Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring op de Bosscheweg te Tilburg op 8 februari 2023. De betrokkene stelde dat de boete niet redelijk was, omdat de verkeerssituatie verwarrend was en hij de ingang van de parkeerplaats als uitgang beschouwde. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat er geen duidelijke bebording was en dat er een verkeersbord de verkeerde kant op stond, wat de verwarring vergrootte. Daarnaast werd er een verzoek gedaan om de hoorzitting te verplaatsen, maar dit verzoek was afgewezen zonder terugkoppeling, wat volgens de gemachtigde de hoorplicht schond.
De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, verzocht het beroep ongegrond te verklaren. De verbalisant had foto’s gemaakt die aantoonde dat de bebording duidelijk zichtbaar was en correct wees. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen aanleiding was om deze te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.