ECLI:NL:RBZWB:2024:8065

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
02/126204-23; 02/289282-23; 02/247794-24; 02/024683-23 (TUL) en 02/115066-23 (TUL)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere inbraken, diefstallen en belediging van verbalisanten met oplegging van ISD-maatregel

Op 27 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder woninginbraken, pogingen tot inbraak, diefstal van een auto, en belediging van verbalisanten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar. De zaak kwam voor de rechtbank na een verwijzing door de politierechter op 8 februari 2024. De verdachte was niet aanwezig tijdens de zitting, maar zijn raadsvrouw was wel aanwezig. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waaronder inbraken in woningen en een brillenzaak, diefstal van een auto, en belediging van vier verbalisanten. De rechtbank heeft de verdachte een ISD-maatregel opgelegd, omdat eerdere straffen en reclasseringstoezichten niet tot gedragsverandering hadden geleid. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij enkele vorderingen zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/126204-23; 02/289282-23; 02/247794-24; 02/024683-23 (TUL) en
02/115066-23 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 27 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 2002 te [geboorteplaats] ,
zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsvrouw mr. M.R.F. Berte, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

Overeenkomstig artikel 369 van het Wetboek van Strafvordering heeft de politierechter op 8 februari 2024 de zaak met parketnummer 02/126204-23 naar de meervoudige kamer verwezen. Op de zitting van 13 november 2024 heeft de meervoudige kamer de zaken met de hierboven vermelde parketnummers gevoegd. De zaken zijn vervolgens inhoudelijk behandeld. Tevens zijn de vorderingen tot tenuitvoerlegging behandeld. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsvrouw. De officier van justitie, mr. D. Colak, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02/126204-23
feit 1:in de nacht van 16 op 17 mei 2023 heeft ingebroken in een schuur en daaruit een heggenschaar en een bladblazer heeft gestolen;
feit 2:op 18 mei 2023 een woninginbraak heeft gepleegd waarbij een speakersysteem, Playstations, controllers, computerspellen, parfum, huis- en autosleutels en een creditcard zijn gestolen;
feit 3:op 18 mei 2023 een personenauto heeft gestolen met behulp van de gestolen autosleutel;
02/289282-23
feit 1:op 2 november 2023 samen met anderen heeft geprobeerd in te breken in een brillen zaak en daaruit goederen te stelen;
feit 2:op 2 november 2023 een personenauto heeft vernield;
feit 3:op 8 december 2023 samen met anderen een koperen kabel vanaf een bouwterrein heeft gestolen door middel van braak, verbreking;
feit 4:op 8 december 2023 vier politieagenten heeft beledigd;
02/247794-24
op 15 maart 2024 heeft geprobeerd in een woning in te breken, dan wel zonder toestemming de woning is binnengedrongen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem ten laste gelegde feiten heeft begaan. Wat betreft het onder parketnummer 02/247794-24 tenlastegelegde acht zij het primair tenlastegelegde bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van de feiten onder parketnummer 02/126204-23. Verdachte heeft deze feiten bekend.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 (parketnummer 02/289282-23) en verzoekt verdachte van dit feit vrij te spreken. Verdachte heeft geen oogmerk gehad op het toe-eigenen van goederen. Verdachte had ruzie met iemand en was het verkeerde pand binnengegaan. Hij is niet verder geweest dan de achterste ruimte van het pand, waar hij binnen is gekomen.
Ten aanzien van feit 2 (parketnummer 02/289282-23) refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging is van mening dat feit 3 (parketnummer 02/289282-23) wettig en overtuigend kan worden bewezen. Wel verzoekt de verdediging verdachte partieel vrij te spreken van het medeplegen, nu verdachte dit feit alleen heeft gepleegd.
De verdediging is ook van mening dat feit 4 (parketnummer 02/289282-23) wettig en overtuigend kan worden bewezen. Wel verzoekt de verdediging verdachte partieel vrij te spreken van de belediging van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , nu uit het dossier niet blijkt dat zij zich daadwerkelijk beledigd hebben gevoeld.
Ten aanzien van het feit onder parketnummer 02/247794-24 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/126204-23
Feiten 1, 2 en 3
De rechtbank acht alle drie de feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte.
02/289282-23
Feit 1
De rechtbank stelt op basis van het dossier het volgende vast.
