In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 november 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld, die stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een WIA-uitkering. Eiser had op 22 oktober 2023 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 11 september 2023, waarin zijn aanvraag werd afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank heeft de bevoegdheid om zonder zitting uitspraak te doen, zoals toegestaan door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn had moeten respecteren, die was opgeschort van 7 november tot 4 december 2023, en dat het UWV uiteindelijk uiterlijk op 26 april 2024 had moeten beslissen. Aangezien het UWV geen besluit heeft genomen, wordt het UWV opgedragen om dit alsnog te doen binnen twee maanden na verzending van de uitspraak. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiser krijgt ook een vergoeding van € 437,50 voor proceskosten, en het UWV moet het griffierecht van € 51,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.