ECLI:NL:RBZWB:2024:8107

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
C/02/426301 / JE RK 24-1604 en C/02/426300 / JE RK 24-1603
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Duinhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing en vervangende toestemming voor medische behandeling van een minderjarige

Op 13 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2018, en de vervangende toestemming voor een medische behandeling, namelijk speltherapie. De zaak werd behandeld in het kader van jeugdbescherming, waarbij de GI (Jeugdbescherming Brabant) betrokken was. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing goedgekeurd, waarbij de minderjarige bij haar oma aan moederszijde geplaatst zal worden voor de duur van de ondertoezichtstelling, van 13 november 2024 tot 14 mei 2025. Dit besluit is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten en omstandigheden, waaronder eerdere beslissingen en de huidige situatie van de ouders.

De ouders hebben in het verleden problematische situaties ervaren, waaronder huiselijk geweld en onveilige keuzes, wat heeft geleid tot de ondertoezichtstelling van de minderjarige. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders momenteel stappen ondernemen om hun situatie te verbeteren, maar dat er nog steeds zorgen zijn over de stabiliteit en veiligheid van de thuissituatie. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de ouders zich inzetten voor de omgang met hun kind en dat er goede communicatie met de GI moet plaatsvinden.

Daarnaast heeft de kinderrechter vervangende toestemming verleend voor de noodzakelijke medische behandeling van de minderjarige, te weten speltherapie. Dit is gedaan omdat de ouders het niet eens waren met deze specifieke vorm van therapie, maar de kinderrechter heeft geoordeeld dat speltherapie in het belang van de minderjarige is, gezien haar verleden en de gedragsproblemen die zij vertoont. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om in gesprek te gaan met de ouders over mogelijke alternatieven voor de therapie, maar heeft de toestemming voor speltherapie wel verleend om verdere vertraging in de hulpverlening te voorkomen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de behandeling onmiddellijk kan starten, ongeacht een eventueel hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/426301 / JE RK 24-1604 en C/02/426300 / JE RK 24-1603
Datum uitspraak: 13 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing en over vervangende toestemming medische behandeling
in de zaak van
JEUGDBESCHERMING BRABANT,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
hierna te noemen: de GI.
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. C.J.M. Jansen te Tilburg.
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. C.J.M. Jansen te Tilburg.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • het verzoekschrift (verlenging machtiging tot uithuisplaatsing) met bijlagen van de GI van 27 augustus 2024, ontvangen op 29 augustus 2024;
  • een briefrapportage met bijlagen van de GI van 25 oktober 2024, ontvangen op 25 oktober 2024, houdende een nieuw verzoek tot verlening van een machtiging tot uithuisplaatsing;
  • het verzoekschrift (vervangende toestemming) met bijlagen van de GI van 29 augustus 2024, ontvangen op 29 augustus 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige] is erkend door de vader.
2.2.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
Bij beschikking van 14 mei 2024 heeft de kinderrechter [minderjarige] onder toezicht gesteld van Stichting Jeugdbescherming Brabant met ingang van 14 mei 2024 en tot 14 mei 2025. Tevens is er een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een netwerkpleeggezin verleend met ingang van 14 mei 2024 en tot 14 november 2024.

3.Het verzoek

In de zaak C/02/426301 / JE RK 24-1604
3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij oma moederszijde (hierna mz), te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Het verzoek van 29 augustus 2024 wordt niet gehandhaafd.
In de zaak C/02/426300 / JE RK 24-1603
3.2.
