Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 17 kilometer per uur boven de toegestane snelheid binnen de bebouwde kom op de Ringbaan-West in Tilburg op 29 april 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging, zoals beschreven in het proces-verbaal van de verbalisant, voldoende is aangetoond. Betrokkene had in zijn beroepschrift aangevoerd dat het voertuig ten tijde van de overtreding was verhuurd, maar heeft nagelaten om een huurovereenkomst te overleggen, ondanks dat de zaak eerder was aangehouden om dit te kunnen doen. De kantonrechter oordeelde dat er geen reden was om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en dat de boete terecht was opgelegd. Het beroep werd ongegrond verklaard.
De uitspraak is openbaar gedaan en betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De beslissing van de kantonrechter is definitief en de boete blijft gehandhaafd.