ECLI:NL:RBZWB:2024:8110

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
02/018723-24
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van belaging, smaad, en bedreiging met gevangenisstraf en taakstraf

Op 28 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, smaad, en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 november 2023 tot en met 21 mei 2024 herhaaldelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van meerdere slachtoffers, waaronder [benadeelde 1] en [benadeelde 5]. De verdachte heeft [benadeelde 5] stelselmatig lastiggevallen door haar te bellen, berichten te sturen en contact te zoeken met haar omgeving, ondanks een contactverbod. Daarnaast heeft hij [benadeelde 3] en [benadeelde 4] beschuldigd in e-mails, wat heeft geleid tot smaad. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele feiten, maar achtte de belaging, smaad en bedreiging wettig en overtuigend bewezen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 160 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. Tevens zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan [benadeelde 3] voor de geleden schade door de feiten van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/018723-24
vonnis van de meervoudige kamer van 28 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1978 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman: mr. J.L.J. Leijendekker, advocaat te Wijk bij Duurstede.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld ter terechtzitting van 14 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. S.A.A.P. van Hees, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd en is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 1 november 2023 tot en met 21 mei 2024 [benadeelde 1] heeft gestalkt;
in de periode van 10 november 2023 tot en met 11 november 2023 en op 2 januari 2024 de aan hem opgelegde gedragsaanwijzing ten behoeve van [benadeelde 2] heeft overtreden;
op 30 december 2023 de eer en/of de goede naam van [benadeelde 3] heeft aangerand;
op 21 mei 2024 de gemeente [plaats 5] heeft bedreigd;
in de periode van 1 mei 2024 tot en met 19 mei 2024 de eer en/of de goede naam van een ambtenaar, te weten [benadeelde 4] , medewerkster van Veilig Thuis, heeft aangerand, dan wel haar heeft beledigd;
op 1 mei 2024 [benadeelde 3] heeft bedreigd;
op 21 mei 2024 [benadeelde 5] heeft bedreigd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de (primair) ten laste gelegde feiten 1 en 3 tot en met 7 wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie vordert vrijspraak van het ten laste gelegde feit 2, omdat de gedrags-aanwijzing niet door een officier van justitie is ondertekend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit 1. Verdachte bekent dat hij veelvuldig en op alle mogelijke manieren contact heeft gezocht met [benadeelde 5] , maar het oog- merk om [benadeelde 5] daarmee te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen ontbreekt. Het oogmerk was slechts gericht op een behoorlijke contactregeling met de kinderen.
Feit 2
De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit 2 wegens het ontbreken van een handtekening van een officier van justitie op de gedragsaanwijzing.
Feit 3
De verdediging bepleit vrijspraak van het ten laste gelegde feit 3 wegens gebrek aan opzet op aanranding van de eer en/of goede naam van [benadeelde 3] . Verdachte bekent dat hij
de uitlating heeft gedaan, maar hij heeft gehandeld tot noodzakelijke verdediging van zijn situatie en hij vindt dat de uitlating waar is. Daarom is sprake van een situatie als bedoeld
in artikel 261, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: ‘Sr’).
Feit 4
Verdachte bekent weliswaar dat hij mails naar de gemeente [plaats 5] heeft verstuurd met de ten laste gelegde teksten, maar stelt dat het sturen van deze teksten gericht is geweest op het zien van de kinderen en niet op het bedreigen van iemand. De verdediging verbindt geen rechtsgevolg aan zijn stelling.
Feit 5
De verdediging bepleit vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit 5. Dit zijn namelijk klachtdelicten, waarvoor een klacht is vereist om tot vervolging over te gaan. Een klacht van [benadeelde 4] ontbreekt en de enkele stelling, dat zij een ambtenaar in functie is, is zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, onvoldoende om te concluderen dat zij valt onder de uitzondering op dit beginsel.
Daarnaast stelt de verdediging ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit dat er geen sprake is geweest van opzet op de aanranding van de eer en/of goede naam van [benadeelde 4] . Verdachte bekent dat hij de ten laste gelegde uitlatingen heeft gedaan, maar in de visie van verdachte was [benadeelde 4] degene die de weg tot zijn kinderen blokkeerde. Ook het subsidiair ten laste gelegde feit moet in dat licht worden bezien.
Feit 6
Verdachte bekent de ten laste gelegde uitlating richting [benadeelde 3] te hebben gedaan. Hij heeft dit bericht gestuurd vanwege het niet zien van zijn kinderen. De verdediging verbindt geen rechtsgevolg aan zijn stelling.
Feit 7
Verdachte bekent de ten laste gelegde uitlating richting [benadeelde 5] te hebben gedaan. Hij heeft dit bericht gestuurd vanwege het niet zien van zijn kinderen. De verdediging verbindt geen rechtsgevolg aan zijn stelling.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1 – belaging [benadeelde 1]
Op grond van de bewijsmiddelen als weergegeven in bijlage II van dit vonnis staat voor de rechtbank vast, dat verdachte in de ten laste gelegde periode veelvuldig telefonisch contact heeft gezocht met [benadeelde 5] en dat hij haar veel whatsappberichten en e-mails heeft gestuurd. Ook heeft hij veelvuldig contact gezocht met de ouders, vrienden en kennissen van [benadeelde 5] door hen ook veel whatsappberichten en e-mails te sturen. Dat verdachte deze feitelijke gedragingen heeft begaan, wordt door verdachte ook bekend.
Weliswaar zijn de door verdachte gepleegde feitelijke gedragingen niet over de gehele ten laste gelegde periode even intensief geweest en zijn er overduidelijk pieken geweest in het zoeken van contact in de maanden november/december 2023 en april/mei 2024, maar alle feitelijke gedragingen zijn begaan binnen de periode die ten laste is gelegd.
