ECLI:NL:RBZWB:2024:8057

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
02-262974-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf voor het aanwezig hebben van verdovende middelen en wapens

Op 27 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die opzettelijk grote hoeveelheden verdovende middelen en wapens in haar bezit had. De verdachte, geboren in 1999, werd beschuldigd van het aanwezig hebben van 540,4 gram MDMA, 49 gram amfetamine, 110 gram hasjiesj, 1.540 gram hennep, twee alarmpistolen, pepperspray en munitie. Tijdens de zitting op 13 november 2024 heeft de verdachte bekend en verklaard dat zij op de hoogte was van de aanwezigheid van de verdovende middelen in haar woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, maar dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend was gezien haar bijzondere persoonlijke omstandigheden, waaronder een belaste achtergrond en recente positieve ontwikkelingen in haar leven.

De rechtbank legde een taakstraf van 80 uur op, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaar. De verdachte moet zich melden bij de reclassering en deelnemen aan een gedragsinterventie. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie gevaarlijk is en bijdraagt aan de aantasting van de veiligheid in de samenleving. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, en de rechtbank heeft de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van 3.000 euro aan de verdachte gelast.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-262974-23
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 november 2024
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres:
[adres] , [land] ,
raadsman mr. M. Broere, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 13 november 2024, waarbij de officier van justitie G. Smid en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte opzettelijk 540,4 gram MDMA en 49 gram amfetamine aanwezig had (feit 1), opzettelijk 110 gram hasjiesj en 1.540 gram hennep aanwezig had (feit 2), twee alarmpistolen voorhanden had (feit 3), een busje pepperspray voorhanden had (feit 4) en een knalpatroon en twee gaspatronen voorhanden had (feit 5).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat alle feiten kunnen worden bewezen. Verdachte heeft het bezit van de alarmpistolen, de pepperspray en de munitie bekend. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat zij wist dat de verdovende middelen in haar woning lagen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Opgave bewijsmiddelen
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en geen vrijspraak is bepleit, wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
Wanneer hierna in de bewijsmiddelen wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2023014566 van de regionale politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 288 (hierna te noemen: eindproces-verbaal).
De rechtbank acht de feiten feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • De verklaring van verdachte op de terechtzitting van 13 november 2024;
  • Het proces-verbaal van binnentreden, pagina’s 77 en 78 van het einddossier, inhoudende het relaas van de verbalisant;
  • Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 119 t/m 122 van het einddossier, inhoudende het relaas van de verbalisant;
  • Kennisgevingen van inbeslagname gaspistolen, patronen, pepperspray, schietbeker, harddrugs en soft drugs, pagina’s 267, 268, 269, 272, 275, 276, 277, 279, 280, 283 en 284 van het einddossier;
  • Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 123 tot en met 129 van het einddossier inhoudende het relaas van de verbalisant;
  • Het proces-verbaal onderzoek WWM, pagina’s 232 t/m 234 van het einddossier, inhoudende het relaas van de verbalisant;
  • Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 235 t/m 238 van het einddossier, inhoudende het relaas van de verbalisant;
  • Een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 1 maart 2023, [nummer] (aanvraag 001), opgemaakt door ing. [naam] , pagina 249 van het einddossier;
  • Een deskundigenverslag van het Nederlands Forensisch Instituut van 1 maart 2023, [nummer] (aanvraag 002), opgemaakt door ing. [naam] , pagina 250 van het einddossier.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Uit het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 119 t/m 122 van het einddossier, maakt de rechtbank op dat de netto gewichten van de aangetroffen hennep 6 gram, 27 gram, 435 gram en 1.013 gram zijn. Dat is een totale hoeveelheid van 1.481 gram hennep. In de tenlastelegging is onder feit twee een hoeveelheid van 1.540 gram hennep opgenomen. De rechtbank acht bewezen dat er 1.481 gram hennep is aangetroffen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 27 januari 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 540,4 gram (1404 pillen) van een materiaal bevattende MDMA en 49 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en amfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
op 27 januari 2023 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 110 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en
1.481gram hennep, zijnde hasjiesj en hennep telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
3
op 27 januari 2023 te [plaats] , meerdere wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een alarmpistool, van het merk Umarex, type Walther P22, kaliber 9mm knal, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, inclusief schietbeker (kaliber 15 mm en lengte 38 mm) en
- een alarmpistool, van het merk Umarex, type Walther PPQ, kaliber 9mm knal zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
voorhanden heeft gehad;
4
op 27 januari 2023 te [plaats] , een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
5
op 27 januari 2023 te [plaats] , munitievan categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 1 centraalvuur knalpatroon van het kaliber 9mm en
- 2 centraalvuur gaspatronen van het kaliber 9mm
voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand met een proeftijd van één jaar en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het deelnemen aan de gedragsinterventie cognitieve vaardigheden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de strafeis van de officier van justitie te volgen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van grote hoeveelheden MDMA, amfetamine, hasjiesj en hennep. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs een gevaar voor de volksgezondheid vormen en dat het gebruik van dergelijke verdovende middelen tot veel criminaliteit en overlast leidt, mede gelet op de grote financiële belangen die met de handel in verdovende middelen gemoeid zijn. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van twee alarmpistolen, een busje pepperspray en drie kogelpatronen. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie is gevaarlijk en onwenselijk en draagt bij aan de aantasting van de algemene gevoelens van veiligheid binnen de samenleving.
Reclassering Nederland heeft op 29 oktober 2024 een rapport opgemaakt over verdachte. Daaruit volgt onder meer dat de reclassering zorgen ziet op de volgende leefgebieden, relatie partner, sociaal netwerk en het psychosociaal functioneren. Verdachte wordt haar hele leven al omringd door mensen met een strafblad, zowel in haar familienetwerk als in de relaties in haar sociale netwerk. Verdachte is vanaf haar twaalfde bekend met forse gedragsproblematiek en er was sprake van problematiek vanwege omgang met ‘verkeerde jongens’. Destijds kreeg zij hulpverlening aangeboden waarbij zij werd gediagnosticeerd met ODD, ADHD en kenmerken van een borderline persoonlijkheidsstoornis. In 2022 had verdachte een relatie, waarin zij structureel slachtoffer was van ernstig huiselijk geweld.
Verdachte lijkt al sinds jonge leeftijd moeite te hebben met het stellen van grenzen binnen relaties en vriendschappen, hetgeen ook in de onderhavige verdenking een rol lijkt te hebben gespeeld. Inmiddels ziet de reclassering op de praktische leefgebieden voldoende stabiliteit. Verdachte heeft een nieuwe woning in [land] , waar zij samen met haar jongere zus verblijft, en kreeg recent een promotie bij haar werkgever. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld en acht reclasseringsbemoeienis geïndiceerd. Middels gedragsinterventie kunnen verdachte handvatten worden aangereikt om in de toekomst verstandigere keuzes te maken en strafbaar gedrag te vermijden.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat zij zich in haar woning omringde met mensen, ook mensen die zich bezighielden met drugs, omdat dit haar een gevoel van veiligheid gaf na haar ervaringen met huiselijk geweld.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Gelet op de bijzondere persoonlijke omstandigheden van verdachte, haar belaste verleden en omdat zij haar leven aardig op de rit lijkt te hebben, vindt de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend. In plaats daarvan zal een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Anders dan de eis van de officier van justitie, legt de rechtbank vanwege de ernst van de bewezenverklaarde feiten naast een taakstraf van 80 uur een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden op met een proeftijd van twee jaar, zodat verdachte kan laten zien dat zij zich aan haar oude leefsituatie onttrokken heeft en geen strafbare feiten meer zal plegen.