Op 2 november 2023 is verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] naar de brillenzaak [adres 1] gegaan. Aldaar zijn zij over de schutting/poort van de tuin geklommen, hebben zij een ladder gepakt en het raam opengebroken. Vervolgens zijn zij het pand binnengegaan, waarna het alarm is afgegaan. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn meteen daarna weer naar buiten gegaan. Toen de politie vervolgens ter plaatse kwam, zijn zij gevlucht.
De rechtbank is van oordeel dat het over een schutting klimmen en daarna vernielen van een ruit, het vervolgens binnentreden van een pand en het wegrennen voor de politie naar de uiterlijke verschijningsvorm is gericht op het plegen van een diefstal met braak. Dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] niet verder zijn geweest dan de achterste ruimte van het pand en geen goederen hebben meegenomen, doet daar niets aan af, nu de oorzaak daarvan vooral gelegen lijkt te zijn in de omstandigheid dat kort na het inbreken in het pand het alarm is afgegaan en zij vervolgens zijn gevlucht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de poging tot diefstal met braak wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 2
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Feit 3
Ook feit 3 kan wettig en overtuigend worden bewezen gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van het medeplegen, omdat hiervoor niet voldoende bewijs in het dossier zit.
Feit 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de vier verbalisanten heeft beledigd. Uit de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten blijkt dat verdachte de in de tenlastelegging opgenomen uitlatingen heeft geuit en dat zij zich allen door deze uitlatingen beledigd hebben gevoeld.
02/247794-24
Op 15 maart 2024 is er ingebroken in een woning aan de [adres 2] . De dader is via een ladder het balkon opgeklommen en vervolgens via het verbroken keukenraam naar binnen gegaan. Volgens aangever [benadeelde 1] , die zich ten tijde van de inbraak in zijn slaapkamer had opgesloten, heeft de dader het keukenraam ingeslagen, is hij naar de woonkamer gelopen en heeft hij daar allerlei kasten en lades opengemaakt. De dader is uiteindelijk zonder spullen weer weggegaan.
Naar aanleiding van deze inbraak werd een sporenonderzoek ingesteld. Hierbij werd onder meer bloed gevonden op een glasscherf van het keukenraam en op de greep van de linker lade van de kast in de woonkamer. Dit bloed is onderzocht en blijkt te matchen met het DNA-profiel van verdachte (met een matchkans kleiner dan één op één miljard).
Gelet op het voorgaande en met name gelet op het feit dat er DNA van verdachte is aangetroffen op een lade van een kast in de woning van aangever [benadeelde 1] , wat niet een (door een ander) gemakkelijk verplaatsbaar object is, en verdachte hiervoor geen verklaring heeft gegeven, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot woninginbraak.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/126204-23
1
op 17 mei 2023 te [plaats 1] , uit een schuur (behorende bij de woning gelegen aan de [adres 3] ), een heggenschaar (Parkside) en een bladblazer (Gardena), die aan [benadeelde 2] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen heggenschaar en bladblazer onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
2
op 18 mei 2023 te [plaats 1] , uit een woning (gelegen aan de [adres 4] ), een speakersysteem en Playstations en controllers en computerspellen en parfum en huis-
en autosleutels en een creditcard, die aan (respectievelijk) [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en aan een ander toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
3
op 18 mei 2023 te [plaats 1] een personenauto (Citroën C3, kenteken [kenteken 1] ), die aan [benadeelde 4] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen personenauto onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel door zonder toestemming/medeweten van die [benadeelde 4] die personenauto met een (ontvreemde) autosleutel te starten en weg te rijden;
02/289282-23
1
op 2 november 2023 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om goederen van hun gading, die aan [benadeelde 5] toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen door middel van braak
-in de tuin bij het pand aan de [adres 5] is geklommen en
-het pand aan de [adres 5] door middel van braak heeft betreden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2
op 2 november 2023 te [plaats 1] opzettelijk en wederrechtelijk een auto v.v.h.k. [kenteken 2] , die aan [benadeelde 6] toebehoorde heeft beschadigd;
3
op 8 december 2023 te [plaats 1] een koperen kabel, die aan [bedrijf] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
4
op 8 december 2023 te [plaats 1] opzettelijk ambtenaren, te weten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] en [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (agenten bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant),
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hen de woorden toe te voegen: "kankerlijers, kankermongolen en sukkels" en "jullie zijn kankerlijers en klootzakken";
02/247794-24
primair
op 15 maart 2024 te [plaats 2] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning, te weten de woning aan de [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, goederen van zijn gading, die aan [benadeelde 1] toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak
-met een ladder naar het balkon van die woning is geklommen en
-een ruit van die woning heeft vernield en
-door die vernielde ruit die woning heeft betreden en
-die woning heeft doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Ten gevolge van een kennelijke omissie in de tenlastelegging, is in de vierde regel van het onder 2 (parketnummer 02/126204-23) tenlastegelegde weggevallen de woorden ‘en aan een ander’. De rechtbank herstelt deze omissie en leest voormelde zinsnede zoals hiervoor is vermeld. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren. Zij baseert zich hierbij op het advies van de reclassering. Ook is aan de wettelijke vereisten voldaan. Zij acht deze maatregel noodzakelijk voor beëindiging van de recidive van verdachte en de beveiliging van de maatschappij.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging verzocht om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om de duur van de ISD-maatregel te beperken tot één jaar.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft acht strafbare feiten gepleegd. In nog geen tien maanden tijd heeft hij zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak, een poging daartoe, een poging tot een inbraak in een brillenzaak, een diefstal van een auto, een inbraak in een schuur, een diefstal van een koperen kabel van een bouwterrein, een beschadiging van een auto en de belediging van vier verbalisanten.