De vraag die moet worden beantwoord, is of deze feitelijke gedragingen kunnen worden gekwalificeerd als belaging in de zin van de wet.
Bij de beantwoording van deze vraag is beslissend of sprake is van gedragingen waardoor wederrechtelijk stelselmatig en opzettelijk inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een ander, met het in de delictsomschrijving nader omschreven oogmerk. Het gaat er daarbij om of het lastigvallen van die ander een zekere mate van indringendheid, duur en frequentie heeft. Daarnaast dienen de omstandigheden waaronder de gedragingen hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer mede in aanmerking te worden genomen.
Verdachte heeft [benadeelde 5] maandenlang veelvuldig en met een variëteit aan gedragingen lastig- gevallen. Ook via haar ouders, vrienden en kennissen. [benadeelde 5] wenste dit contact niet, maar haar is geen keuze gelaten in het al dan niet aanvaarden van het contact met verdachte. Ook het aan verdachte opgelegde contactverbod met [benadeelde 5] in het kader van zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis, heeft hem niet ervan weerhouden om weer op meerdere manieren contact met [benadeelde 5] te zoeken.
De verdediging betwist dat het oogmerk van verdachte was gericht op het dwingen van haar om iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, maar verdachte heeft zelf ter zitting verklaard dat hij het contact heeft gezocht om [benadeelde 5] ertoe te bewegen om hem de kinderen te laten zien en om haar haar vader te laten activeren om te betalen. Dit heeft hij steeds op een indringende en obsessieve wijze gedaan. Dat verdachte zijn gedrag voor zichzelf rechtvaardigt, omdat hij volgens een uitspraak van de rechtbank zijn kinderen mocht zien en haar vader volgens hem een groot aandeel heeft gehad in het faillissement van zijn bedrijf, betekent nog niet dat de wijze waarop hij zich heeft gedragen geoorloofd was en niet wederrechtelijk was. Daarnaast is gebleken dat door de gedragingen van verdachte het persoonlijke leven van [benadeelde 5] is beïnvloed en dat zij hiervan last heeft ondervonden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 5] met het oogmerk haar te dwingen iets te doen.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode schuldig heeft gemaakt aan belaging van [benadeelde 5] .
Verdachte wordt partieel vrijgesproken van de feitelijke gedraging, dat hij [benadeelde 5] meermaals (thuis) heeft opgezocht, omdat het dossier daarvoor onvoldoende aanknopingspunten biedt.
Feit 2 – overtreding gedragsaanwijzing contactverbod [benadeelde 2]
Met de officier van justitie en de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit 2, nu de gedragsaanwijzing niet door een officier van justitie is ondertekend.
Feit 3 – smaad [benadeelde 3]
Voor de rechtbank staat vast dat verdachte op 30 december 2023 naar diverse e-mailadressen een e-mail heeft gestuurd, met daarin de ten laste gelegde beschuldiging. Verdachte heeft dit ook bekend.
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van smaad onder meer is vereist dat vast komt te staan, dat verdachte de kennelijke bedoeling heeft gehad om aan het door hem ten laste gelegde feit ruchtbaarheid te geven. Hieronder wordt verstaan “het ter kennis van het publiek brengen”, waarmee een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden wordt bedoeld. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan sprake. Verdachte heeft immers de e-mail met de beschuldiging gelijktijdig naar derden gestuurd, onder wie ook zijn advocaat, die niets met de inhoud van doen hebben.
Volgens de verdediging levert de uitlating geen smaad op en doet zich een situatie als bedoeld in artikel 261, derde lid, Sr voor. Verdachte vindt onder meer dat [benadeelde 3] eraan heeft bijgedragen dat hij zijn kinderen niet kan zien en dat het gemis van een ouder
van zijn kinderen kindermishandeling oplevert. Ook heeft [benadeelde 3] volgens hem bijgedragen aan het faillissement van zijn bedrijf, waardoor zijn kinderen geen geld hebben, wat volgens hem ook kindermishandeling oplevert.
De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake was van een noodzakelijke verdediging. Het via de mail versturen van een dergelijke beschuldiging aan meerdere mensen die daar niets mee van doen hebben, is niet de juiste reactie.
Ook heeft verdachte niet te goeder trouw kunnen aannemen dat de beschuldiging waar was én het algemeen belang diende. Hetgeen verdachte heeft gezegd is niet meer dan enkel zijn eigen waarheid en niet die van anderen of van de rechtbank. Met de beschuldiging was ook geen redelijk doel gediend en uit hetgeen verdachte daarover naar voren heeft gebracht leidt de rechtbank af dat de beschuldiging enkel voortkwam uit zijn persoonlijk belang.
Naar het oordeel van de rechtbank doet zich daarom een situatie als bedoeld in artikel 261, derde lid, Sr niet voor. Het verweer van de verdediging wordt daarom verworpen.
De rechtbank acht het ten laste gelegde feit 3 derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4 – bedreiging gemeente [plaats 5]
Voor een veroordeling van bedreiging is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde een redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden gepleegd. Bij een rechtspersoon is de voor strafbaarheid vereiste vrees aanwezig indien bij voor de rechtspersoon relevante natuurlijke personen in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee de rechtspersoon is bedreigd, zou kunnen worden gepleegd.
Vaststaat dat verdachte de ten laste gelegde teksten op 21 mei 2024 heeft verstuurd en dat deze teksten bedreigingen bevat richting het instituut, Gemeente [plaats 5] . Uit het dossier leidt de rechtbank af dat deze teksten door de hulpverlening zijn doorgestuurd naar een groepsmailadres met daarin partners van het ketenoverleg over veiligheid en openbare orde. De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende duidelijk is geworden wie de personen zijn die bij de hulpverlening betrokken waren en wie de partners in de groepsmail zijn. Als gevolg daarvan is niet duidelijk geworden tegen wie de bedreigingen specifiek waren gericht en bij wie dus de redelijke vrees voor verwezenlijking van de bedreiging kon ontstaan.
Gelet hierop komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit 4 en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Feit 5, primair – smaad(schrift) [benadeelde 4]
Vooropgesteld wordt dat het ten laste gelegde feit een klachtdelict betreft en dat vervolging daarvan in het algemeen alleen mogelijk is wanneer er een klacht is ingediend. Uitzondering op dit beginsel is - onder meer - wanneer sprake is van smaad(schrift) tegen een ambtenaar in functie.
Vaststaat dat het dossier geen klacht bevat van [benadeelde 4] . De rechtbank is echter van oordeel dat een klacht van haar niet is vereist om tot vervolging over te gaan en overweegt hiertoe het volgende.
In artikel 4.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 staat beschreven dat het college van burgemeester en wethouders zorgt voor de inrichting van een Veilig Thuis-organisatie. Veilig Thuis moet dus als een overheidsinstelling worden aangemerkt. Voorts staat vast dat [benadeelde 4] bij Veilig Thuis is aangemeld als medewerker frontoffice. Gelet op het voorgaande is [benadeelde 4] een ambtenaar die ten tijde van het ten laste gelegde feit werkzaam was in de uitoefening van haar bediening.
Voor de rechtbank staat vast dat verdachte in de ten laste gelegde periode naar diverse e-mailadressen e-mails heeft gestuurd, met daarin de ten laste gelegde teksten. Verdachte heeft dit ook bekend.
De rechtbank overweegt dat voor een bewezenverklaring van smaadschrift onder meer is vereist dat vast komt te staan dat verdachte de kennelijke bedoeling heeft gehad om aan het door hem ten laste gelegde feit ruchtbaarheid te geven. Hieronder wordt verstaan “het ter kennis van het publiek brengen”, waarmee een bredere kring van betrekkelijk willekeurige derden wordt bedoeld. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan sprake. Verdachte heeft immers de beschuldigingen gelijktijdig naar een meerdere derden gestuurd, waaronder BN De Stem, de reclassering, GGZ en zijn advocaat, die niets met de inhoud van doen hebben.
De verdediging heeft gesteld dat verdachte vindt dat [benadeelde 4] degene is die de weg tot zijn kinderen blokkeerde en dat zij haar werk als jeugdhulpverlener niet goed deed. De rechtbank is van oordeel dat, voor zover de verdediging dit heeft willen stellen, er geen sprake was van een noodzakelijke verdediging. Het via e-mails versturen van allerlei beschuldigingen aan mensen die daar niets mee van doen hebben en aan de krant, is niet een juiste reactie. Evenmin heeft verdachte te goeder trouw kunnen aannemen dat de beschuldigingen waar waren én het algemeen belang diende. Wat hij heeft gemaild is niet meer dan enkel zijn eigen opvatting. Met de beschuldigingen was ook geen redelijk doel gediend en uit hetgeen verdachte naar voren heeft gebracht, leidt de rechtbank af dat de beschuldigingen enkel voortkwamen uit zijn persoonlijk belang en eigen frustratie. Een situatie als bedoeld in artikel 261, derde lid, Sr doet zich daarom ook niet voor. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdediging.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair ten laste gelegde feit 5 wettig en overtuigend bewezen.
Verdachte wordt partieel vrijgesproken van de ten laste gelegde uitlating onder het laatste gedachtestreepje in de tenlastelegging. Deze uitlating kan niet persoonlijk worden herleid
tot [benadeelde 4] , zodat niet kan worden geconcludeerd dat daarmee de eer en goede naam van [benadeelde 4] is aangerand.
Feit 6 – bedreiging [benadeelde 3]
Vaststaat dat verdachte op 1 mei 2024 naar - onder meer - [benadeelde 3] een e-mail heeft gestuurd, met daarin de ten laste gelegde tekst. Verdachte heeft dit ook bekend.
Voor zover de verdediging ten aanzien van dit feit heeft willen stellen dat het opzet van verdachte met het versturen van de tekst niet was gericht op het bedreigen van [benadeelde 3] , maar op het zien van zijn kinderen, overweegt de rechtbank het volgende.
Gelet op de inhoud van de tekst in combinatie met alle overige feiten en omstandigheden in het dossier, is de rechtbank van oordeel dat in het algemeen bij [benadeelde 3] een redelijke vrees kon ontstaan dat de misdrijven, waarmee door verdachte werd gedreigd, ook zouden worden uitgevoerd en het opzet van verdachte, in ieder geval in voorwaardelijke zin, daar ook op was gericht.
Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit 6.
De (dreigende) tekst “jullie bestoken met bedreigingen en mails zoals ik nu al aan het doen ben”, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden gekwalificeerd als bedreiging in de zin van artikel 285 Sr. Verdachte wordt daarom van dit onderdeel partieel vrijgesproken.
Feit 7 – bedreiging [benadeelde 5]
Vaststaat dat verdachte op 21 mei 2024 naar - onder meer - [benadeelde 5] een mail heeft gestuurd, met daarin de ten laste gelegde tekst. Verdachte heeft dit ook bekend.
Voor zover de verdediging ten aanzien van dit feit heeft willen stellen dat het opzet van verdachte met het versturen van de tekst niet was gericht op het bedreigen van [benadeelde 5] , maar op het zien van zijn kinderen, overweegt de rechtbank het volgende.
Gelet op de inhoud van de tekst in combinatie met alle overige feiten en omstandigheden in het dossier, is de rechtbank van oordeel dat in het algemeen bij [benadeelde 5] , zus van de (ex-)vrouw van verdachte, een redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf, waarmee door verdachte werd gedreigd, ook zou worden uitgevoerd en het opzet van verdachte, in ieder geval in voorwaardelijke zin, daar ook op was gericht.
Derhalve acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit 7.
Ten aanzien van de dreigende tekst “stal met paarden gaat in vlammen op”, wordt verdachte vrijgesproken, nu deze tekst niet was gericht tegen [benadeelde 5] , maar tegen haar zus.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op tijdstippen gelegen in de periode van 1 november 2023 tot en met 21 mei 2024 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 1] , met het oogmerk die [benadeelde 5] te dwingen iets te doen, immers heeft hij, verdachte, - zakelijk weergegeven - in voornoemde periode
- meermalen telefonisch contact gezocht/trachten te zoeken/opgenomen met die [benadeelde 5] voornoemd en
- meermalen die [benadeelde 5] voornoemd whatsappberichten en mails gestuurd en
- meermaals contact gezocht/opgenomen met de ouders en de vrienden/kennissen van die [benadeelde 5] ;
3.
op 30 december 2023 in Nederland opzettelijk de eer en de goede naam van [benadeelde 3] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door een mail te sturen aan meerdere mensen met onder andere de volgende tekst: " [naam 1] en [naam 2] , jullie zijn beide verantwoordelijk voor kindermishandeling!";
5.
in de periode van 1 mei 2024 tot en met 19 mei 2024 te Breda, opzettelijk, de eer en de goede naam van een ambtenaar, te weten [benadeelde 4] medewerkster van Veilig Thuis, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door meerdere mails te sturen richting hulpverleners en de pers en anderen met onder andere de volgende teksten:
- "Jij bent een ziekte voor deze samenleving, en had nooit als zogenaamde hulpverlener ingezet mogen worden, je ben incapabel, partijdig, onwelwillend, en handelt tegen het belang van het kind in" en
- "Omwille van jouw mail doe ik aangifte tegen jou, [benadeelde 4] , als leidinggevende voor het met voorbedachte rade onrechtmatig handelen tegen het welzijn van een persoon, met voorbedachten rade aanzetten tot het plegen van zelfmoord, het met voorbedachte rade aanzetten tot moord op vijf minderjarige kinderen, het met voorbedachten rade aanzetten tot het plegen van moord op [benadeelde 1] en het met voorbedachte rade aanzetten van [benadeelde 1] tot het plegen van criminele feiten, zoals hierboven omschreven" en
- "... Als ik iets type van je bent een kutwijf of stinkhoer, dan stokt je brein Je kunt niet verder meer nadenken, en je niet meer verdiepen in wat ik jullie probeer uit te leggen... Dat maakt jou in je functie zwaar onbekwaam en aansprakelijk voor de schade die je hebt aangericht. Pas maar op dat je de keuken niet onder schijt, je hebt het niveau van een KOE" en
- "(…) Spoor je eigenlijk wel? Heb je überhaupt wel een opleiding, of denk je omdat je vrouw bent dat je van moeder natuur alleswetend bent over het welzijn van de kids? Tijd voor een onderzoekje [benadeelde 4] , want jouw professionaliteit, kunde en
onpartijdigheid sluiten niet aan bij overheidsinstanties..." en
- "Jij maakt je schuldig aan het onttrekken van kinderen aan hun ouderlijke macht en aan kindermishandeling";
6.
op 1 mei 2024 te [plaats 1] [benadeelde 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling en met brandstichting en met openlijk geweld tegen goederen, door een e-mail te sturen met o.a. de dreigende tekst "En als ze hier niet aan voldoet, dan maak ik jullie KAPOT. Dan ga ik stenen gooien door ruiten, de boel in de hens steken. En ik maak jullie kapot.";
7.
op 21 mei 2024 te [plaats 2] [benadeelde 5] heeft bedreigd met brandstichting, door een mail te sturen naar o.a. [benadeelde 5] met de volgende dreigende tekst "Dus er gaat een boekwinkel ontploffen".
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van
120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf van 160 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 80 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en met oplegging van de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering.
Ook vordert de officier van justitie om het contact- en locatieverbod als vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen, zoals bedoeld in artikel 38v Sr, voor de duur van drie jaar en met bepaling dat per overtreding van deze maatregel twee weken hechtenis wordt toegepast, met een maximum van zes maanden en met bepaling dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Indien tot een bewezenverklaring van één of meerdere feiten wordt gekomen, bepleit de verdediging bij de strafoplegging - onder meer - rekening te houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en met de context waarin verdachte tot het plegen van de feiten is gekomen.