7.Het beslag

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geldbedrag van 3.000 euro terug te geven aan de verdachte.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft verzocht het in beslag genomen geldbedrag terug te geven aan de verdachte.
Beoordeling
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen
gepleegd;
feit 4:handelen in strijd met artikel 26,eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 5:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 80 (tachtig) uren, subsidiair 40 (veertig) dagen vervangende hechtenis;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 (twee) uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 2 (twee) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat deze voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat:
  • veroordeelde zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland op het adres Langendijk 34 in Breda (na het maken van een afspraak op 088-8041505). Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
- geeft opdracht aan genoemde reclasseringsinstelling tot het houden van toezicht op de naleving van de voormelde bijzondere voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn:
  • dat veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • dat veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
- geldbedrag 3.000 euro.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.M. Pastoors, voorzitter,
en mrs. J.F.C. Janssen en J.S. Dobosz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. van Biert, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 27 november 2024.
mr. Dobosz is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
zij op of omstreeks 27 januari 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 540,4 gram (1404 pillen), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 49 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde MDMA en/of amfetamine(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
zij op of omstreeks 27 januari 2023 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 110 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en/of ongeveer 1540 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
3
zij op of omstreeks 27 januari 2023 te [plaats] , althans in Nederland, een een of meerdere wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een alarmpistool, van het merk Umarex, type Walther P22, kaliber 9mm knal, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool, inclusief schietbeker (kaliber 15 mm en lengte 38 mm) en/of
- een alarmpistool, van het merk Umarex, type Walther PPQ, kaliber 9mm knal zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
voorhanden heeft gehad;
4
zij op of omstreeks 27 januari 2023 te [plaats] , althans in Nederland,
een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
5
zij op of omstreeks 27 januari 2023 te [plaats] , althans in Nederland,
munitievan categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- 1 centraalvuur knalpatroon van het kaliber 9mm en/of
- 2 centraalvuur gasptronen van het kaliber 9mm
voorhanden heeft gehad.