Ook verzoekt de GI, uitvoerbaar bij voorraad, vervangende toestemming te verlenen voor de noodzakelijke medische behandeling, te weten speltherapie, van [minderjarige] . De GI verzoekt in verband met het spoedeisende karakter zo spoedig mogelijk deze toestemming te verlenen.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek strekkende tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, te weten een volledige plaatsing van [minderjarige] bij haar oma mz. Het aanvankelijke verzoek dat is ingediend op 29 augustus 2024, strekkende tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin, heeft de GI tijdens de mondelinge behandeling ingetrokken. Na de beschikking van 14 mei 2024 heeft [minderjarige] de ene week bij haar oma mz verbleven en de andere week bij haar oma vz. Dit bleek echter niet afdoende te zijn. Om die reden hebben de ouders de beslissing genomen om de constructie te wijzigen naar een weekendregeling, waarbij [minderjarige] maandagochtend tot en met vrijdagmiddag bij oma mz verblijft en in de weekenden bij oma vz. Op 24 oktober 2024 is vanwege zorgelijke signalen die de GI heeft ontvangen besloten om [minderjarige] alleen bij haar oma mz te laten verblijven. Deze zorgelijke signalen zien op het feit dat de ouders [minderjarige] – zonder toestemming - hebben opgehaald bij oma mz om haar mee te nemen voor een hotelovernachting. Dit omdat de ouders na een conflict de woning van oma vz, wat de vaste verblijfplaats van de ouders was, hadden verlaten. [minderjarige] heeft een nacht doorgebracht met haar ouders in een hotel en vervolgens hebben de ouders [minderjarige] ook meegenomen naar een loods om daar te overnachten. Dit is erg zorgelijk. Een loods is geen veilige plek voor [minderjarige] om te overnachten. Daarnaast was de GI hiervan niet op de hoogte gesteld door de ouders. De ouders tonen aldus weinig inzicht in de gevaren en nemen de regie in handen. Verder verloopt de communicatie tussen de ouders en de GI niet goed. Zo was de GI – tot aan de mondelinge behandeling - niet bekend met het feit dat de ouders een woning hebben gevonden. De GI merkt op dat de ouders open, eerlijk en duidelijk moeten zijn richting de GI en dat contactherstel op dit moment erg belangrijk is. Een vertrouwenspersoon voor de ouders zou hierbij wellicht helpend kunnen zijn. Momenteel ervaart [minderjarige] bij haar oma mz rust en structuur. Dit moet volgens de GI dan ook worden voortgezet. Ook is het belangrijk dat [minderjarige] kan starten met speciaal onderwijs. Daarnaast probeert de GI het contact tussen [minderjarige] en haar ouders te stimuleren. Aan de ouders is het voorstel gedaan om [minderjarige] elke week te zien op het kantoor van de GI, mede om oma mz te ontlasten. De GI heeft gekozen voor begeleide omgang vanwege het incident wat heeft plaatsgevonden. De ouders zijn hier niet op in gegaan. [minderjarige] heeft nu dan ook al bijna drie weken geen contact met haar ouders gehad. Als de ouders een geschikte woning hebben, en daar ook verblijven, kunnen de contacten in de thuissituatie onder begeleiding plaatsvinden. Ten aanzien van het verzoek tot vervangende toestemming voor speltherapie licht de GI toe dat [minderjarige] veel heeft meegemaakt in de thuissituatie. Zo is er sprake geweest van huiselijke geweld en spanningen. [minderjarige] kan boos zijn en last hebben van stemmingswisselingen. Dit zou ten grondslag kunnen liggen aan haar belaste verleden. Het is belangrijk dat hier aandacht voor is en dat hier snel hulpverlening in de vorm van speltherapie voor wordt ingezet.
4.2.