De verdediging refereert zich overigens aan de eis van de officier van justitie. Verdachte is bereid om zich te houden aan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten. Verdachte heeft zijn vrouw, terwijl zij uit elkaar waren, meer dan een halfjaar stelselmatig lastiggevallen door haar veelvuldig te bellen en whatsappberichten en e-mails te sturen, met allerlei nare opmerkingen en verwijten. Veel van deze e-mails heeft verdachte ook verstuurd aan de ouders, vrienden, kennissen van zijn vrouw en zelfs hun kinderen. Ook het aan verdachte opgelegde contactverbod in het kader van de schorsing uit de voorlopige hechtenis, heeft hem niet ervan weerhouden contact te blijven zoeken. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan smaad(schrift) jegens [benadeelde 3] , met wie hij en zijn (ex-)vrouw voorheen goed bevriend waren, en jegens een medewerkster van Veilig Thuis, [benadeelde 4] . Hij heeft jegens hen ongefundeerde beschuldigingen geuit, die hij heeft verspreid via allerlei e-mailadressen, waaronder die van de pers en (zorg)instellingen. Ten slotte heeft verdachte de zus van zijn vrouw en [benadeelde 3] bedreigd. Verdachte heeft een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zowel zijn vrouw, [benadeelde 3] en [benadeelde 4] . Hoewel de door hem gepleegde strafbare feiten hoofdzakelijk lijken voort te komen uit zakelijke conflicten tussen verdachte en zijn schoonvader, met wie hij destijds samenwerkte, en waardoor er daarna ook problemen zijn ontstaan in zijn huwelijk en hij zijn kinderen niet meer zag, doet dat niets af aan de ernst van de feiten. Zijn gedragingen waren uiterst hinderlijk en onaangenaam. Namens [benadeelde 3] is ter zitting ook een slachtofferverklaring voorgelezen, waaruit blijkt hoeveel impact het gedrag van verdachte op haar heeft gehad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 5 oktober 2024. Hieruit blijkt dat verdachte nog in een proeftijd liep van een eerdere veroordeling wegens bedreiging. Voor de andere bewezenverklaarde feiten is hij niet eerder veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de rapportage van psycholoog drs. [psycholoog] van 18 oktober 2024. De psycholoog heeft gerapporteerd dat er bij verdachte sprake is van een ongespecificeerde depressieve stemmingsstoornis, een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of gedragsstoornis en een stoornis in alcoholgebruik. Differentiaal diagnostisch kan aan een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis, een bipolaire stoornis dan wel cluster-B-persoonlijkheidsproblematiek worden gedacht. Los van welke precieze DSM 5 classificatie er aan zijn psychische problemen kan worden toegekend, is er in alle gevallen op gedrags- matig niveau sprake van een emotiegestuurd en impulsief gedrag. Dit gedrag wordt nog extra versterkt door de stoornis in alcoholgebruik.
Van de beschreven psychische problematiek was bij verdachte ook sprake ten tijde van het plegen van de feiten. Vanuit deze psychische problematiek is verdachte geneigd om emotie-gestuurd en impulsief te handelen. Verdachte heeft de afgelopen periode veel stress ervaren, beginnend op zijn werk, in relatie met zijn schoonvader en uiteindelijk ook op financieel gebied en in zijn partnerrelatie.
Het voorgaande leidt ertoe dat de psycholoog heeft geadviseerd om de feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank sluit zich voor wat betreft de toerekenbaarheid van de feiten aan bij het advies van de psycholoog, nu de psycholoog naar het oordeel van de rechtbank uitgebreid heeft gemotiveerd hoe zij tot dat advies is gekomen. De rechtbank zal daarom de feiten in verminderde mate aan verdachte toerekenen.
Uit het rapport van de psycholoog leidt de rechtbank verder af dat zij op grond van de bij verdachte aanwezige psychische problematiek, in combinatie met de door haar geschetste doorwerking daarvan in de door hem gepleegde feiten, het recidiverisico op belagingsgedrag inschat als matig tot hoog en het recidiverisico op toekomstig gewelddadig gedrag op matig.
De psycholoog verwacht dat verdachte baat kan hebben bij een ambulante behandeling bij Fivoor en adviseert dan ook de behandeling aldaar te continueren. De psycholoog acht het van belang dat er tijdens de behandeling ook ruimte wordt gemaakt voor diagnostiek om uit te wijzen of er (ook) sprake is van een bipolaire stoornis, een aandachtsdeficiëntie -/hyper- activiteitsstoornis en/of persoonlijkheidsproblematiek. Verder wordt verwacht dat de behandeling zich dient te richten op het verbeteren van zijn impuls- en emotieregulatie en de stoornis in het alcoholgebruik. Ook dient de behandeling zich te richten op het verkrijgen en behouden van stabiliteit op diverse leefgebieden en acht de psycholoog het van belang dat verdachte goed wordt ingesteld op de juiste medicatie.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 31 oktober 2024. Hieruit leidt de rechtbank af dat de feiten passen in de context van een al langer verstoorde relatie tussen verdachte en zijn vrouw en haar familie, waarbij zakelijke geschillen tussen hem en zijn schoonvader een belangrijke rol speelden. Zoals ook naar voren komt in het rapport van de psycholoog, was verdachte vanuit zijn emotie geneigd om impulsief en verbaal agressief te reageren, vooral als hij onder invloed was van alcohol. Hierdoor kwamen de onderlinge verstandhoudingen steeds verder onder druk te staan. Dit leidde tot een negatieve spiraal, waarbij verdachte steeds minder goed kon functioneren. Uiteindelijk verloor hij zijn werk, huisvesting en inkomen. Ook liep zijn huwelijk stuk, werd het contact met zijn kinderen beperkt en ontstond er een hoge schuldenlast.
Vanaf augustus 2024 is er sprake van reclasseringstoezicht bij Inforsa Reclassering [plaats 4] . Verdachte lijkt zich voldoende te conformeren aan afspraken en voorwaarden om stappen te kunnen zetten richting meer stabiele leefomstandigheden en behandeling. Hij is gestart met een behandeling bij Fivoor en woont in een begeleide woonvorm van [verblijfplaats] .
