Op 7 november 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2015. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die bij zijn moeder woont, onder toezicht is gesteld van Stichting Jeugdbescherming West Zeeland. De moeder is belast met het ouderlijk gezag, maar is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter heeft de situatie van de minderjarige beoordeeld en geconcludeerd dat er nog steeds ernstige zorgen zijn over zijn ontwikkeling, ondanks positieve stappen die zijn gezet. De kinderrechter heeft besloten het resterende deel van de ondertoezichtstelling toe te wijzen, met ingang van 16 november 2024 tot 16 augustus 2025, en heeft deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De kinderrechter benadrukt het belang van hulpverlening in de thuissituatie en de noodzaak voor de moeder om deze hulp te accepteren, zodat de minderjarige de juiste begeleiding kan krijgen.