ECLI:NL:RBZWB:2024:800

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
AWB-23_3421
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening kinderopvangtoeslag en terugvordering door de Belastingdienst

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de herziening van het voorschot kinderopvangtoeslag voor 2022 en de daarop gebaseerde terugvordering. Eiser had in 2022 een relatie met zijn ex-partner en woonde samen met haar en hun drie kinderen. Aan eiser was een voorschot kinderopvangtoeslag verleend, maar na de breuk met zijn ex-partner en zijn verhuizing, heeft de Belastingdienst/Toeslagen de toeslag stopgezet en teruggevorderd. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering, stellende dat hij de kosten voor de kinderopvang heeft betaald, terwijl zijn ex-partner de toeslag heeft ontvangen. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, omdat eiser niet voldeed aan de wettelijke voorwaarden voor kinderopvangtoeslag na zijn verhuizing. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst/Toeslagen terecht heeft vastgesteld dat eiser over de maanden mei en juni 2022 geen recht had op kinderopvangtoeslag en dat hij de ontvangen voorschotten moet terugbetalen. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de terugvordering zouden moeten matigen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3421

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en

Belastingdienst/Toeslagen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de herziening van het voorschot kinderopvangtoeslag voor 2022 en de daarop gebaseerde terugvordering.
1.1.
Met het bestreden besluit van 14 juni 2023 op het bezwaar van eiser is de Belastingdienst/Toeslagen bij dat besluit gebleven.
1.2.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens de Belastingdienst/Toeslagen [naam 1] en mr. [naam 2] .

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser had in 2022 een relatie met zijn ex-partner en woonde samen met haar en hun drie kinderen. Zij waren over 2022 elkaars toeslagpartners. Aan eiser was een voorschot kinderopvangtoeslag voor 2022 verleend van € 16.434,-, gebaseerd op een gezamenlijk toetsingsinkomen van € 75.692,-.
2.1.
De relatie tussen eiser en zijn ex-partner is in april 2022 verbroken. Op 18 april 2022 is eiser verhuisd naar een ander adres dan zijn ex-partner en de kinderen.
Op 25 april 2022 heeft eiser zelf de kinderopvangtoeslag stopgezet per 18 april 2022.
2.2.
Vervolgens heeft eiser opnieuw kinderopvangtoeslag aangevraagd per 18 april 2022. Met het besluit van 24 mei 2022 is aan eiser een herzien voorschot kinderopvangtoeslag voor 2022 verleend van € 17.391,-. Op 3 juni 2022 heeft eiser opnieuw zelf de kinderopvangtoeslag stopgezet per 1 juni 2022.
2.3.
Met het besluit van 22 juli 2022 is aan eiser een herzien voorschot kinderopvangtoeslag voor 2022 verleend van € 6.967,- voor de periode tot en met 31 mei 2022.
2.4.
Op 4 november 2022 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag van eiser stopgezet per 1 mei 2022. Met het besluit van 23 november 2022 is aan eiser een herzien voorschot kinderopvangtoeslag voor 2022 verleend van € 5.478,- voor de periode tot en met 30 april 2022.
2.5.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 november 2022. Met het bestreden besluit heeft de Belastingdienst/Toeslagen de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de herziening van het voorschot kinderopvangtoeslag over de maanden mei en juni 2022. De rechtbank doet dat aan de hand van de argumenten van eiser: de beroepsgronden.
3.1.
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat zijn ex-partner de kinderopvangtoeslag over de maanden mei en juni 2022 met terugwerkende kracht heeft aangevraagd, omdat hij zich in april 2022 heeft uitgeschreven van het adres waar zij en de kinderen op ingeschreven staan. Dit terwijl eiser de kinderopvang betaald had. Eiser geeft aan dat zijn ex-partner dit wist, maar hem om welke reden dan ook een financiële hak wilde zetten. Omdat zijn ex-partner en de kinderen wel op hetzelfde adres staan ingeschreven, heeft zijn ex-partner wel recht op kinderopvangtoeslag en hij niet. Echter, doordat zij april en mei niet kon betalen en er toch betaald moest worden, heeft eiser dit voldaan. Met als resultaat dat zijn ex-partner niet heeft betaald, maar zichzelf wel met de toeslag heeft verrijkt, terwijl eiser de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget over de maanden april en mei 2022 moet terugbetalen.
4. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De voor deze zaak relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft eiser recht op kinderopvangtoeslag over de maanden mei en juni 2022?
6. Uit de Basisregistratie personen (de Brp) is gebleken dat eisers kinderen en zijn ex-partner in het jaar 2022 op het adres [adres] in [plaats] stonden ingeschreven. Verder blijkt uit de BRP dat eiser daar in 2022 ook stond ingeschreven, maar dat hij per 18 april 2022 is verhuisd naar een ander adres.
Verder is gebleken dat eiser in 2022 geen co-ouderschap had met zijn ex-partner over de kinderen. Een belanghebbende heeft recht op kinderopvangtoeslag als zijn kind op hetzelfde woonadres is ingeschreven in de Brp. [1] Deze voorwaarde van inschrijving in de Brp geldt niet als het kind tegelijkertijd tot de huishoudens van zijn beide ouders behoort (co-ouderschap) en op hetzelfde woonadres is ingeschreven als één van de ouders. [2]
Aangezien eiser niet aan de wettelijke voorwaarden voor kinderopvangtoeslag voldoet per 1 mei 2022, heeft de Belastingdienst/Toeslagen terecht vastgesteld dat eiser over de maanden mei en juni 2022 geen recht heeft op kinderopvangtoeslag en heeft zij daarom het voorschot terecht herzien. Voor de vaststelling van het recht op kinderopvangtoeslag is niet bepalend welke ouder de kosten voor de kinderopvang feitelijk heeft voldaan.
Heeft de Belastingdienst/Toeslagen terecht teruggevorderd bij eiser?
7. Eiser is van mening dat zijn ex-partner verantwoordelijk is voor het terug te vorderen bedrag, omdat hij de kosten voor de kinderopvang heeft betaald en zijn ex-partner de toeslag heeft ontvangen.
Uit de wet volgt dat, indien een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd is. [3]
De voorschotten zijn aan eiser uitbetaald, terwijl hij daar geen recht (meer) op had, omdat hij was verhuisd. Hij moet ze dan ook terugbetalen.
Voor zover eiser nog een rekening voor de kosten van de kinderopvang te vereffenen heeft met zijn ex-partner, zal hij alleen haar daarop kunnen aanspreken en niet de Belastingdienst/ Toeslagen. De rechtbank begrijpt dat dit in veel situaties eenvoudiger is gezegd dan gedaan. Het is evenwel niet aan een bestuursorgaan zoals de Belastingdienst/Toeslagen om zich in dergelijke geschillen tussen ex-partners te mengen.
Zijn er bijzondere omstandigheden waardoor de terugvordering moet worden gematigd?
8. Onder bijzondere omstandigheden kan de Belastingdienst/Toeslagen van terugvordering afzien of het te vorderen bedrag matigen. In het Verzamelbesluit Toeslagen zijn voorbeelden van bijzondere omstandigheden opgenomen. Daarin staat dat de financiële situatie of financiële problemen van de belanghebbende die terugbetaling van toeslagen verhinderen, in het algemeen niet leiden tot een matiging van de terugvordering. Voor deze situatie bestaat de mogelijkheid van een (persoonlijke) betalingsregeling.
Ter zitting heeft eiser aangegeven dat hij bijna alles al heeft terugbetaald. Er is de rechtbank niet gebleken van bijzondere omstandigheden waardoor de nadelige gevolgen van het terugvorderen voor eiser onevenredig zou zijn in verhouding tot het algemeen belang om gemeenschapsgelden juist te besteden. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn waardoor de terugvordering moet worden gematigd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser de kinderopvangtoeslag moest terugbetalen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 8 februari 2024 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet kinderopvang
Artikel 1.3
1. De uitvoering van het toekennen, uitbetalen en terugvorderen van de kinderopvangtoeslag is opgedragen aan de Belastingdienst/Toeslagen.
2. Op deze wet is de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen van toepassing (..)
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir)
Artikel 4. Kind
1. Kind is de bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn van de belanghebbende of zijn partner, die in belangrijke mate wordt onderhouden door de belanghebbende of zijn partner en als ingezetene op hetzelfde woonadres als de belanghebbende is ingeschreven in de basisregistratie personen. Met een bloedverwant of aanverwant in de neergaande lijn wordt gelijkgesteld een pleegkind.
2. De in het eerste lid opgenomen voorwaarde van inschrijving in de basisregistratie personen geldt niet gedurende de periode waarin de aldaar bedoelde persoon tegelijkertijd tot de huishoudens van zijn beide ouders behoort en hij op hetzelfde woonadres als een van die ouders is ingeschreven in de basisregistratie personen. Voor de toepassing van de eerste volzin behoort iemand tegelijkertijd tot het huishouden van beide ouders indien hij doorgaans ten minste drie gehele dagen per week in elk van beide huishoudens verblijft.
Artikel 26. Terugvordering is verschuldigd door belanghebbende:
1. Indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, is de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.
2. Het terug te vorderen bedrag, bedoeld in het eerste lid, wordt volledig door de Belastingdienst/Toeslagen teruggevorderd. Voor zover de nadelige gevolgen voor de belanghebbende van een volledige terugvordering van het bedrag ingevolge het eerste lid onevenredig zijn in verhouding tot de met die volledige terugvordering te dienen doelen, kan de Belastingdienst/Toeslagen bij het vaststellen van de beschikking tot terugvordering een lager bedrag terugvorderen dan het bedrag ingevolge het eerste lid.

Voetnoten

1.Artikel 4, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir).
2.Artikel 4, tweede lid, van de Awir.
3.Artikel 26, eerste lid, van de Awir.