Hoewel er sinds mei 2024 geen sprake meer is van stalkingsgedrag richting zijn vrouw, bleef verdachte nog wel veelvuldig berichten sturen naar diverse instanties, waarbij hij zich ook bediende van grensoverschrijdend taalgebruik. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld tot hoog. De reclassering ziet als risicoverhogende factoren, de beperkingen in het contact met zijn kinderen, werkloosheid, inadequate emotieregulatie, problematisch alcoholgebruik, symptomen van depressie en het verlies van sociale contacten. Ook spelen financiële problemen een rol. De reclassering adviseert, mede gelet op het rapport van de psycholoog, bij een veroordeling de volgende bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen: een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen, een contact- en locatieverbod, meewerken aan schuldhulpverlening en controle op middelengebruik. Daarnaast adviseert zij het contactverbod met [benadeelde 6] , [benadeelde 5] , [benadeelde 7] , [benadeelde 2] , [benadeelde 8] , [benadeelde 3] en [benadeelde 9] ook als vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Alles afwegende en ook rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, acht de rechtbank de strafeis passend en geboden. De rechtbank komt weliswaar tot een bewezenverklaring van minder feiten dan de officier van justitie, maar dat ziet, bezien in het geheel, op een relatief minder zwaar feit (feit 4).
De rechtbank zal aan verdachte derhalve opleggen een taakstraf van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis als de taakstraf niet naar behoren wordt verricht, en daarnaast een gevangenisstraf van 160 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 80 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Dit betekent dat verdachte, als hij zich aan de voorwaarden houdt, niet meer terug hoeft naar de gevangenis.
In het kader van deze voorwaardelijke straf zal de rechtbank aan verdachte, mede gelet op het rapport van de psycholoog, de bijzondere voorwaarden opleggen zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport, te weten een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen en het meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole.
Vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v SrDe rechtbank zal, gelet op de ernst van het gedrag van verdachte, het gemiddeld tot hoge recidiverisico, en het feit dat verdachte zich eerder niet aan een contactverbod in het kader van bijzondere voorwaarden heeft gehouden, een contactverbod met de door de reclassering genoemde personen en een locatieverbod voor de plaats [plaats 3] als een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v Sr opleggen voor drie jaar. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat voor elke overtreding twee weken vervangende hechtenis wordt toegepast met een maximum van zes maanden. Nu er, gelet op de rapportages van de reclassering en de psycholoog, rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich opnieuw belastend zal gedragen jegens de personen waarvoor het contactverbod zal gelden, zal de deze maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Zoals door de verdediging ter zitting naar voren is gebracht, zal de rechtbank ten aanzien van het contactverbod met [benadeelde 6] bepalen dat dit niet geldt, indien contact, via een professioneel tussenpersoon zoals een gezinsvoogd, medewerker Veilig Thuis of de reclassering, noodzakelijk is in het kader van de contactregeling met de kinderen van verdachte en [benadeelde 5] , ook als dat ziet op gerechtelijke procedures in dat kader.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte in het geval van een locatieverbod niet meer naar zijn woning in [plaats 3] kan. De rechtbank is echter van oordeel dat een locatieverbod nodig is om de veiligheid van personen te waarborgen en het belang van verdachte om naar de woning te kunnen hier niet aan in de weg staat. Ter zitting is immers duidelijk geworden dat verdachte daar niet woont, maar bij [verblijfplaats] in [plaats 4] verblijft. In afwijking van het advies van de reclassering, zal de rechtbank het locatieverbod opleggen zonder elektronische monitoring, nu de rechtbank deze monitoring niet noodzakelijk acht.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert een totale schadevergoeding ter hoogte van € 2.379,40 voor de feiten 3 en 6, bestaande uit € 1.379,40 aan materiële schade en
€ 1.000,00 aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De gevorderde reiskosten voor het halen en brengen van haar zoon door de benadeelde partij acht de rechtbank toewijsbaar. De verdediging heeft weliswaar betwist dat er sprake is van een causaal verband tussen de gemaakte kosten en de bewezenverklaarde feiten, maar naar het oordeel van de rechtbank is er voldoende causaal verband aanwezig. De rechtbank neemt aan dat zowel de benadeelde partij als haar minderjarige zoon erg bang zijn geworden als gevolg van de door verdachte gepleegde feiten. Dat komt in het gehele procesdossier steeds naar voren. De hoogte van deze schadepost is voldoende onderbouwd. Daarom zal de rechtbank het gevorderde bedrag van € 1.379,40 toewijzen.
Immateriële schade
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Bovendien zijn er stukken overgelegd, waaruit blijkt dat de benadeelde partij sinds januari 2024 gesprekken heeft met een bedrijfsmaatschappelijk werker voor het verminderen van haar angst- en stressklachten en op 27 augustus 2024 door de huisarts is doorverwezen naar een psycholoog voor verdere traumabehandeling. Ter zitting is voorts toegelicht dat zij inmiddels twee sessies bij de psycholoog heeft gehad.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 500,00 billijk. De rechtbank zal haar voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Wettelijke rente
De gevorderde wettelijke rente zal over de toegekende materiële schade worden toegewezen vanaf 30 juni 2024, de laatste maand waarin de zoon door de benadeelde partij is gehaald en gebracht, en over de toegekende immateriële schade vanaf 1 januari 2024, de datum waarop de benadeelde partij is gestart bij de bedrijfsmaatschappelijk werker.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de telefoon die volgens het dossier in beslag is genomen (Apple telefoon met goednummer G2681010), verbeurd wordt verklaard.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft teruggave van de in beslag genomen telefoon bepleit. Verdachte heeft zijn telefoon nodig voor alle informatie en toegangscodes voor bankieren en e-mails die zich in zijn telefoon bevinden. De verdediging heeft daarbij verwezen naar zijn eerder op 22 januari 2024 aan de officier van justitie verzonden e-mail.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Het tenlastegelegde is deels met de in beslag genomen telefoon begaan. Daarom komt de telefoon in beginsel in aanmerking voor verbeurdverklaring. Daarmee is een strafvorderlijk belang gegeven. Anderzijds neemt de rechtbank aan dat persoonlijke gegevens (waaronder toegangscodes) van verdachte op de telefoon staan en dat verdachte op dit moment geen toegang heeft tot zijn berichten en bankrekeningen. Het belang van de verdachte bij teruggave weegt naar het oordeel van de rechtbank in dit geval zwaarder dan het strafvorderlijk belang bij verbeurdverklaring. De rechtbank zal daarom de teruggave aan de verdachte gelasten van de telefoon.