Namens de ouders geeft de advocaat aan dat zij gezien de huidige situatie geen bezwaar hebben tegen een machtiging tot uithuisplaatsing. Ten aanzien van het verzoek vervangende toestemming zijn de ouders het eens dat [minderjarige] behandeling nodig heeft, maar de ouders willen wel een vorm van therapie inzetten waar zij vertrouwen in hebben. De ouders zien niet de noodzaak van speltherapie in, gelet op de eigen ervaringen in het verleden van de moeder. De ouders zou graag willen dat [coaching] voor [minderjarige] ingezet gaat worden. De GI heeft aangegeven hiernaar te zullen kijken. Indien dit geen geschikte optie is, gaan de ouders akkoord met speltherapie. De ouders geven aan dat zij een fout hebben gemaakt om [minderjarige] mee te nemen naar een hotel en een loods (kantoorruimte). Da dit nu leidt tot een verdere inperking van hun mogelijkheden vinden zij teleurstellend omdat zij ook veel goede dingen hebben gedaan de afgelopen periode. Zo hebben zij een woning gevonden in [woonplaats] en hebben zij een deel van hun schulden afbetaald. De ouders zouden graag willen dat [minderjarige] ieder weekend naar huis zou komen zodra hun woning geschikt is bevonden door de GI. Verder geeft de advocaat aan dat er geen sprake is van een vertrouwensband tussen de ouders, de GI en de gezinsvoogd. Beide ouders hebben in het verleden slechte ervaring gehad met de GI. Zij willen dan ook het liefste een samenwerking met de gemeente en Amarant. De ouders staan momenteel bijna bovenaan de wachtlijst van [traject] . De ouders hebben een moeilijke periode meegemaakt maar zetten nu wel stappen in de goede richting. De ouders hebben ook een gesprek gehad met de school van [minderjarige] . Hieruit is voortgekomen dat het goed voor [minderjarige] zou zijn als zij speciaal onderwijs gaat volgen. Zij is hier dan ook voor aangemeld en dit zal starten na de kerstvakantie. [minderjarige] heeft namelijk baat bij één op één aandacht. Verder geven de ouders aan dat zij geen zicht hebben op hoe het met [minderjarige] gaat. Zij mogen niet meer bij [minderjarige] en oma mz langsgaan. Hierdoor wordt het vertrouwen in de GI nog minder. De ouders voelen zich door de GI in de steek gelaten. Dit betekent volgens de advocaat dat er hard gewerkt moet worden om het vertrouwen tussen partijen te herwinnen. De ouders willen [minderjarige] niet op het kantoor van de GI bezoeken. De vader heeft dit in het verleden zelf meegemaakt en dit is traumatisch voor hem geweest. Hij wil dit [minderjarige] dan ook niet aandoen.
5.
De beoordeling
Machtiging tot uithuisplaatsing
5.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de GI het op 29 augustus 2024 ingediende verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin ingetrokken. Nu het verzoek is ingetrokken, behoeft dit geen inhoudelijke beoordeling en beslissing meer. De kinderrechter zal het verzoek om die reden afwijzen.
5.2.
Ingevolge artikel 1:265b lid 1 BW kan de kinderrechter de GI, die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.
5.3.
Op basis van de inhoud van de overgelegde stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, is de kinderrechter van oordeel dat wordt voldaan aan de wettelijke criteria zoals hierboven vermeld. De kinderrechter zal de gevraagde machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij oma mz toewijzen met ingang van 13 november 2024 en tot 14 mei 2025. De kinderrechter zal de beslissing hieronder toelichten.
5.4.
De kinderrechter deelt de zorgen van de GI over de ontwikkeling en het veilig opgroeien van [minderjarige] . De zorgen zoals die zijn overwogen in de beschikking van 14 mei 2024 zijn onverminderd aanwezig. Alle betrokkene zijn het er ook over eens dat de plaatsing bij oma mz op dit moment de beste optie lijkt voor [minderjarige] . De oma mz kan structuur en regelmaat bieden en komt het meest tegemoet aan de behoeftes van [minderjarige] . [minderjarige] kan op dit moment ook nog niet terugkeren naar huis omdat de ouders [minderjarige] niet kunnen voorzien van een vaste stabiele woonplaats. De kinderrechter vindt het fijn om te horen dat de ouders een woning hebben gevonden en dat zij aan hun eigen problematiek werken. De ouders kunnen echter nog wel onvoorspelbaar zijn en onveilige keuzes maken die niet in het belang van [minderjarige] zijn. Ook verloopt de samenwerking met de hulpverlening niet goed waardoor er tussen partijen niet goed wordt gecommuniceerd. Hierdoor zijn partijen niet in staat om goede afspraken met elkaar te maken. Daarnaast vindt de kinderrechter het enorm zorgelijk dat de ouders niet naar de omgangsmoment met [minderjarige] gaan.
