ECLI:NL:RBZWB:2024:8066

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
02-101543-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel en mensensmokkel met gevangenisstraf

Op 27 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel en mensensmokkel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte twee Thaise vrouwen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], heeft uitgebuit door hen te werven, vervoeren en huisvesten met het oogmerk van seksuele uitbuiting. De vrouwen waren in een kwetsbare positie en hadden geen andere keuze dan de werkzaamheden te verrichten. De verdachte heeft hen gedwongen een groot deel van hun verdiende geld af te staan aan een 'agency' en heeft hen ondergebracht in woningen waar zij prostitutiewerkzaamheden moesten verrichten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van de kwetsbare positie van de slachtoffers en dat hij financieel voordeel heeft getrokken uit hun uitbuiting.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte ook betrokken was bij de mensensmokkel van een derde slachtoffer, [slachtoffer 3]. Hij heeft deze persoon geholpen bij het verkrijgen van toegang tot Nederland en België, terwijl hij wist dat dit wederrechtelijk was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tevens is de verdachte verplicht gesteld om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de in beslag genomen telefoon van de verdachte verbeurd verklaard en het vervalste legitimatiebewijs onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-101543-23
vonnis van de meervoudige kamer van 27 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1968 te [geboorteplaats 1] ( [land] )
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. D.N. de Jonge, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 november 2024, waarbij de officier van justitie, mr. I.M.H. Masselink, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan seksuele uitbuiting (mensenhandel) van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (feiten 1 en 2) en aan mensensmokkel van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] (feit 3).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feiten 1, 2 en 3 heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit primair vrijspraak van de feiten 1 en 2. Subsidiair wordt aangevoerd dat er enkel sprake kan zijn van ‘opzettelijk voordeel trekken uit de seksuele uitbuiting’ (sub 6°).
Ook voor feit 3 wordt ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] primair vrijspraak bepleit. Subsidiair wordt ten aanzien van [slachtoffer 1] gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het ‘behulpzaam zijn bij het verschaffen van toegang en de doorreis’ (lid 1) Ten aanzien van [slachtoffer 3] refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering van het ten laste gelegde winstbejag.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bewijsoverwegingen met betrekking tot de feiten 1 en 2
Feiten
De rechtbank stelt vast dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] via Facebook in contact zijn gekomen met een “agency” in Thailand om in Nederland in de prostitutie te gaan werken. De agency regelde voor hen een toeristenvisum en een vliegticket van Thailand naar Nederland. Afgesproken werd dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hiervoor een schuld (“tag”) aan de agency moesten aflossen. De eerste periode dat zij in de prostitutie werkten moesten zij nagenoeg al hun verdiende geld inleveren om de “tag” af te betalen en daarna zouden de opbrengsten 50/50% worden verdeeld. Voor het verblijf in Nederland moesten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] huur betalen en via een appgroep kregen zij instructies over het werk, het ophalen van geld en de huur en wat zij konden doen als de politie kwam. De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hierdoor in een kwetsbare positie zijn gebracht. Immers zijn zij naar Nederland gekomen om geld te verdienen voor hun familie/gezinnen, spraken zij de Nederlandse taal niet, kenden zij niemand in Nederland, mochten zij niet zelf bepalen waar en wanneer zij gingen werken en moesten zij 24/7 beschikbaar zijn voor potentiële klanten. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] waren daarom in Nederland niet zelfredzaam en bevonden zich niet in een soortgelijke situatie als die van een mondige prostituee in Nederland. Daarbij komt dat bij beiden mede vanwege de prostitutiewerkzaamheden sprake was van illegaal verblijf. Kortom: zij waren volledig afhankelijk van degenen die werk voor hen organiseerden en bevonden zich daarmee in een potentiële uitbuitingssituatie.
Betrokkenheid verdachte
De rechtbank is van oordeel dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de huisvesting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en overweegt daartoe als volgt. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn op 2 december 2022 in de woning van [medeverdachte] aangetroffen. Zij verrichtten daar prostitutiewerkzaamheden. Uit de chatgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] in de periode van 6 oktober 2022 tot en met 2 december 2022 blijkt onder meer dat verdachte door de ‘agent’ van [slachtoffer 1] is gebeld, omdat zij overstuur was. In een bericht op 1 december 2022 schrijft [medeverdachte] dat hij met alles wil stoppen. Verdachte stuurt daarop dat hij de ‘meiden’ zal laten ophalen door zijn zoon en [medeverdachte] zal betalen. [medeverdachte] bericht dat hij voor 100 euro te veel risico loopt en er politie tegenover zijn woning stond. Maar ook uit de tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte] , tussen verdachte en [naam 1] (de ex-vrouw van verdachte), en tussen [naam 1] en de moeder van verdachte blijkt betrokkenheid van verdachte bij de huisvesting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Daarbij komt dat in een chatgesprek tussen [medeverdachte] en een Thaise vrouw op 27 november 2022 het telefoonnummer van verdachte wordt gedeeld met daarbij de mededeling dat die persoon een kamer heeft. Uit tapgesprekken van verdachte waarin hij meermalen zegt dat hij kamers regelt, leidt de rechtbank af dat verdachte zich in zijn algemeenheid bezig hield met het regelen van huisvesting/werkplekken voor vrouwen.
Dit alles wordt ook bevestigd in de verklaringen van [medeverdachte] waarin hij verdachte aanwijst als degene die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar de woning in [plaats] heeft gebracht. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat zijn verklaring over de rol van verdachte voldoende ondersteuning vindt in de andere bewijsmiddelen, zodat zijn verklaring voor het bewijs kan worden gebruikt. Dat [medeverdachte] zijn eigen rol zo beperkt mogelijk probeert te houden en hij zelf ook contact op heeft genomen met Thaise vrouwen en hen uitnodigde naar zijn woning te komen, maakt dit oordeel niet anders.
De stelling van verdachte dat het appgesprek van 1 december 2022 op twee andere dames zag, acht de rechtbank ongeloofwaardig en is ook niet nader onderbouwd. Dat de tapgesprekken waarin verdachte spreekt over het regelen van kamers zien op het huisvesten van verpleegsters uit de Filipijnen is evenmin onderbouwd en acht de rechtbank eveneens ongeloofwaardig.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , hoewel er sprake is van enige inconsistenties, in essentie uitvoerig en gedetailleerd hebben verklaard over de rol van verdachte. Zo geeft [slachtoffer 2] een zeer gedetailleerde beschrijving van een persoon die haar in een witte Volkswagen van Rotterdam, waar zij eerst werkte, naar [plaats] heeft gebracht en aan wie zij ter plekke een bedrag moest afdragen. Die beschrijving past bij het signalement van verdachte en zijn auto. En ook [slachtoffer 1] verklaart dat verdachte huur bij haar heeft opgehaald in [plaats] en dat zij door de zoon van verdachte van Veghel naar [plaats] is vervoerd waar zij voor het eerst prostitutiewerkzaamheden ging verrichten. Deze verklaring vindt steun in de verklaring van de zoon van verdachte die aangeeft weleens dames voor zijn vader te hebben vervoerd, waarvoor die vrouwen hem dan betaalden. De rechtbank betrekt in haar oordeel dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet alleen belastend verklaren over verdachte, maar ook erkennen dat anderen hen in hun werkzaamheden aanstuurden en een rol hadden bij het ophalen van bijvoorbeeld huur. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om aan de verklaringen van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [naam 2] te twijfelen. Zij acht de verklaringen betrouwbaar en zal deze gebruiken voor het bewijs.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kan worden afgeleid dat verdachte tenminste één keer geld bij hen heeft opgehaald en hen heeft vervoerd of laten vervoeren.
Juridisch kader
Artikel 273f lid 1 sub 1 van het Wetboek van Strafrecht
Bij de beoordeling van de vraag of is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van mensenhandel in de zin van artikel 273f, lid 1, sub 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) moet – gelet op wat ten laste is gelegd – worden vastgesteld of sprake was van een handeling (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen), van een middel (dwang, (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of van een kwetsbare positie), en van het oogmerk van uitbuiting.