Door het plegen van deze delicten heeft verdachte bijgedragen aan criminaliteit en dit in de hand gewerkt. Dit soort feiten leiden vaak niet alleen tot materiële schade, maar zorgen ook voor gevoelens van onrust en onveiligheid bij de slachtoffers. Door in woningen in te breken, heeft verdachte forse inbreuk gemaakt op de privacy van de bewoners. Het zal voor hen bijzonder onaangenaam zijn om te leven met de wetenschap dat een vreemde in hun woning is geweest en hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht en hen een gevoel van onveiligheid in hun eigen woning gegeven. Dit neemt de rechtbank verdachte zeer kwalijk.
Strafblad
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij al herhaaldelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Hij liep bovendien nog in twee proeftijden van deze eerdere veroordelingen. Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee. Verder blijkt uit het strafblad van verdachte dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
ISD-maatregel?
Uit het rapport van de reclassering van 1 november 2024 blijkt dat verdachte al geruime tijd op vrijwel alle leefgebieden met problemen kampt. Zo heeft hij geen huisvesting, geen inkomen, geen zinvolle dagbesteding en zijn er zorgen over zijn sociaal netwerk én de invloed die de problemen op deze leefgebieden op elkaar hebben als het gaat om het plegen van delicten.
Bij verdachte is sprake van laagbegaafd tot beneden gemiddelde intelligentie, een forse achterstand in de sociaal emotionele ontwikkeling, een oppositioneel-opstandige stoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met enige antisociale en narcistische trekken. Mogelijk heeft het psychosociaal functioneren van verdachte invloed op de keuzes die hij maakt en daarmee op zijn justitiecontacten.
Er is een patroon zichtbaar waarbij verdachte zich op de momenten dat het ertoe doet gemotiveerd toont en beweert dat hij zijn leven op orde heeft. Zo heeft hij dan zogezegd onderdak of werk, maar de werkelijkheid is telkens anders. Verdachte werkt dan bijvoorbeeld zwart of heeft helemaal geen werk.
Eerder opgelegde reclasseringstoezichten, zowel bij de jeugd- als de volwassenenreclassering, zijn mislukt. De reclassering krijgt geen grip op verdachte, waardoor het recidiverisico onverminderd hoog blijft. Nu eerdere gevangenisstraffen, reclasseringstoezichten en andere hulpverleningstrajecten niet hebben geleid tot gedragsverandering, en verdachte niet in staat wordt geacht zelf die verandering te bewerkstelligen, acht de reclassering een drang- en dwangkader geboden om de kans op recidive te verlagen. Zij adviseert daarom aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Binnen de ISD-maatregel kan nadere diagnostiek plaatsvinden, zodat van daaruit passende behandeling kan plaatsvinden en aan de problemen op de verschillende leefgebieden kan worden gewerkt.
Ter zitting is dit advies door deskundige [naam] , reclasseringswerker, toegelicht. Verdachte heeft vele malen beterschap beloofd, maar komt zijn afspraken bij de reclassering niet na en valt telkens terug in delictgedrag. De reclassering heeft hem meermalen geprobeerd te motiveren, maar is daarin niet geslaagd. Zij heeft geen vertrouwen meer dat verdachte deze keer wel serieus mee zal werken. Binnen het gedwongen kader van de ISD-maatregel kan intensiever en veelvuldiger worden gewerkt aan het motiveren van verdachte tot het meewerken aan hulpverlening en kunnen praktische zaken zoals huisvesting, dagbesteding en scholing worden geregeld.
