. Hij is een tussenpersoon geweest die alleen berichten heeft doorgezonden, zonder exact te weten wat er is overgedragen. De communicatie hierover zou via een ander medium/kanaal dan Exclu zijn verlopen.
De rechtbank volgt dit niet. De rechtbank stelt voorop dat de verklaring van verdachte pas in een laat stadium is afgelegd, nadat hij de beschikking heeft gekregen over het volledige onderzoeksdossier, en dat hij daarop zijn proceshouding heeft kunnen afstemmen. De verklaring van verdachte is bovendien weinig concreet, omdat hij op veel vragen heeft geantwoord dat hij het zich niet meer kan herinneren. Daar komt bij dat de marginale rol die verdachte zichzelf toekent geenszins volgt uit het berichtenverkeer. Integendeel, hieruit volgt dat verdachte weet van de hoed en de rand met betrekking tot de handel én dat hij een essentiële en bepalende rol daarin heeft gehad. Ook volgt hieruit dat verdachte actief betrokken is bij het voorraadbeheer en de verstrekking aan afnemers. Verdachte heeft een initiërende rol vervuld bij het tot stand komen van alle afspraken en voerde daar de regie over. Daarnaast heeft hij meer feitelijke werkzaamheden verricht.
Hetgeen hiervoor is overwogen geldt evenzeer voor de voorbereidingshandelingen. Verdachte heeft ook hierin een voortrekkersrol vervuld. Zo voert hij inhoudelijke gesprekken over de benodigde grondstoffen. Verdachte beschikt over de kennis van aankoopprijzen van grondstoffen. Hij heeft een organisatorische en toezichthoudende rol vervuld bij de wijze waarop de dozen DEPAPD en PMK vanuit Zeist naar de stashlocatie zijn gegaan. Ook is hij klaarblijkelijk betrokken bij (betalingen van) het tabletteren van de pillen.
De verklaring van verdachte is, gelet op het hiervoor overwogene, niet aannemelijk geworden en zal dan ook worden gepasseerd.
Pleegperiode
De rechtbank ziet geen aanleiding om een kortere pleegperiode bewezen te verklaren, zoals door de verdediging en officieren van justitie is voorgesteld. Uit het enkele feit dat de Exclu-berichten dateren tot en met 30 januari 2023, kan niet de gevolgtrekking worden verbonden dat de handel en voorbereidingshandelingen eerder gestaakt zijn. Volgens het Openbaar Ministerie heeft er op de actiedag op 3 februari 2023 geen levering meer plaatsgevonden, maar dit kan niet worden uitgesloten, temeer nu alle dozen DEPAPD, PMK, methanol en bigshoppers met pillen MDMA nog op die dag voorradig zijn geweest. Naar het oordeel van de rechtbank wordt de mogelijkheid tot het plegen van de delicten beëindigd op het moment dat de politie de loods aan [adres 2] in Hilvarenbeek is binnengegaan en voormelde spullen in beslag heeft genomen en dat is op
3 februari 2023. De bewezenverklaarde gedragingen hebben in ieder geval binnen de periode zoals die is tenlastegelegd plaatsgevonden.
Het verweer van de verdediging op dit punt kan evenmin slagen.
Conclusie over feit 2
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tezamen en in vereniging handelen in MDMA-pillen in de periode van 10 september 2022 tot en met 3 februari 2023. Daarnaast heeft verdachte, in dezelfde periode, als medepleger voorbereidingshandelingen verricht met het oog op de productie van en handel in verdovende middelen.
Conclusie over feit 3
De rechtbank is op basis van de feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte wist dat er XTC pillen aanwezig waren in de loods aan [adres 2] in Hilvarenbeek. Hij heeft immers in meerdere gesprekken over ‘M’ gepraat dat voor MDMA staat, waarbij hij ook de (kleur)opdrukken van [opdruk 2] en [gebruikersnaam 12] heeft vermeld. Hij kan hier zelfs samples van verstrekken. Dit komt exact overeen met wat in de loods is aangetroffen door de politie op 3 februari 2023. Hij is door een observatieteam ook eenmalig bij de loods gezien. Tevens is de rechtbank van oordeel dat deze pillen zich ook in zijn machtssfeer bevonden. In de verschillende gesprekken geeft verdachte aan wat er voorradig is, beslist hij hoeveel daarvan wordt verkocht, wanneer dit moet plaatsvinden en wie toegang heeft tot de voorraad.
Het feit dat [medeverdachte 6] over de sleutelbos heeft beschikt en er biologische sporen zijn aangetroffen waaruit diens DNA-profiel kan worden afgeleid, doet daar niet aan af, nu niet valt in te zien in hoeverre dat de betrokkenheid van verdachte uitsluit. Het is eerder een extra aanwijzing dat verdachte een nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 6] is aangegaan op dit punt, hetgeen ook uit de Exclu-berichten duidelijk naar voren is gekomen.
Het feit onder 3 ten laste gelegde is daarmee ook wettig en overtuigend bewezenverklaard. Verdachte is schuldig aan het medeplegen van het voorhanden hebben van 276.694 XTC- pillen oftewel 119,24 kilogram.