Dwangmiddelen
Hiervoor heeft de rechtbank al overwogen dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in hun bewegingsvrijheid zijn beperkt doordat zij niet zelf mochten beslissen waar en wanneer zij gingen werken en zij (een groot deel van) de opbrengsten moesten afstaan. Vanwege hun kwetsbare positie hebben zij onder deze omstandigheden geen werkelijke of aanvaardbare andere keuze gehad dan het misbruik te ondergaan. Verdachte heeft daarmee misbruik gemaakt van uit de feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en van de kwetsbare positie van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Handelingen
Op grond van de in de bijlage weergegeven bewijsmiddelen en wat hiervoor is overwogen, stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft vervoerd, overgebracht en gehuisvest en geld bij hen heeft opgehaald.
Oogmerk van uitbuiting
De handelingen zoals neergelegd in artikel 273f lid 1 sub 1 Sr zijn alleen strafbaar als deze zijn gefaciliteerd door een dwangmiddel en als zij zijn begaan met het oogmerk van uitbuiting. Artikel 273f lid 2 Sr bevat een opsomming van een aantal vormen van uitbuiting, waaronder uitbuiting van een ander in de prostitutie. Uitbuiting veronderstelt altijd een zekere mate van onvrijwilligheid of onderwerping van degene die wordt uitgebuit. Het uitgangspunt is dat de eventuele vrijwilligheid van het slachtoffer om in de prostitutie te gaan werken niet meer ter zake doet zodra er van een dwangmiddel sprake is. Of een slachtoffer zich wel of niet uitgebuit voelt, is dus niet bepalend. Dat dit gevoel niet bepalend is, geldt in het bijzonder als sprake is van prostitutie onder invloed van een dwangmiddel, omdat bij prostitutie sprake is van een forse inbreuk op de lichamelijke integriteit.
Desalniettemin levert het (enkele) aanwenden van dwangmiddelen niet op zichzelf al uitbuiting op. Het oogmerk van uitbuiting brengt met zich dat bij de toepassing van die dwangmiddelen sprake moet zijn van een (voorgenomen) ernstige inbreuk op de lichamelijke en/of geestelijke integriteit en/of de persoonlijke vrijheid (zie Gerechtshof Amsterdam 8 december 2016, ECLI:GHAMS:2016:5236).
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat bij de beantwoording van de vraag of al dan niet sprake is van oogmerk van uitbuiting onder meer betekenis toekomt aan de aard en duur van de tewerkstelling of de te verrichten activiteit, de beperkingen die zij voor de betrokkene meebrengt en het economisch voordeel dat daarmee door de verdachte wordt behaald. Bij de weging van deze en andere relevante factoren dienen de in de Nederlandse samenleving geldende maatstaven als referentiekader te worden gehanteerd (zie HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099). Daarbij gaat het om een alomvattende weging van de hiervoor genoemde en eventuele andere relevante factoren.
[slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben prostitutiewerkzaamheden moeten verrichten. Dit werk levert naar zijn aard een inbreuk op de lichamelijke integriteit op. Zoals hiervoor is overwogen waren zij niet vrij in de keuze hoe, waar en wanneer zij de werkzaamheden zouden verrichten en waren zij afhankelijk van anderen, waaronder verdachte voor de huisvesting. Ook vervoerde verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] of liet hij hen vervoeren en moesten zij geld aan hem afdragen. Verdachte is met zijn handelen uit geweest op het verkrijgen van financieel voordeel uit de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , waarbij de door verdachte gebruikte dwangmiddelen zijn aangewend. Anders dan de verdediging acht de rechtbank met dit alles het oogmerk van uitbuiting bewezen.
Artikel 273f lid 1 sub 4 Sr
Gelet op wat hiervoor ten aanzien van sub 1 is overwogen, heeft verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door middel van de hierboven genoemde middelen bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van prostitutiewerkzaamheden en dus tot het verrichten van arbeid en diensten van seksuele aard.
Artikel 273f lid 1 sub 6 Sr
Uit de bewijsmiddelen blijkt tevens dat verdachte daadwerkelijk financieel voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , doordat zij geld aan hem hebben afgedragen.
Artikel 273f lid 1 sub 9 Sr
Tot sluit blijkt uit de bewijsmiddelen eveneens dat verdachte zichzelf heeft bevooroordeeld met de uitbuiting van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Immers heeft hij hen bewogen tot het afdragen van geld.
