ECLI:NL:RBZWB:2024:8067

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
02-101543-23 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na mensenhandel en mensensmokkel

Op 27 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een betrokkene die eerder was veroordeeld voor mensenhandel en mensensmokkel. De officier van justitie had ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd, wat inhoudelijk werd behandeld op de zitting van 13 november 2024. De officier stelde dat de betrokkene door zijn strafbare feiten wederrechtelijk voordeel had verkregen, en presenteerde een kasopstelling die grote bedragen aan onverklaarde contanten aantoonde. De vordering werd verlaagd naar € 32.905,- na verdere beoordeling.

De verdediging betwistte de vordering en voerde aan dat er geen sprake was van wederrechtelijk verkregen voordeel. Zij stelde dat de berekening van de politie onjuist was, omdat deze uitging van een economische eenheid tussen de betrokkene en zijn (ex)echtgenote, die niet vervolgd was. De verdediging vroeg om afwijzing van de vordering of, subsidiair, om slechts de helft van het bedrag aan de betrokkene toe te rekenen. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel had verkregen en dat de kasopstelling van de politie als uitgangspunt moest dienen voor de berekening.

De rechtbank schatte het totale wederrechtelijk verkregen voordeel op € 32.905,- en legde de betrokkene de verplichting op tot betaling van dit bedrag aan de staat. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om het voordeel deels toe te rekenen aan de ex-echtgenote, aangezien er geen bewijs was dat zij zich schuldig had gemaakt aan strafbare feiten. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht en de rechtbank bepaalde ook de duur van de gijzeling bij niet-betaling van het ontnemingsbedrag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-101543-23
vonnis van de rechtbank d.d. 27 november 2024
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene]
geboren op [geboortedag] 1968 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
wonende te [adres 1]
raadsvrouw mr. D.N. de Jonge, advocaat te Rotterdam.