9.De wettelijke voorschriften

Deze beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 261, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de ten laste gelegde feiten 2 en 4;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: belaging;
feit 3: smaad;
feit 5, primair: smaadschrift, meermalen gepleegd;
feit 6: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling
en met brandstichting en met openlijk geweld tegen goederen;
feit 7: bedreiging met brandstichting;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 160 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het
voorwaardelijke deelvan de straf
niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardendat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
1. dat verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de reclassering van Inforsa Reclassering in Utrecht , Wittevrouwenkade 6, en dat hij zich blijft melden op afspraken van de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
2. dat verdachte zich laat behandelen door de ambulante forensische zorg van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, waarbij verdachte zich houdt aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor deze behandeling en
waaronder, gelet op de problematiek, ook het innemen van medicijnen kan vallen als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrisch ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname ten behoeve van crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
3. dat verdachte verblijft bij [verblijfplaats] in [plaats 4] of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
4. dat verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van betalings- regelingen, waarbij hij de reclassering inzicht geeft in zijn financiën en schulden;
5. dat verdachte meewerkt aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) kan gebruiken voor die controle. De reclassering bepaalt hoe vaak hij wordt gecontroleerd;
- waarbij van
rechtswege de voorwaardengelden:
6. dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
7. dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat
de tijddie verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis
in voorarrestheeft doorgebracht
in minderingwordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel ex artikel 38v Sr
- legt op de maatregel dat verdachte voor de duur van
drie jaar:
* op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met:
- [benadeelde 6] , geboren [geboortedag 2] 1979;
- [benadeelde 5] , geboren op [geboortedag 3] 1977;
- [benadeelde 7] , geboren [geboortedag 4] 1986;
- [benadeelde 2] , geboren op [geboortedag 5] 1950;
- [benadeelde 8] , geboren op [geboortedag 6] 1952;
- [benadeelde 3] , geboren [geboortedag 7] 1981;
- [benadeelde 9] , geboren [geboortedag 8] 1962;
* zich
niet zal ophouden in de plaats [plaats 3] , gemeente [plaats 5];
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt
twee weken voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum duur van zes maanden;
- bepaalt dat toepassing van de vervangende hechtenis de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet opheft;
- beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende in beslag genomen voorwerp:
- Apple telefoon, met goednummer G2681010;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 3] van
€ 1.879,40 waarvan € 1.379,40 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 1.379,40 vanaf 30 juni 2024 en over het bedrag van € 500,00 vanaf 1 januari 2024, beiden tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat zij haar vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3] van € 1.879,40 waarvan € 1.379,40 aan materiële schade en € 500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over het bedrag van € 1.379,40 vanaf 30 juni 2024 en over het bedrag van € 500,00 vanaf 1 januari 2024, beiden tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 28 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. Hartman, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van M.C.C. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 november 2024.
Mr. Hartman en mr. Beudeker zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 november 2023 tot en met 21 mei 2024 te [plaats 3] , in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde 1] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [benadeelde 5] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, -zakelijk weergegeven- (in voornoemde periode)
- (meermalen) (telefonisch) contact gezocht/trachten te zoeken/opgenomen met die [benadeelde 5] voornoemd en/of
- (meermalen) die [benadeelde 5] voornoemd what’s app berichten en/of mails en gestuurd, en/of
- meermaals, althans eenmaal, die [benadeelde 5] (thuis) opgezocht, en/of
- meermaals, althans eenmaal, contact gezocht/opgenomen met de ouders en/of de vrienden/kennissen van die [benadeelde 5] ;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij in of omstreeks de periode van 10 november 2023 tot en met 11 november 2023 en/of op of omstreeks 2 januari 2024 te [plaats 3] , gemeente Roosendaal, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 3 november 2023, gegeven door de officier van justitie te Zeeland-West-Brabant door meerdere berichten aan [benadeelde 2] te sturen, terwijl hij daar een contactverbod mee heeft;
( art 184a lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op of omstreeks 30 december 2023 te [plaats 3] , gemeente Roosendaal, althans in Nederland, opzettelijk de eer en/of de goede naam van [benadeelde 3] heeft aangerand door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door een mail te sturen aan meerdere mensen met onder andere de volgende tekst: " [naam 1] en [naam 2] , jullie zijn beide verantwoordelijk voor kindermishandeling!"
( art 261 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4.
hij op of omstreeks 21 mei 2024 te [plaats 5] , althans in Nederland en/of in België, gemeente Roosendaal heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting en/of met openlijk geweld tegen goederen, door mails te sturen, gericht aan onder andere de burgemeester van Roosendaal, met daarin de (dreigende) tekst:
- "Fuck you, stuur me geen berichten meer! Ik ga de boel in de fik steken, mijn auto in het gemeentehuis rijden en een kogel door mijn kop jagen! Want jullie doen er alles aan dat ik mijn kids niet meer mag zien", en/of
- "Open je ogen! De vader van ingrid is een enorme crimineel, maar hij en zijn vrouw mogen wel mijn kinderen zien en ik niet! lk brand heel Roosendaal af! En pleeg zelfmoord in een vol gemeentehuis!"