De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de vorm van seksuele uitbuiting.
4.3.3
De bewijsoverwegingen met betrekking tot feit 3
Uit de betrokkenheid van verdachte bij de prostitutiewerkzaamheden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] leidt de rechtbank af dat verdachte ervan op de hoogte moet zijn geweest dat het verblijf van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in Nederland wederrechtelijk was. Doordat verdachte huisvesting voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geregeld en aangezien vast is komen te staan dat zij aan hem geld hebben afgedragen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het verschaffen van verblijf van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in Nederland. Ten aanzien van [slachtoffer 1] komt daar nog bij dat is gebleken dat zij vanuit Nederland naar een feestje van verdachte in België is gebracht en weer terug, zodat ook bewezen kan worden verklaard dat verdachte behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot België en Nederland.
Ook ten aanzien van [slachtoffer 3] is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of België en dat hij uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in België. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer 3] in Duitsland heeft opgehaald, naar zijn salon in België heeft gebracht en € 300,- van [slachtoffer 3] heeft ontvangen, terwijl hij wist dat [slachtoffer 3] geen (werk)visum had. Uit de aangifte van [slachtoffer 3] volgt dat is afgesproken dat hij massage- en sekswerkzaamheden zou gaan verrichten voor verdachte en uit het chatgesprek tussen verdachte en [slachtoffer 3] komt naar voren dat verdachte [slachtoffer 3] heeft gevraagd om in zijn salon in België te komen werken. De rechtbank leidt daaruit af dat verdachte ervan op de hoogte moet zijn geweest dat het verblijf van [slachtoffer 3] wederrechtelijk was en dat het de bedoeling was dat [slachtoffer 3] voor hem zou gaan werken.
Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel en het uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verschaffen van verblijf van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het plegen van mensensmokkel van drie slachtoffers niet betekent dat verdachte daarvan een beroep of gewoonte heeft gemaakt. Verdachte zal daarvan partieel worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 6 oktober 2022 tot en met 2 december 2022 in Nederland,
A)
een ander, te weten [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 1994),
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft vervoerd, overgebracht of gehuisvest, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°)
en
met een van de onder sub 1 genoemde middelen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°)
en
B)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 1994) (sub 6°)
en
C)
een ander, [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 1994) (telkens) met een van de onder 1° genoemde middelen
heeftbewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar ( [slachtoffer 1] ) seksuele handelingen met een derde (sub 9°),
immers heeft hij verdachte
- die [slachtoffer 1] huur laten betalen en
- een huis ter beschikking gesteld aan die [slachtoffer 1] waar zij seks kon hebben met klanten en
- die [slachtoffer 1] laten vervoeren tussen de diverse onderkomens waar die [slachtoffer 1] seks had en/of zou hebben en
- een gedeelte van de door [slachtoffer 1] verdiende gelden ontvangen,
terwijl die [slachtoffer 1] niet de Nederlandse taal sprak en geen inkomen/geld had en geen eigen onderkomen/verblijfplaats had en geen familie en/of vrienden in Nederland had en aldus niet in dezelfde positie verkeert als waarin een mondige prostituee in Nederland normaal gesproken verkeert;
2.
in de periode van 18 november 2022 tot en met 2 december 2022 in Nederland,
A)
een ander, te weten [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag 3] 1992),
door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie heeft vervoerd, overgebracht of gehuisvest, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°)
en
met een van de onder sub 1 genoemde middelen heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°)
en
B)
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag 3] 1992) (sub 6°)
en
C)
een ander, [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag 3] 1992) met een van de onder 1° genoemde middelen heeft bewogen hem te bevoordelen uit de opbrengst van haar ( [slachtoffer 2] ) seksuele handelingen met een derde (sub 9°),
immers heeft hij verdachte
- een huis ter beschikking gesteld aan die [slachtoffer 2] waar zij seks kon hebben met klanten en
- die [slachtoffer 2] vervoerd tussen de diverse onderkomens waar die [slachtoffer 2] seks had en/of zou hebben en
- een aanzienlijk gedeelte van de door [slachtoffer 2] verdiende gelden ontvangen en
terwijl die [slachtoffer 2] niet de Nederlandse taal sprak en geen inkomen/geld had en geen eigen onderkomen/verblijfplaats had en geen familie en/of vrienden in Nederland had en aldus niet in dezelfde positie verkeert als waarin een mondige prostituee in Nederland normaal gesproken verkeert;
3.
