ECLI:NL:RBZWB:2024:809
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 8 februari 2024, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen een besluit van het college van 13 februari 2023, waarin haar bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard omdat zij geen gronden had ingediend binnen de gestelde termijn. Na intern beraad besloot het college echter om het bezwaar alsnog inhoudelijk te behandelen, wat leidde tot de intrekking van het beroep door verzoekster op 31 oktober 2023.
De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het college was van mening dat er geen proceskostenvergoeding aan de orde was, maar de rechtbank oordeelde dat het college verzoekster tegemoet was gekomen door het bezwaar alsnog inhoudelijk te behandelen. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en kent verzoekster een vergoeding van € 875,- toe, omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend. Daarnaast moet het college het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- vergoeden.
De rechtbank benadrukt dat de beslissing om het verzoek om proceskostenveroordeling toe te wijzen, is gebaseerd op de overweging dat het college in het kader van de menselijke maat heeft besloten om het bezwaar alsnog te behandelen. Dit betekent dat het college verplicht is om de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.