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die de wet aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Immers, de door verdachte begane inbraken, pogingen daartoe, diefstallen en vernieling betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verdachte is daarnaast in de vijf jaren voorafgaand aan die misdrijven ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of taakstraf veroordeeld. De huidige strafbare feiten zijn begaan na de tenuitvoerlegging van deze straffen. Voorts moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van de ISD-maatregel.
De rechtbank overweegt dat verdachte telkens te kennen geeft graag te willen veranderen, maar zijn afspraken bij de reclassering niet nakomt. In de afgelopen jaren heeft verdachte vele kansen gekregen, maar heeft deze niet benut. De rechtbank is van oordeel dat de maatschappij beveiligd dient te worden tegen het criminele gedrag van verdachte en de steeds weer door hem veroorzaakte overlast en schade. Zij ziet, mede gelet op de houding van verdachte, zijn strafblad en de hoeveelheid bewezenverklaarde feiten, geen andere mogelijkheid om dit te bewerkstellingen dan door oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar. Verdachte mag dit als een kans zien om zijn leven te beteren.
Om de recidive te beëindigen en tot een zo optimaal mogelijke oplossing van de problematiek van verdachte te kunnen komen, zal de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht niet in mindering worden gebracht op de duur van de maatregel.

7.De benadeelde partij

7.1
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 3]
De benadeelde partij [benadeelde 3] vordert voor feit 2 (parketnummer 02/126204-23) een schadevergoeding van € 625,-, waarvan € 125,- aan materiële schade en € 500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Materiële schade
De benadeelde partij vordert een schadevergoeding van € 100,- voor de twee dagen die zij niet op de camping heeft kunnen doorbrengen omdat zij eerder naar huis moest komen vanwege het afhandelen van de schade van de inbraak en € 25,- voor de uren die zij vrij heeft moeten nemen van haar werk omdat er een taxateur moest komen. De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van deze kosten zouden kunnen leiden niet voldoende vast zijn komen te staan. Deze schade is dan ook onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dit deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Voor wat betreft de gevorderde immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. In artikel 6:95 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bepaald dat alleen recht bestaat op de vergoeding van immateriële schade dan wel smartengeld in de limitatief in de wet opgesomde gevallen. In artikel 6:106 BW worden gevallen genoemd waarin vergoeding van immateriële schade c.q. smartengeld kan worden toegekend. Voor zover hier van belang is, is dat aan de orde indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Hoewel de rechtbank zich goed kan voorstellen dat de woninginbraak voor de benadeelde partij ingrijpend is geweest, valt dit niet onder artikel 6:106 BW. De rechtbank zal de vordering dan ook op dit punt niet afwijzen.
7.2
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4]
De benadeelde partij [benadeelde 4] vordert voor feiten 2 en 3 (parketnummer 02/126204-23) een vergoeding aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij heeft geen bedrag op het schadevergoedingsformulier ingevuld.
Voor wat betreft de immateriële schade overweegt de rechtbank als volgt. In artikel 6:95 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bepaald dat alleen recht bestaat op de vergoeding van immateriële schade dan wel smartengeld in de limitatief in de wet opgesomde gevallen. In artikel 6:106 BW worden gevallen genoemd waarin vergoeding van immateriële schade c.q. smartengeld kan worden toegekend. Voor zover hier van belang is, is dat aan de orde indien de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Hoewel de rechtbank zich goed kan voorstellen dat de woninginbraak en de diefstal van zijn auto voor de benadeelde partij ingrijpend is geweest, valt dit niet onder artikel 6:106 BW. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.

8.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke aan verdachte opgelegde straffen onder voornoemde parketnummers ten uitvoer zullen worden gelegd. Ter zitting heeft zij haar standpunt gewijzigd en gesteld dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging kunnen worden afgewezen indien de ISD-maatregel wordt opgelegd.