op tijdstippen in de periode van 6 oktober 2022 tot en met 18 april 2023 in Nederland en/of in België, personen met de Thaise nationaliteit, te weten:
[slachtoffer 1] (geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 1994) en
[slachtoffer 3] (geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedag 4] 1984)
(telkens) behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of België
en
[slachtoffer 1] (geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 1994) en
[slachtoffer 2] (geboren te [geboorteplaats 4] op [geboortedag 3] 1992) en
[slachtoffer 3] (geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedag 4] 1984)
(telkens) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of België en/of daartoe (telkens) gelegenheid heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte voornoemde personen
- naar Nederland en/of België gebracht en/of laten brengen en/of
- in Nederland en/of België laten werken en/of verblijven en/of
- gevraagd/voorgesteld en/of het aanbod gedaan (om) naar België te komen om massagewerkzaamheden en prostitutiewerkzaamheden te verrichten (terwijl verdachte niet in het bezit was en/of zou komen van een tewerkstellingsvergunning (voor het verrichten van arbeid) voor voornoemde persoon en/of voornoemde persoon niet in het bezit zou komen van een tewerkstellingsvergunning voor het verrichten van arbeid en/of voornoemde persoon nimmer werkzaamheden zou mogen verrichten in België) en/of
- ondergebracht en/of laten verblijven in woning(en) (in Nederland en/of België) en/of
- tegen financiële vergoeding seksuele diensten laten verlenen in Nederland
terwijl verdachte wist dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
De rechtbank is van oordeel dat bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] sprake is van eendaadse samenloop van mensenhandel en mensensmokkel.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit, gelet op het primaire standpunt, geen straf op te leggen. Subsidiair wordt bepleit een gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich gedurende ongeveer twee maanden schuldig gemaakt aan mensenhandel. Hij heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , twee kwetsbare Thaise vrouwen, bewogen om in de prostitutie te (blijven) werken, onder andere door huisvesting c.q. werkplekken voor hen te regelen. Zij moesten een groot deel van het verdiende geld afstaan aan de ‘agency’ en verdachte heeft ten minste één keer geld bij hen opgehaald en ze vervoerd of laten vervoeren naar een andere werklocatie. Verdachte heeft daarmee bijgedragen aan de (instandhouding van de) seksuele uitbuiting van deze slachtoffers en heeft voor zijn eigen geldelijk gewin misbruik gemaakt van hun kwetsbaarheid. Deze seksuele uitbuiting vindt plaats in een georganiseerd verband waar verdachte deel van uitmaakt. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel ten aanzien van diezelfde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een derde persoon, [slachtoffer 3] . Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan de instandhouding van een illegaal circuit. De handelwijze van de verdachte ondermijnt dit beleid en veroorzaakt onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Het is een feit van algemene bekendheid dat mensensmokkel gemakkelijk kan leiden tot vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen, zoals in deze zaak ook is gebeurd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 10 oktober 2024, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor het meermalen medeplegen van mensensmokkel. Dit vonnis is echter nog niet onherroepelijk en zal daarom niet als strafverzwarende omstandigheid worden meegenomen. De rechtbank constateert dat voor een deel van de ten laste gelegde feiten artikel 63 Sr van toepassing is.
Gezien de ernst van de feiten zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen. Bij de bepaling van de duur van die gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken en de bij mensenhandel vermelde strafmaat beïnvloedende factoren en categorieën. De rechtbank merkt daarbij op dat zij in deze zaak omstandigheden ziet die passen bij zowel categorie 1 als bij categorie 2. Naar het oordeel van de rechtbank liggen de aard en ernst van de feiten en omstandigheden in deze zaak tussen de categorieën in. De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden per slachtoffer als uitgangspunt nemen. In dat uitgangspunt is nog niet meegenomen de bewezenverklaring voor mensensmokkel, waarbij de rechtbank opmerkt dat zowel ten aanzien van [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] sprake is van eendaadse samenloop.
De rechtbank ziet aanleiding om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst weer strafbare feiten te plegen. Daarbij weegt mee dat het er alle schijn van heeft dat verdachte, ook na de inval van de politie bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , door is gegaan met dergelijke activiteiten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden is. Verdachte heeft het onvoorwaardelijk deel van deze straf al in voorlopige hechtenis doorgebracht. Daarom zal het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis worden opgeheven.
Daarnaast zal zij als bijkomende straf de in beslag genomen telefoon van verdachte verbeurd verklaren.

7.De benadeelde partijen

7.1
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van feit 1. Zij vordert primair een vergoeding van € 24.585,- aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Subsidiair wordt verzocht een bedrag aan materiële schade toe te kennen wat ten gunste is gekomen aan verdachte.
7.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de materiële schade te schatten op € 10.000,- en de immateriële schade van € 2.000,- toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit primair de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair wordt verzocht om ten aanzien van de materiële schade te volstaan met toewijzing van de huurbedragen, te weten vier keer € 300,-.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [slachtoffer 1] en dat hij verplicht is haar schade te vergoeden.
Materiële schade
De rechtbank stelt voorop dat verdachte alleen wordt veroordeeld voor zijn eigen aandeel in de mensenhandel en dat daarom alleen van aan verdachte betaalde bedragen kan worden vastgesteld dat die rechtstreekse schade zijn van het door verdachte gepleegde feit. [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat zij in totaal € 19.240,- aan tag en huur aan diverse personen heeft afgedragen. De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat zij ten minste één keer aan verdachte huur heeft afgedragen. [slachtoffer 1] heeft in haar administratie diverse malen een huur van € 300,- genoteerd. De rechtbank acht de door [slachtoffer 1] gevorderde schadevergoeding dan ook toewijsbaar tot een bedrag van € 300,- aan materiële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
Voor het resterende deel van de materiële schade is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat [slachtoffer 1] voor dat deel niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
[slachtoffer 1] heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank de gevorderde vergoeding van een bedrag van € 2.000,- billijk.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 2 december 2022, het einde van de bewezen verklaarde periode.
7.2
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van feit 2. Zij vordert, na wijziging ter zitting, een vergoeding van € 5.000,- aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de materiële schade te matigen tot een bedrag van € 1.000,- en de immateriële schade van € 1.000,- toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit primair de vordering af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair wordt ten aanzien van de immateriële schade verzocht deze te matigen tot een bedrag van € 500,-.
7.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [slachtoffer 2] en dat hij verplicht is om haar schade te vergoeden.
Materiële schade
De rechtbank stelt voorop dat verdachte alleen wordt veroordeeld voor zijn eigen aandeel in de mensenhandel en dat daarom alleen van aan verdachte betaalde bedragen kan worden vastgesteld dat die rechtstreekse schade zijn van het door verdachte gepleegde feit. Hoewel op grond van het dossier vast is komen te staan dat [slachtoffer 2] één keer een bedrag aan verdachte heeft afgedragen, blijkt niet wat de hoogte van dat bedrag is geweest. Nu enige onderbouwing daarvan ontbreekt, zal de rechtbank [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering voor zover deze ziet op de materiële schade. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Immateriële schade
De rechtbank verwijst naar wat zij hiervoor heeft overwogen bij de door [slachtoffer 1] gevorderde immateriële schade. Ook voor [slachtoffer 2] geldt dat de aard en de ernst van de normschending door verdachte naar het oordeel van de rechtbank met zich brengt dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank de gevorderde vergoeding van een bedrag van € 1.000,- billijk.
Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf 2 december 2022, het einde van de bewezen verklaarde periode .
7.3
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal bij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.Het beslag

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de Samsung S23 Ultra verbeurd te verklaren en het valse legitimatiebewijs te onttrekken aan het verkeer.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert geen verweer.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Zoals hiervoor is overwogen zal de rechtbank de in beslag genomen telefoon (Samsung S23 Ultra) verbeurd verklaren, aangezien de bewezenverklaarde feiten met behulp van dat voorwerp zijn begaan of voorbereid.
