Op 14 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De zaak is aangespannen door de Raad voor de Kinderbescherming, die verzoekt om de ondertoezichtstelling van beide kinderen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ontwikkeling van de kinderen ernstig wordt bedreigd door de conflicten tussen de ouders, die zijn voortgekomen uit een ex-partnerstrijd en huiselijk geweld. De vader heeft sinds juni 2024 geen contact meer gehad met de kinderen, wat een zorgelijke situatie creëert voor hun sociaal-emotionele ontwikkeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 november 2024 waren de vader, de (stief)moeder en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter heeft de mening van [minderjarige 1] gehoord, die openstaat voor contact met zijn vader. De (stief)moeder steunt het verzoek tot ondertoezichtstelling, maar benadrukt dat omgang met de vader op een veilige manier moet plaatsvinden. De vader is het eens met de ondertoezichtstelling, maar staat niet open voor begeleide omgang.
De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om zelfstandig de ontwikkeling van de kinderen te waarborgen en dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is. De kinderrechter heeft de kinderen onder toezicht gesteld van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, met als doel een veilige en stabiele opvoedingsomgeving te creëren en de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ondanks mogelijke hoger beroep.