Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats zonder een duidelijk zichtbare geldige gehandicapten parkeerkaart. De gedraging vond plaats op 16 december 2022 te Tilburg. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 21 oktober 2024 heeft de gemachtigde van de betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk is, gezien de omstandigheden. De betrokkene had gebruikgemaakt van de invalideparkeerkaart van zijn echtgenote, die op dat moment was verlopen, maar hij had al een nieuwe kaart aangevraagd. De officier van justitie had verzocht om een kopie van de nieuwe kaart, welke door de betrokkene tijdig was verstuurd, maar niet ontvangen zou zijn. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht om de boete te matigen tot € 30,-, gezien de omstandigheden.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, maar heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden van de betrokkene. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de boete terecht was opgelegd, maar heeft deze gematigd tot € 30,-, met een terugbetaling van het teveel betaalde bedrag aan de betrokkene. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd, en het beroep is gedeeltelijk gegrond verklaard.