5.5.
De kinderrechter verwacht van de ouders dat zij zich volledig gaan inzetten. De kinderrechter verwacht van de ouders dat zij naar de omgangsmomenten met [minderjarige] zullen gaan. Het is voor [minderjarige] belangrijk dat zij haar ouders ziet. Er heerst daarnaast veel onrust tussen de ouders en de GI omtrent de samenwerking en het vertrouwen. Dit moet worden rechtgezet. De kinderrechter verwacht dan ook van zowel de ouders als de GI dat er goed en helder met elkaar gecommuniceerd gaat worden. De kinderrechter vindt het belangrijk dat hiervoor een groot overleg wordt georganiseerd, bij voorkeur met een vertrouwenspersoon die namens de ouders kan spreken en die de ouders kan ondersteunen.
5.6.
Ten overvloede merkt de kinderrechter op dat de GI (Jeugdbescherming Brabant) moet nagaan of zij wel het meest geschikt is om in deze zaak op te treden gelet op de communicatiebehoeften van de ouders. Mogelijk kan de William Schrikker Jeugdbescherming & Jeugdreclassering de ouders hierbij beter begeleiden.
Vervangende toestemming medische behandeling
5.7.
Op grond van artikel 1:265h lid 1 BW kan de kinderrechter, indien een medische behandeling van een minderjarige jonger dan twaalf jaar noodzakelijk is om ernstig gevaar voor diens gezondheid af te wenden en de ouder die het gezag uitoefent zijn toestemming daarvoor weigert, deze toestemming op verzoek van de gecertificeerd instelling worden vervangen door die van de kinderrechter.
5.8.
Naar het oordeel van de kinderrechter kan speltherapie als een medische behandeling worden aangemerkt, nu het een vorm van psychotherapie betreft waarbij kinderen door middel van spel worden geholpen met het verwerken van eventuele (gedrags)problemen en/of trauma’s die zij hebben opgelopen.
5.9.
De kinderrechter zal vervangende toestemming verlenen voor de noodzakelijke medische behandeling van [minderjarige] , te weten speltherapie. Hij legt dit hierna uit.
5.10.
De kinderrechter is van oordeel dat speltherapie in het belang van [minderjarige] is. [minderjarige] heeft in het verleden veel traumatische gebeurtenissen meegemaakt. Zo is zij mogelijk getuige geweest van huiselijk geweld, vele spanningen en drugsgebruik in de thuissituatie. [minderjarige] laat op school vaak boos gedrag zien en zij is hierin moeilijk te corrigeren. Dit komt mogelijk voort uit haar verleden. De ouders zijn het eens met de GI dat [minderjarige] behandeling nodig heeft, maar zij zijn het niet eens met de vorm van behandeling, te weten speltherapie. Tijdens de mondelinge behandeling hebben ouders een alternatief voorgelegd, namelijk [coaching] . De kinderrechter verwacht van de GI dat zij eerst in gesprek gaat met de ouders over het alternatief, voordat speltherapie eventueel ten uitvoer wordt gelegd. Er moet voorspoedig worden bekeken of het alternatief wat is voorgelegd door de ouders een reële mogelijkheid is. De kinderrechter verwacht van de GI dat zij met de ouders goed communiceert waarom dit wel of geen geschikte optie is. Van de ouders verwacht de kinderrechter dat zij het belang van [minderjarige] voorop stellen en dus zullen meewerken aan de hulpverlening die ingezet gaat worden. De rechtbank gaat ervan uit dat de hulpverlening die ingezet gaat worden passend is voor [minderjarige] en dat deze aansluit bij haar behoeftes. Om verdere vertraging te voorkomen geeft hij de verzochte toestemming hierbij af.
5.11.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij oma moederszijde, met ingang van 13 november 2024 en tot 14 mei 2025;
6.2.
verleent vervangende toestemming aan de GI voor de noodzakelijke medische behandeling van [minderjarige] , te weten speltherapie;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 november 2024 door mr. Duinhof, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Verplanke als griffier, en op schrift gesteld op 27 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.