ECLI:NL:RBZWB:2024:8098

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
C/02/427097 / JE RK 24-1750
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Toekoen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken in een ondertoezichtstelling

Op 14 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak werd behandeld in het kader van een rekestprocedure, waarbij de gecertificeerde instelling (GI) en de vader verzoeken indienen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] op 13 november 2024 is geëindigd, waardoor de GI geen zeggenschap meer heeft over de minderjarige en haar ouders. De kinderrechter heeft de GI en de vader niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoeken, omdat er geen sprake meer is van een lopende ondertoezichtstelling. De moeder en de Raad voor de Kinderbescherming onderschrijven dit oordeel. De kinderrechter betreurt het dat er geen beslissing is genomen voor het einde van de ondertoezichtstelling, en heeft aangegeven dat de verzoeken in een nieuwe procedure zullen worden beoordeeld. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke vastlegging heeft plaatsgevonden op 28 november 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/427097 / JE RK 24-1750
Datum uitspraak: 14 november 2024
Beschikking van de kinderrechter over een wijziging van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. P.B.J. Dekker te Tilburg,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. M.P.J. Brouwers te Tilburg.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, met de moeder, ontvangen op 27 september 2024;
  • het verweerschrift van de vader, tevens houdende zelfstandig verzoek, ontvangen op 13 november 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 14 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- een vertegenwoordiger van de GI.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover op 14 november 2024 een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij haar moeder.
2.3
Bij beschikking van 27 juni 2023 heeft de rechtbank:
- onder wijziging van haar beschikking van 22 juli 2016 bepaald dat het hoofdverblijf van [minderjarige] voortaan bij de vrouw is gelegen;
- onder wijziging van haar beschikking van 23 december 2020 bepaald dat de man en [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar eenmaal per veertien dagen in het weekend, met daarbij in de andere week op een nader te bepalen vast moment en tijdens een gedeelte van de vakanties en feestdagen, waarbij de precieze invulling daarvan zal worden overgelaten aan de GI.
- aan de vrouw, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man, vervangende toestemming verleend om [minderjarige] aan te melden bij [school] te [geboorteplaats] .
2.3.
Bij beschikking van 10 juli 2024 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met ingang van 13 juli 2024 tot 13 november 2024.

3.De verzoeken

3.1.
De GI verzoekt de door de rechtbank op 27 juni 2023 gewijzigde verdeling van de zorg- en opvoedingstaken te wijzigen, in die zin dat [minderjarige] en de vader naar eigen initiatief en invulling contact hebben met elkaar, waarbij [minderjarige] niet bij de vader hoeft te slapen. De GI verzoekt de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De vader verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en onder compensatie van de kosten het verzoek van de GI af te wijzen.
3.2
Bij zelfstandig verzoek verzoekt de vader, uitvoerbaar bij voorraad, dat de beschikking van 27 juni 2023 terzake de zorg- en contactregeling wordt gewijzigd en te bepalen dat [minderjarige] minimaal één dagdeel in het weekend bij de vader is, alsmede tijdens het Offerfeest, Suikerfeest, Vaderdag en de verjaardagen van de vader, de halfzusjes en broer [naam], dan wel een door de kinderrechter in goede justitie te bepalen zorg- en contactregeling.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van het eerste lid van artikel 1:265g van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter voor de duur van de ondertoezichtstelling op verzoek van de gecertificeerde instelling een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken of een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vaststellen of wijzigen voor zover dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
4.2.
De kinderrechter stelt vast dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] per
13 november 2024 is verlopen. De hulpverleningstrajecten zijn na het einde van die maatregel overgedragen aan het vrijwillig kader. In dat kader heeft de GI geen zeggenschap meer over [minderjarige] en haar ouders. Een wijziging als hier verzocht is gekoppeld aan een ondertoezichtstelling. Daarvan is vanaf de voormelde dag geen sprake meer.
4.3.
Gevraagd aan alle betrokkenen wat het vorenstaande voor de verzoeken voor consequenties zou moeten hebben heeft de GI zich gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter. Mr. Brouwers en mr. Dekkers hebben namens respectievelijk de vader en de moeder verklaard, dat de GI en de vader niet-ontvankelijk behoren te worden verklaard in hun verzoeken. De Raad onderschrijft dat standpunt.
4.4.
Met de moeder, de vader en de Raad is de kinderrechter van oordeel dat de GI niet meer in haar verzoek kan worden ontvangen. Relevant hierbij is dat er geen sprake (meer) is van een lopende ondertoezichtstelling. De GI dient in haar verzoek dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Dit lot treft ook het verzoek van de vader.
4.5.
De kinderrechter betreurt dat in deze procedure, waarbij het verzoek van de GI op 27 september 2024 door de rechtbank is ontvangen, niet voor het einde van de ondertoezichtstelling een beslissing is gegeven.
4.6.
De kinderrechter overweegt tot slot dat de voormelde verzoeken in een nieuwe procedure (met zaaknummer C/02/428734 / FA RK 24-5319) zullen worden beoordeeld. In die procedure heeft de moeder het verzoek van de GI overgenomen. De vader heeft daarbij een verweerschrift ingediend, waarbij hij het onder 3.2. genoemde zelfstandig verzoek heeft herhaald.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verklaart de GI en de vader niet-ontvankelijk in hun verzoeken.
Deze beschikking is gegeven door mr. Toekoen, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Van Dongen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2024. De schriftelijke vastlegging heeft plaatsgevonden op 28 november 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.