ECLI:NL:RBZWB:2024:8056

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
26 november 2024
Zaaknummer
02-108285-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en taakstraf voor verkrachting door masseur

Op 20 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een masseur, die beschuldigd werd van verkrachting van een cliënte tijdens een massage. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1965, zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde verkrachting op 11 november 2022. De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een taakstraf van veertig uren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, door zijn handelen, ernstig inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de aangeefster, die zich in een kwetsbare positie bevond. De verdachte heeft tijdens de massage seksuele handelingen verricht zonder dat de aangeefster daar toestemming voor gaf. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en legde een gevangenisstraf van één dag op, naast een taakstraf van 120 uren. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot betaling van € 2.500,- aan immateriële schadevergoeding aan de benadeelde partij, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 11 november 2022. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, die zij bij de burgerlijke rechter kan indienen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-108285-23
vonnis van de meervoudige kamer van 20 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
raadsman mr. D.T. Stoof, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 november 2024, waarbij de officier van justitie mr. M.P. de Graaf en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als masseur, tijdens een massage zijn cliënte [aangeefster] heeft verkracht, dan wel dat hij met haar ontucht heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde verkrachting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte van de primair ten laste gelegde verkrachting vrijgesproken moet worden. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat sprake was van dwang. Zij heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor de bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde ontucht met een aan zijn hulp of zorg toevertrouwde cliënte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.3.2
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Verdachte heeft bekend dat hij op 11 november 2022 twee vingers tussen de schaamlippen en op de clitoris van aangeefster heeft gebracht en dat hij haar borsten, inclusief tepels heeft aangeraakt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte aangeefster heeft gedwongen om deze
seksuele handelingen te dulden. Aangeefster bevond zich in een kwetsbare positie. Zij lag (vrijwel) naakt op de massagetafel in de woning van verdachte. Tijdens de massage heeft verdachte zijn handen geleidelijk en onverhoeds verplaatst en zijn vingers tussen haar schaamlippen gebracht. Aangeefster had geen seksuele intenties en de handelingen van verdachte kwamen voor haar onverwacht. Zij bevond zich in een situatie dat zij hiertegen geen weerstand kon bieden. Hierdoor heeft zij tegen haar wil in de seksuele handelingen van verdachte moeten dulden. Verdachte had dit niet alleen kunnen maar ook moeten weten, mede gelet op zijn jarenlange ervaring als beroepsmatig masseur.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting, zoals hierna onder 4.4. weergegeven
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Primair:
op 11 november 2022 te [geboorteplaats] , gemeente Altena, door een andere feitelijkheid, te weten
terwijl hij als masseur in het kader van een behandeling van [aangeefster] ,
die [aangeefster] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen
die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [aangeefster] , te weten
- het onverhoeds bewegen van zijnvingers tussen de
schaamlippen van die [aangeefster] en
- het betasten van de borsten en tepels van die
[aangeefster] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van negen maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de context van het feit moet de nadruk liggen op schadeherstel. Een gevangenisstraf van negen maanden is daarbij niet passend. Voorgesteld wordt een taakstraf van veertig uren op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich als professioneel masseur tijdens een massagebehandeling schuldig gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag en heeft op ernstige wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [aangeefster] . Ter verlichting van haar fysieke klachten kwam zij – met tussenpozen – al jarenlang bij verdachte. Het vertrouwen dat zij in hem had is ernstig beschaamd. Uit de verklaring van haar partner en de toelichting bij haar vordering als benadeelde partij blijkt dat het handelen van verdachte geruime tijd angstklachten heeft veroorzaakt. Verdachte is als professioneel masseur gehouden om zijn cliënten integer te behandelen. Die verantwoordelijkheid heeft hij genegeerd.
Verdachte heeft een blanco strafblad en het recidiverisico is volgens de reclassering laag. Uit haar rapport van 4 november 2024 blijkt verder dat verdachte een stabiel leven heeft. Er is geen noodzaak voor reclasseringsbemoeienis.
De rechtbank weegt verder mee dat verdachte meteen openheid van zaken heeft gegeven, dat hij oprecht berouw heeft laten zien en bereid is om de door aangeefster geleden schade te vergoeden.
Tot slot weegt de rechtbank de aard van de bewezen verklaarde verkrachting mee: er was weliswaar sprake van penetratie, maar er is geen sprake van een ‘klassieke’ verkrachting waarbij sprake is van het met geweld penetreren van de vagina met een penis.
Alles afwegend komt de rechtbank tot de slotsom dat de gevorderde gevangenisstraf geen recht doet aan de onderhavige zaak.
De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf van honderdtwintig uren opleggen. Hoewel de rechtbank oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in dit concrete geval niet passend of noodzakelijk vindt, zal zij vanwege het taakstrafverbod van artikel 22b Wetboek van Strafrecht aan verdachte ook één dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.

7.De benadeelde partij

De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte het primaire feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is haar schade te vergoeden.
Materiële schade
Een onderbouwing van de gevorderde reiskosten ontbreekt. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van haar vordering. Zij kan dat aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat aan de benadeelde partij op grond van artikel 6:106, eerste lid aanhef en onder b van het Burgerlijk Wetboek een vergoeding wegens geleden immateriële schade toekomt. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 2.500,-. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom toewijsbaar tot dat bedrag. De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Verder zal over het toegekende schadebedrag de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 11 november 2022 tot aan de dag van volledige betaling.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Verkrachting, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 1 (één) dag;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 120 (honderdtwintig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
60 (zestig) dagen;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangeefster] van € 2.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2022 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering tot vergoeding van
immateriëleschade voor het overige af;
- verklaart de benadeelde partij in haar vordering tot vergoeding van
materiëleschade niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij, begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster] ,
€2.500,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2022, alles tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet-betaling
35 dagengijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, voorzitter, mr. J.F.C. Janssen en mr. J.M.J.C. Paijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Tafazzul, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 november 2024.