1.De procedure

Betrokkene is bij vonnis van heden (27 november 2024) door de rechtbank veroordeeld voor kort gezegd mensenhandel en mensensmokkel tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officier van justitie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 november 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat betrokkene mede door de feiten waarvoor hij is veroordeeld wederrechtelijk voordeel heeft verkregen als bedoeld in artikel 36e lid 3 Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). De politie heeft voor de berekening daarvan een eenvoudige kasopstelling gemaakt. Daaruit blijkt dat sprake is van grote bedragen aan onverklaarde contanten. Naar aanleiding van de behandeling ter zitting heeft zij de oorspronkelijke vordering verlaagd naar € 32.905,-.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat geen sprake is van wederrechtelijk verkregen voordeel. Tegen de berekening van de politie is kort samengevat het volgende aangevoerd.
Uitgegaan is van een economische eenheid tussen verdachte en zijn (destijds) [echtgenote] , maar door ook haar inkomsten en uitgaven in de berekening te betrekken wordt niet inzichtelijk wie van beiden meer contanten voorhanden heeft gehad. [echtgenote] heeft ook contante inkomsten verkregen uit haar werk in de massagesalon. [echtgenote] is niet vervolgd, zodat aan haar geen betalingsverplichting in het kader van een ontneming kan worden opgelegd. Het risico dat verdachte het ook door [echtgenote] genoten wederrechtelijk voordeel moet terugbetalen is extra bezwaarlijk, omdat zij inmiddels zijn gescheiden. Dit is in strijd met het reparatoire karakter van de ontnemingsmaatregel. Primair stelt de raadsvrouw dat de vordering daarom moet worden afgewezen. Subsidiair kan slechts de helft van het te ontnemen bedrag aan verdachte worden toegerekend.
Verder heeft zij aangevoerd dat als beginsaldo zou moeten worden uitgegaan van € 5.500,-, omdat verdachte contant geld had opgenomen in de Filipijnen. Verder zijn er ook contante inkomsten uit de massagesalon van minimaal € 3.000,-. Ook is nog € 6.000,- contant geld ontvangen uit de verkoop van het land dat zij bezaten in de Filipijnen. Als de rechtbank bewezen verklaart dat verdachte contante bedragen heeft ontvangen van de slachtoffers, dan dienen deze bedragen als ontvangsten in de berekening te worden betrokken.
Bovendien zouden eventueel toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen in mindering moeten worden gebracht op het te ontnemen bedrag.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Op grond van het vonnis in de onderliggende strafzaak en de daarin vermelde bewijsmiddelen staat voor de rechtbank vast dat betrokkene de in dat vonnis vermelde strafbare feiten heeft begaan. Gezien de aard van deze delicten (mensenhandel en mensensmokkel) is aannemelijk dat betrokkene daaruit wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
De politie heeft een berekening gemaakt aan de hand van een eenvoudige kasopstelling over de periode van 1 juli 2022 tot en met 18 april 2024. [1] Dat is een (iets) langere periode dan de periode waarin deze feiten zijn gepleegd. De rechtbank is op basis van het rapport van de politie van oordeel dat aannemelijk is dat de misdrijven waarvoor verdachte is veroordeeld of andere strafbare feiten op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat hij wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, als bedoeld in artikel 36e lid 3 Sr.
De rechtbank zal de omvang van dat voordeel schatten, waarbij de eenvoudige kasopstelling die de politie heeft gemaakt als uitgangspunt wordt genomen. Bij een dergelijke kasopstelling worden de legale contante inkomsten vergeleken met de legale contante uitgaven. Daaruit blijkt dat sprake is van grote hoeveelheden contant geld waarvoor verdachte geen (afdoende) verklaring heeft gegeven.
Ten aanzien van enkele onderdelen van deze kasopstelling overweegt de rechtbank nog het volgende.
Beginsaldo
De stelling van verdachte dat hij op 1 juli 2022 nog beschikte over een aanzienlijk bedrag aan contanten uit op de Filipijnen opgenomen bedragen is niet met enig stuk onderbouwd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om uit te gaan van een ander beginsaldo.
Inkomsten
Verdachte stelt er minimaal € 3.000,- aan contante inkomsten uit de massagesalon in de berekening zou moeten worden betrokken, maar hij heeft dit op geen enkele manier met (schriftelijke) bewijsstukken onderbouwd. De rechtbank verwerpt daarom dit verweer.
Dit geldt ook voor de gestelde inkomsten uit de verkoop van een stuk grond in de Filipijnen. Ook hiervoor is nog geen begin van bewijs aangeleverd.
Uitgaven pand
In de berekening van de politie van de contant betaalde bedragen is een onjuist bedrag overgenomen voor de laatste contante betaling. Die bedroeg namelijk € 1.200,- in plaats van € 1.500,-. Het totale bedrag voor deze post komt dan op € 14.700,-.
Uitgaven voeding
In de berekening van de politie van de uitgaven aan voeding zit een rekenfoutje. Het referentiebudget (€ 3.800,-) minus de geconstateerde uitgaven op de bankrekeningen (€ 1.796,-) leidt tot € 2.004,- aan contante uitgaven voor voeding.
Ontvangen geld van slachtoffers
De bedragen die verdachte heeft ontvangen van de slachtoffers in deze zaak kunnen niet in de berekening worden betrokken, aangezien het bij een kasopstelling uitsluitend gaat om
legaleinkomsten en uitgaven.
Dit alles leidt tot de volgende berekening:
Beginsaldo
€ 0
Ontvangsten
€ 690
Eindsaldo
- € 450
Beschikbaar voor uitgaven
€ 240
Contante stortingen bankrekeningen
€ 13.614
Contante uitgaven
Overname/huur [adres 2]
€ 14.700
Contante aankopen in winkels
€ 379
Voeding
€ 2.004
Betalingen [naam]
€ 500
Benzinekosten (vervoerskosten)
€ 1.948
€ 19.531
Feitelijke uitgaven totaal
- € 33.145
Onverklaarbare contante uitgaven
- € 32.905
De rechtbank schat het totale genoten wederrechtelijk verkregen voordeel op
€ 32.905,-.
Verdeling
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding om het wederrechtelijk verkregen voordeel deels toe te rekenen aan de toenmalige echtgenote van verdachte. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten waaruit wederrechtelijk verkregen voordeel zou zijn genoten.
4.2
Vaststelling ontnemingsbedrag
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag vaststellen op € 32.905,-.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 32.905,-;
- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 32.905,-ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel;
- bepaalt de duur van de gijzeling, die bij niet betaling van het ontnemingsbedrag kan worden gevorderd, op
658 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. van der Linden, voorzitter, mr. M. Breeman en
mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.W. Schalk en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 november 2024.

Voetnoten

1.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling met bijlagen, p. 1492 e.v.