ECLI:NL:RBZWB:2024:8022

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 oktober 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
11174316 \ MB VERZ 24-957
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete met gedeeltelijke matiging van de boete

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een duidelijk zichtbare geldige gehandicapten parkeerkaart. De gedraging vond plaats op 16 december 2022 te Tilburg. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 21 oktober 2024 heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk is, gezien de omstandigheden. De betrokkene had gebruikgemaakt van de invalideparkeerkaart van zijn echtgenote, die op dat moment was verlopen, maar hij had al een nieuwe kaart aangevraagd. De officier van justitie had verzocht om een kopie van de nieuwe kaart, welke door de betrokkene tijdig was verstuurd, maar niet ontvangen zou zijn. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht om de boete te matigen tot € 30,-, gezien de omstandigheden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, maar heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden van de betrokkene. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar heeft deze gematigd tot € 30,-, met een terugbetaling van het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en het beroep is gedeeltelijk gegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 11174316 \ MB VERZ 24-957
CJIB-nummer: 0062 5422 5491 3198
uitspraakdatum: 21 oktober 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 oktober 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren op gehandicaptenparkeerplaats zonder duidelijk zichtbare geldige gehandicapten parkeerkaart op de Hilvarenbeekseweg (Etz) te Tilburg op 16 december 2022 om 08:34 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene heeft gebruik gemaakt van de invalideparkeerkaart op naam van zijn echtgenote. Hoewel de parkeerkaart op dat moment was verlopen, had betrokkene reeds een nieuwe parkeerkaart aangevraagd en alle benodigde documenten op 16 december 2022 verstuurd. Betrokkene en zijn echtgenote maken regelmatig gebruik van invalideparkeerplaatsen in verband met de gezondheidssituatie van zijn echtgenote (MS). De officier van justitie heeft op 3 mei 2023 verzocht om binnen vier weken een kopie van de huidige invalideparkeerkaart te sturen. Betrokkene heeft deze op 23 mei 2023, binnen de termijn, verstuurd. Desondanks heeft de officier van justitie aangegeven deze niet te hebben ontvangen. Voorts verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding. Ter zitting heeft gemachtigde hier verder niets aan toegevoegd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep gedeeltelijk gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Op de foto’s in het dossier is duidelijk zichtbaar dat de kaart verlopen was. Het is lastig om in die periode geen invalide parkeerplaats te kunnen gebruiken. Door verbalisant is niet in te zien of er recht is op een nieuwe kaart. Het is aannemelijk dat de gedraging niet opzettelijk is verricht. Verantwoordelijkheid om op tijd een nieuwe kaart aan te vragen ligt bij de bestuurder. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt de boete te matigen tot € 30,-.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Verantwoordelijkheid om op tijd een nieuwe kaart aan te vragen ligt bij de bestuurder.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat in het kader van mobiliteit betrokkene op een invalideparkeerplaats moest parkeren. De boete zal worden gematigd tot € 30,-.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 30,-, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 195,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A.V. van Aardenne, kantonrechter, bijgestaan door de griffier L.I.M. Appels, en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: