ECLI:NL:RBZWB:2024:8068

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
24/4718
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de weigering van een aangifte voor een briefadres in de Basisregistratie Personen

Op 27 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiser had beroep aangetekend tegen de beslissing van het college van 18 april 2024, waarin het college weigerde een aangifte voor een briefadres in de Basisregistratie Personen (BRP) te verwerken. Eiser, die thuisloos is en geen vast woonadres heeft, stelde dat hij rechtmatig in Nederland verblijft en dat zijn vrienden en kennissen niet willen dat hun gegevens bij het college bekend worden.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en oordeelt dat het college ten onrechte de aangifte voor een briefadres heeft geweigerd. De rechtbank benadrukt dat het niet aan eiser is om aan te tonen dat hij geen woonadres heeft, maar dat hij wel duidelijkheid moet geven over zijn situatie. Eiser heeft volgens de rechtbank voldoende informatie verstrekt over zijn thuisloosheid en de redenen waarom hij geen woonadres kan opgeven.

De rechtbank concludeert dat het college maatwerk had moeten leveren en dat de aanvraag om inschrijving op een gemeentelijk briefadres toegewezen had moeten worden. De rechtbank herroept het eerdere besluit van het college en draagt het college op om eiser binnen vier weken na verzending van de uitspraak met een gemeentelijk briefadres op te nemen in de BRP. Tevens moet het college het griffierecht en proceskosten aan eiser vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/4718
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2024 in de zaak tussen

[eiser], eiser,

(gemachtigde: mr. E.M.A. Leijser),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het college
(gemachtigde: [naam]).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing op bezwaar van het college van 18 april 2024 (bestreden besluit), over het weigeren van een aangifte voor een briefadres in de Basisregistratie Personen (BRP) te verwerken.
1.1.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van het college.
1.3.
Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

2. De rechtbank verklaart het beroep gegrond.

Waarom is het beroep gegrond?

3. De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte geweigerd heeft de aangifte voor een briefadres te verwerken in de BRP en het bezwaar van eiser dus ook onterecht ongegrond heeft verklaard, en legt hierna uit waarom.
Wat voert eiser aan?
4. Eiser voert aan dat hij rechtmatig in Nederland verblijft en dat hij heeft aangetoond dat hij geen woonadres heeft. Hij is thuisloos en verblijft her en der bij vrienden en kennissen. Deze vrienden en kennissen willen niet dat hun gegevens bij het college bekend worden.
5. Daarnaast blijkt uit het bestreden besluit niet dat het college een belangenafweging heeft gemaakt en ook niet dat de brief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties van 13 december 2021 is meegewogen. Het is voor eiser belangrijk dat hij wordt ingeschreven in de BRP, zodat hij vindbaar is voor overheden en aan zijn schuldenproblematiek kan gaan werken.
Wat is het standpunt van het college?
6. Het college heeft geweigerd om het adres van het stadskantoor als briefadres van eiser in de BRP te verwerken, omdat het college niet kan vaststellen dat eiser geen woonadres heeft en omdat eiser geen inlichtingen verstrekt over zijn verblijfadressen. De stelling van eiser dat geen sprake is van een woonadres vindt het college onvoldoende.
Gronden van de beslissing
7. Het doel van het verstrekken van een briefadres is onder meer dat de overheid mensen kan bereiken die dak- of thuisloos zijn. Een briefadres wordt in de BRP opgenomen als een woonadres ontbreekt. Daarom is van belang dat het college onderzoekt of de aanvrager van een briefadres geen woonadres heeft. Daarbij geldt dat een aanvrager verplicht is om op verzoek van het college inlichtingen te geven over zijn verblijfsadressen.
8. De rechtbank stelt voorop dat het niet aan eiser is om aan te tonen dat hij geen woonadres heeft, maar dat hij hierover zoveel mogelijk duidelijkheid moet geven. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dit ook gedaan. Eiser heeft uitgebreid toegelicht dat hij thuisloos is en dat hij soms bij vrienden en kennissen verblijft, die niet willen dat hun adres bekend wordt bij het college. Eiser heeft gelet hierop de informatie aangeleverd die redelijkerwijs van hem verwacht mocht worden.
9. Daarnaast kan het inschrijven op een briefadres precies het zetje zijn dat een burger nodig heeft om zijn leven weer op de rails te krijgen of wat nodig is om (verder) in de knel raken te voorkomen. De rechtbank is van oordeel dat dit specifiek bedoeld is voor situaties als die van eiser.
10. Het college had in dit geval maatwerk moeten leveren door te concluderen dat een woonadres ontbreekt en de aanvraag om inschrijving op een gemeentelijk briefadres moeten toewijzen.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is gegrond, het bestreden besluit wordt vernietigd en het primaire besluit van 7 september 2023 wordt herroepen. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en draagt het college op om eiser binnen vier weken na verzending van deze uitspraak met een gemeentelijk briefadres op te nemen in de BRP.
11.1.
Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,-, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.
12. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 18 april 2024;
  • herroept het primaire besluit van 7 september 2023;
  • voorziet zelf in de zaak en draagt het college op om eiser binnen vier weken na verzending van deze uitspraak met een gemeentelijk briefadres op te nemen in de BRP;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan eiser moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 november 2024 door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.