ECLI:NL:RBZWB:2024:8090
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Bodemzaak
- A. Akdikan
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van onverschuldigd betaalde huur en schadevergoeding na beëindiging huurovereenkomst en bemiddelingsovereenkomst
In deze civiele zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 november 2024, hebben de eisende partijen, [B.V. 1] en [B.V. 2], een vordering ingesteld tegen de gedaagde partij, [verhuurder]. De kern van het geschil betreft de betaling van een bedrag van € 6.412,03 door [verhuurder] aan [B.V. 2] en [B.V. 1], als gevolg van een vaststellingsovereenkomst die was gesloten om een huurovereenkomst te beëindigen. De eisende partijen stellen dat [verhuurder] hen een bedrag van € 5.000,00 verschuldigd is, zoals overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst, en dat hij onverschuldigd huur heeft ontvangen voor de maand augustus 2022, terwijl de huurovereenkomst op 19 augustus 2022 is geëindigd. Daarnaast vorderen zij een vergoeding voor gemeentelijke heffingen en een bedrag van € 795,00 in verband met de beëindiging van de bemiddelingsovereenkomst.
[verhuurder] verweert zich tegen de vorderingen en stelt dat de vaststellingsovereenkomst vernietigbaar is wegens bedreiging en misbruik van omstandigheden. Hij betwist ook de hoogte van de vorderingen en doet een beroep op verrekening. De kantonrechter heeft de argumenten van [verhuurder] niet gevolgd en geoordeeld dat de vaststellingsovereenkomst geldig is en dat [verhuurder] de overeengekomen bedragen moet betalen. De kantonrechter heeft de vorderingen van [B.V. 2] en [B.V. 1] grotendeels toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de proceskosten. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat [verhuurder] onmiddellijk moet voldoen aan de betalingsverplichtingen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.