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2024 tot en met 19 mei 2024 te [plaats 6] , althans in Nederland en/of in Beglië, opzettelijk, de eer en/of de goede naam van een ambtenaar, te weten [benadeelde 4] medewerkster van Veilig Thuis, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening en/of openbaar lichaam en/of openbare instelling, te weten Veilig Thuis, heeft aangerand, door tenlastelegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en/of afbeeldingen verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen en/of door geschriften waarvan de inhoud openlijk ten gehore werd gebracht, door meerdere mails te sturen richting hulpverleners en/of de pers en/of anderen met onder andere de volgende teskten:
- "Jij bent een ziekte voor deze samenleving, en had nooit als zogenaamde hulpverlener ingezet mogen worden, je ben incapabel, partijdig, onwelwillend, en handelt tegen het belang van het kind in", en/of
- "Omwille van jouw mail doe ik aangifte tegen jou, [benadeelde 4] , als leidinggevende voor het met voorbedachte rade onrechtmatig handelen tegen het welzijn van een persoon, met voorbedachten rade aanzetten tot het plegen van zelfmoord, het met voorbedachte rade aanzetten tot moord op vijf minderjarige kinderen, het met voorbedachten rade aanzetten tot het plegen van moord op [benadeelde 1] en het met voorbedachte rade aanzetten van [benadeelde 1] tot het plegen van criminele feiten, zoals hierboven omschreven", en/of
- "... Als ik iets type van je bent een kutwijf of stinkhoer, dan stokt je brein Je kunt niet verder meer nadenken, en je niet meer verdiepen in wat ik jullie probeer uit te leggen... Dat maakt jou in je functie zwaar onbekwaam en aansprakelijk voor de schade die je hebt aangericht. Pas maar op dat je de keuken niet onder schijt, je hebt het niveau van een KOE", en/of
- "(…) Spoor je eigenlijk wel? Heb je überhaupt wel een opleiding, of denk je omdat je vrouw bent dat je van moeder natuur alleswetend bent over het welzijn van de kids? Tijd voor een onderzoekje [benadeelde 4] , want jouw professionaliteit, kunde en
onpartijdigheid sluiten niet aan bij overheidsinstanties...", en/of
- "Jij maakt je schuldig aan het onttrekken van kinderen aan hun ouderlijke macht en aan kindermishandeling", en/of
- "Vieze inbeciele en onkundige mongolen"
( art 261 lid 2 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 2 mei 2024 tot en met 14 mei 2024 te [plaats 6] , althans in Nederland en/of in België opzettelijk een ambtenaar, te weten [benadeelde 4] medewerkster van Veilig Thuis, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening en/of openbaar lichaam en/of openbare instelling, te weten Veilig Thuis, in het openbaar bij geschrift en/of bij afbeelding, heeft beledigd, door meerdere mails te sturen richting hulpverleners en/of de pers en/of anderen met onder andere de volgende teksten:
- "Jij bent een ziekte voor deze samenleving, en had nooit als zogenaamde hulpverlener ingezet mogen worden, je ben incapabel, partijdig, onwelwillend, en handelt tegen het belang van het kind in", en/of
- "Omwille van jouw mail doe ik aangifte tegen jou, [benadeelde 4] , als leidinggevende voor het met voorbedachte rade onrechtmatig handelen tegen het welzijn van een persoon, met voorbedachten rade aanzetten tot het plegen van zelfmoord, het met voorbedachte rade aanzetten tot moord op vijf minderjarige kinderen, het met voorbedachten rade aanzetten tot het plegen van moord op [benadeelde 1] en het met voorbedachte rade aanzetten van [benadeelde 1] tot het plegen van criminele feiten, zoals hierboven omschreven", en/of
- "... Als ik iets type van je bent een kutwijf of stinkhoer, dan stokt je brein Je kunt niet verder meer nadenken, en je niet meer verdiepen in wat ik jullie probeer uit te leggen... Dat maakt jou in je functie zwaar onbekwaam en aansprakelijk voor de schade die je hebt aangericht. Pas maar op dat je de keuken niet onder schijt, je hebt het niveau van een KOE", en/of
- "(…) Spoor je eigenlijk wel? Heb je überhaupt wel een opleiding, of denk je omdat je vrouw bent dat je van moeder natuur alleswetend bent over het welzijn van de kids? Tijd voor een onderzoekje [benadeelde 4] , want jouw professionaliteit, kunde en
onpartijdigheid sluiten niet aan bij overheidsinstanties...", en/of
- "Jij maakt je schuldig aan het onttrekken van kinderen aan hun ouderlijke macht en aan kindermishandeling", en/of
- "Vieze inbeciele en onkundige mongolen"
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
6.
hij op of omstreeks 1 mei 2024 te [plaats 1] , althans in Nederland, [benadeelde 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting en/of met openlijk geweld tegen goederen, door een e-mail te sturen met o.a. de dreigende tekst "En als ze hier niet aan voldoet, dan maak ik jullie KAPOT. Dan ga ik stenen gooien door ruiten, de boel in de hens steken, jullie bestoken met bedreigingen en mails zoals ik nu al aan het doen ben. En ik maak jullie kapot."
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
7.
hij op of omstreeks 21 mei 2024 te [plaats 2] , althans in België en/of in Nederland, [benadeelde 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, door een mail te sturen, naar o.a. [benadeelde 5] , met de volgende dreigende tekst "Dus er gaat een boekwinkel ontploffen, en stal met paarden gaat in vlammen op."
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )