3.1.Eiser heeft in beroep aangevoerd dat zijn ex-partner de kinderopvangtoeslag over de maanden mei en juni 2022 met terugwerkende kracht heeft aangevraagd, omdat hij zich in april 2022 heeft uitgeschreven van het adres waar zij en de kinderen op ingeschreven staan. Dit terwijl eiser de kinderopvang betaald had. Eiser geeft aan dat zijn ex-partner dit wist, maar hem om welke reden dan ook een financiële hak wilde zetten. Omdat zijn ex-partner en de kinderen wel op hetzelfde adres staan ingeschreven, heeft zijn ex-partner wel recht op kinderopvangtoeslag en hij niet. Echter, doordat zij april en mei niet kon betalen en er toch betaald moest worden, heeft eiser dit voldaan. Met als resultaat dat zijn ex-partner niet heeft betaald, maar zichzelf wel met de toeslag heeft verrijkt, terwijl eiser de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget over de maanden april en mei 2022 moet terugbetalen.
4. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
5. De voor deze zaak relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft eiser recht op kinderopvangtoeslag over de maanden mei en juni 2022?
6. Uit de Basisregistratie personen (de Brp) is gebleken dat eisers kinderen en zijn ex-partner in het jaar 2022 op het adres [adres] in [plaats] stonden ingeschreven. Verder blijkt uit de BRP dat eiser daar in 2022 ook stond ingeschreven, maar dat hij per 18 april 2022 is verhuisd naar een ander adres.
Verder is gebleken dat eiser in 2022 geen co-ouderschap had met zijn ex-partner over de kinderen. Een belanghebbende heeft recht op kinderopvangtoeslag als zijn kind op hetzelfde woonadres is ingeschreven in de Brp.Deze voorwaarde van inschrijving in de Brp geldt niet als het kind tegelijkertijd tot de huishoudens van zijn beide ouders behoort (co-ouderschap) en op hetzelfde woonadres is ingeschreven als één van de ouders.
Aangezien eiser niet aan de wettelijke voorwaarden voor kinderopvangtoeslag voldoet per 1 mei 2022, heeft de Belastingdienst/Toeslagen terecht vastgesteld dat eiser over de maanden mei en juni 2022 geen recht heeft op kinderopvangtoeslag en heeft zij daarom het voorschot terecht herzien. Voor de vaststelling van het recht op kinderopvangtoeslag is niet bepalend welke ouder de kosten voor de kinderopvang feitelijk heeft voldaan.
Heeft de Belastingdienst/Toeslagen terecht teruggevorderd bij eiser?
7. Eiser is van mening dat zijn ex-partner verantwoordelijk is voor het terug te vorderen bedrag, omdat hij de kosten voor de kinderopvang heeft betaald en zijn ex-partner de toeslag heeft ontvangen.
Uit de wet volgt dat, indien een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag, de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd is.
De voorschotten zijn aan eiser uitbetaald, terwijl hij daar geen recht (meer) op had, omdat hij was verhuisd. Hij moet ze dan ook terugbetalen.
Voor zover eiser nog een rekening voor de kosten van de kinderopvang te vereffenen heeft met zijn ex-partner, zal hij alleen haar daarop kunnen aanspreken en niet de Belastingdienst/ Toeslagen. De rechtbank begrijpt dat dit in veel situaties eenvoudiger is gezegd dan gedaan. Het is evenwel niet aan een bestuursorgaan zoals de Belastingdienst/Toeslagen om zich in dergelijke geschillen tussen ex-partners te mengen.
Zijn er bijzondere omstandigheden waardoor de terugvordering moet worden gematigd?
8. Onder bijzondere omstandigheden kan de Belastingdienst/Toeslagen van terugvordering afzien of het te vorderen bedrag matigen. In het Verzamelbesluit Toeslagen zijn voorbeelden van bijzondere omstandigheden opgenomen. Daarin staat dat de financiële situatie of financiële problemen van de belanghebbende die terugbetaling van toeslagen verhinderen, in het algemeen niet leiden tot een matiging van de terugvordering. Voor deze situatie bestaat de mogelijkheid van een (persoonlijke) betalingsregeling.
Ter zitting heeft eiser aangegeven dat hij bijna alles al heeft terugbetaald. Er is de rechtbank niet gebleken van bijzondere omstandigheden waardoor de nadelige gevolgen van het terugvorderen voor eiser onevenredig zou zijn in verhouding tot het algemeen belang om gemeenschapsgelden juist te besteden. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich daarom op het standpunt mogen stellen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn waardoor de terugvordering moet worden gematigd.