Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene, een B.V., had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden op het trottoir op de Nieuwlandstraat te Tilburg op 22 maart 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde omdat het te laat was ingediend. Betrokkene heeft vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 21 oktober 2024 was de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de standpunten van beide partijen gehoord. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was, omdat hij op verzoek van een verkeersleider het centrum moest verlaten vanwege een brand. De verkeersleider zou hebben aangegeven dat betrokkene geen boete zou krijgen.
De kantonrechter overwoog dat de termijn voor het instellen van beroep bij de officier van justitie zes weken bedraagt, en dat deze termijn op 27 mei 2023 eindigde. Het beroepschrift was echter pas op 28 juni 2023 ontvangen, wat te laat was. De kantonrechter oordeelde dat betrokkene niet aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die het te laat indienen van het beroep zouden rechtvaardigen. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard, en werd er niet ingegaan op de vraag of de boete terecht was opgelegd.