De verdediging is het eens met het standpunt van de officier van justitie, indien de ISD-maatregel niet aan verdachte wordt opgelegd.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de twee proeftijden van de voorwaardelijke straffen schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten en dat hij daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden. Gelet hierop kunnen de vorderingen tot tenuitvoerlegging worden toegewezen. De rechtbank acht toewijzing van deze vorderingen echter niet opportuun vanwege het feit dat zij aan verdachte de ISD-maatregel zal opleggen, die twee jaar in beslag zal nemen. De rechtbank zal de vorderingen dan ook afwijzen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 38m, 38n, 57, 63, 266, 267, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02/126204-23
feit 1:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak;
feit 2:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak;
feit 3:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van valse sleutels;
02/289282-23
feit 1:poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige
zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van
braak;
feit 2:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, beschadigen;
feit 3:diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van verbreking;
feit 4:eenvoudige belediging, terwijl die belediging wordt aangedaan aan een
ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening, meermalen gepleegd;
02/247794-24
primair:poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat
van de in artikel 311, eerste lid, onder 5, van het Wetboek van Strafrecht vermelde
omstandigheid;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor twee jaar;
Vorderingen tenuitvoerlegging02/024683-23 en 02/115066-23
- wijst de vorderingen tot tenuitvoerlegging onder voornoemde parketnummers af;
Benadeelde partijen
[benadeelde 3]
- verklaart de benadeelde partij [benadeelde 3] voor wat betreft het materiële deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [benadeelde 3] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
- wijst de vordering voor wat betreft de immateriële schade af;
[benadeelde 4]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4] af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft de schorsing van de voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. C.H.M. Pastoors en mr. J.S. Dobosz, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 november 2024.
Mr. Dobosz en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
02/126204-23
1
hij in of omstreeks de periode van 16 mei 2023 tot en met 17 mei 2023 te [plaats 1] ,
althans in Nederland, in/uit een schuur/berging (behorende bij de woning gelegen
aan de [adres 3] ), een heggenschaar (Parkside) en/of een bladblazer
(Gardena), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen heggenschaar en/of
bladblazer, althans dat/die goed(eren), onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 18 mei 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland, in/uit een woning
(gelegen aan de [adres 4] ), een speakersysteem en/of een of meer
Playstations en/of een controller en/of computerspellen en/of parfum en/of huis-
en/of autosleutels en/of een creditcard, in elk geval een of meer goederen, dat/die
geheel of ten dele aan (respectievelijk) [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] , in elk
geval aan een ander, toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het
zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats
van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of
inklimming;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 18 mei 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland, een personenauto
(Citroën C3, kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich
de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen
personenauto, althans goed, onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel door zonder
toestemming/medeweten van die [benadeelde 4] die personenauto met een
(ontvreemde) autosleutel te starten en/of weg te rijden en/of/althans onder zich te
nemen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
02/289282-23
1
hij op of omstreeks 2 november 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [benadeelde 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te
verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik te
brengen door middel van braak en/of inklimming
-in de tuin bij het pand aan de [adres 5] is geklommen en/of,
-het pand aan de [adres 5] door middel van braak en/of inklimming heeft
betreden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 01 november 2023 tot en met 02
november 2023 te [plaats 1]
opzettelijk en wederrechtelijk een auto v.v.h.k. [kenteken 2] , in elk geval enig goed,
dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander
toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of
weggemaakt
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 8 december 2023 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(een) koperen kabel(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [bedrijf]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te
nemen goed(eren) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel
van braak, verbreking en/of inklimming;
( art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 8 december 2023 te [plaats 1] opzettelijk
(een) ambtena(a)r(en),te weten [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3]
en/of [verbalisant 4] (agent(en) bij de Eenheid Zeeland-West-Brabant),
gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in
zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling
heeft beledigd,
door hen/hem/haar de woorden toe te voegen: "kankerlijers, kankermongolen
en/of sukkels" en/of "jullie zijn kankerlijers en klootzakken", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van
Strafrecht )
02/247794-24
hij op of omstreeks 15 maart 2024 te [plaats 2] , althans in Nederland
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de
woning aan de [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten
of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan
[benadeelde 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde(n)
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te
nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking,
inklimming en/of een valse sleutel
-met een ladder naar het balkon van die woning is geklommen, en/of
-een ruit van die woning heeft vernield, en/of
-door die vernielde ruit die woning heeft betreden, en/of
-die woning heeft doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht, art
45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 maart 2024 te [plaats 2] , althans in Nederland
in de woning, het besloten lokaal en/of het besloten erf, te weten de woning aan de
[adres 2]
bij een ander, te weten bij [benadeelde 1] , althans bij een ander of anderen dan bij
verdachte, in gebruik
wederrechtelijk is binnengedrongen;
( art 138 lid 1 Wetboek van Strafrecht )