Het vervalste legitimatiebewijs is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het voorwerp bij het onderzoek naar de bewezenverklaarde feiten is aangetroffen, terwijl het voorwerp kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Het voorwerp behoort aan verdachte toe en is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 55, 57, 63, 197a en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
ten aanzien van de feiten 1 en 3 ( [slachtoffer 1] ):
de eendaadse samenloop van:
mensenhandel
en
mensensmokkel
en
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is
ten aanzien van de feiten 2 en 3 ( [slachtoffer 2] ):
de eendaadse samenloop van:
mensenhandel
en
mensensmokkel
ten aanzien van feit 3 ( [slachtoffer 3] ):
mensensmokkel
en
een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 21 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 1](feit 1) van
€ 2.300,-, waarvan € 300,- aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 december 2022 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 1]
[slachtoffer 1] (feit 1), € 2.300,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 december 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
33 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2](feit 2) van
€ 1.000,-, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 december 2022 tot aan de dag der voldoening;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 2] (feit 2), € 1.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 december 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling
20 dagen gijzelingkan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Beslag
-
verklaart verbeurdhet in beslag genomen voorwerp, te weten:
1. STK telefoontoestel (omschrijving G_769157, Zwart, merk: Samsung);
-
verklaart onttrokken aan het verkeerhet inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
1. STK legitimatiebewijs (omschrijving: G_769167 Vals);
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. van der Linden, voorzitter, mr. M. Breeman en
mr. D.L.J. Martens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 november 2024.
Bijlage I
De gewijzigde tenlastelegging
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 oktober 2022 tot en met 2 december 2022 te 's-Hertogenbosch en/of 's-Gravenhage en/of [plaats] , in elk geval in Nederland en/of te Baarle-Hertog, althans in België,
A)
een ander, te weten [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 1994) (telkens)
door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing. fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 1] (sub 1°)
en/of
heeft gedwongen met een van de onder sub 1 genoemde middelen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°)
en/of
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander, te weten [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 1994) (sub 6°)
en/of
C)
een ander, te weten [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag 2] 1994) (telkens) heeft gedwongen met een van de onder 1° genoemde middelen dan wel bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar ( [slachtoffer 1] ) seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°),
immers heeft hij verdachte
- die [slachtoffer 1] in huis genomen en/of onderdak verleend en/of
- die [slachtoffer 1] huur laten betalen en/of
- een of meer huizen en/of plekken ter beschikking gesteld aan die [slachtoffer 1] waar zij seks kon hebben met klanten en/of
- die [slachtoffer 1] vervoerd en/of laten vervoeren naar seks afspraken en/of vervoerd en/of laten vervoeren tussen de diverse onderkomens waar die [slachtoffer 1] seks had en/of zou hebben en/of
- die [slachtoffer 1] aangestuurd en/of opdrachten gegeven in verband met de prostitutiewerkzaamheden en/of de inkomsten daaruit en/of
- zorg gedragen voor controle en/of begeleiding en/of beveiliging/bescherming en/of toezicht op (de prostitutiewerkzaamheden van) die [slachtoffer 1] en/of
- een (aanzienlijk/substantieel) gedeelte van de door [slachtoffer 1] verdiende gelden afgepakt en/of ingehouden en/of ontvangen
(terwijl die [slachtoffer 1] nog relatief jong was en/of niet de Nederlandse en/of Engelse taal sprak en/of geen inkomen/geld had en/of geen eigen onderkomen/verblijfplaats had en/of geen familie en/of vrienden in Nederland had en/of aldus niet in dezelfde positie verkeert als een mondige prostituee in Nederland normaal gesproken verkeert)
(art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 9° Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 18 november 2022 tot en met 2 december 2022 te ’s-Hertogenbosch en/of Rotterdam en/of [plaats] , in elk geval in Nederland en/of te Baarle-Hertog, althans in België
A)
een ander, te weten [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag 3] 1992) (telkens)
door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft, heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [slachtoffer 2] (sub 1°)
en/of
heeft gedwongen met een van de onder sub 1 genoemde middelen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [slachtoffer 2] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°)
en/of
B)
(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander, te weten [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag 3] 1992) (sub 6°)
en/of
C)
een ander, te weten [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag 3] 1992) (telkens) heeft gedwongen met een van de onder 1° genoemde middelen dan wel bewogen hem, verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar ( [slachtoffer 2] ) seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°),
immers heeft hij verdachte
- die [slachtoffer 2] in huis genomen en/of onderdak verleend en/of
- die [slachtoffer 2] huur laten betalen en/of
- een of meer huizen en/of plekken ter beschikking gesteld aan die [slachtoffer 2] waar zij seks kon hebben met klanten en/of
- die [slachtoffer 2] vervoerd en of laten vervoeren naar seks afspraken en/of vervoerd en/of laten vervoeren tussen de diverse onderkomens waar die [slachtoffer 2] seks had en/of zou hebben en/of
- die [slachtoffer 2] aangestuurd en/of opdrachten gegeven in verband met de prostitutiewerkzaamheden en/of de inkomsten daaruit en/of
- zorg gedragen voor controle en/of begeleiding en of beveiliging/bescherming en/of toezicht op (de prostitutiewerkzaamheden van) die [slachtoffer 2] en/of
- een (aanzienlijk/substantieel) gedeelte van de door [slachtoffer 2] verdiende gelden afgepakt en/of ingehouden en/of ontvangen en/of
(terwijl die [slachtoffer 2] nog relatief jong was en/of niet de Nederlandse en/of Engelse taal sprak en/of geen inkomen/geld had en/of geen eigen onderkomen/verblijfplaats had en/of geen familie en/of vrienden in Nederland had en/of aldus niet in dezelfde positie verkeert als een mondige prostituee in Nederland normaal gesproken verkeert)
(art 273f lid 1 ahf/sub 1° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 4° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 6° Wetboek van Strafrecht, art 273f lid 1 ahf/sub 9° Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 oktober 2022 tot en met 18 april 2023 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te Amsterdam en/of te ’s-Gravenhage en/of te Rotterdam en/of ’s-Hertogenbosch en/of [plaats] en/of elders in Nederland en/of te Baarle-Hertog, althans in Belgie, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een of meer personen (/vreemdeling(en)) (met de Thaise nationaliteit), te weten:
[slachtoffer 1] (geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 1994) en/of
[slachtoffer 2] (geboren te [geboorteplaats 4] op [geboortedag 3] 1992) en/of
[slachtoffer 3] (geboren te [geboorteplaats 3] op [geboortedag 4] 1984)
*(telkens) behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of België en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York lot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad
en/of
*(telkens) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of België,
en/of die bovengenoemde perso(o)n(en), daartoe (telkens) gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) voornoemde perso(o)n(en)
- naar Nederland en/of België gebracht en/of laten komen/brengen en/of
- in Nederland en/of België laten werken en/of verblijven en/of
- benaderd en/of gevraagd/voorgesteld en/of het aanbod gedaan (om) naar Nederland en/of België te gaan/komen om massagewerkzaamheden en/of prostitutiewerkzaamheden te (gaan) doen/verrichten (terwijl verdachte en/of diens medeverdachte(n) niet in het bezit was en/of zou komen van een tewerkstellingsvergunning (voor het verrichten van arbeid) voor voornoemde personen en/of voornoemde personen niet in het bezit zouden komen van een tewerkstellingsvergunning voor het verrichten van arbeid en/of voornoemde personen (aldus) nimmer werkzaamheden zouden mogen / mochten verrichten in Nederland en/of België) en/of
- naar Nederland en/of België gehaald/over laten komen door (een gedeelte van) de (reis)documenten en/of het/de vliegticket(s) te (laten) regelen en/of (laten) betalen en/of
- ondergebracht en/of laten verblijven in een of meer woning(en) (in Nederland en/of Belgie) en/of
- als masseuses in Nederland en/of België laten werken en/of
- tegen financiële vergoeding seksuele diensten laten verlenen in Nederland en/of België
zulks terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang en/of doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was en zulks terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) hiervan een beroep of gewoonte heeft/hebben gemaakt.
(artikel art 197a lid 1/2/4 Wetboek van Strafrecht)
( art 197a lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 197a lid 4 Wetboek van Strafrecht )