Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 oktober 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 27 kilometer per uur boven de toegestane snelheid op de Midden-Brabantweg te Waalwijk op 2 november 2022. De betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. I.N.D.J. Rissema, heeft het standpunt van de betrokkene toegelicht.
De gemachtigde voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden en dat er geen eerste keuring van het meetinstrument bekend was. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, stelde echter dat het dossier een NMI-verklaring bevatte en dat het meetinstrument aan de geldende normen voldeed. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat er geen reden was om aan de betrouwbaarheid van het meetinstrument te twijfelen. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.
De uitspraak benadrukt het belang van de verklaring van de verbalisant in verkeersboetezaken en bevestigt dat de boete terecht is opgelegd. De betrokkene heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.