ECLI:NL:RBZWB:2024:7979

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 november 2024
Publicatiedatum
21 november 2024
Zaaknummer
BRE - 23 _ 3195 t/m 23 _ 3200
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelasting en de gevolgen daarvan

Op 19 november 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd aan een belanghebbende. De heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg had op 17 mei 2023 de bezwaren van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslagen ongegrond verklaard. De rechtbank heeft de beroepen van de belanghebbende op zitting behandeld, waarbij de belanghebbende en een vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar aanwezig waren. De rechtbank heeft direct na de zitting uitspraak gedaan.

De zaak betreft een leaseauto van de belanghebbende, waarvoor een bewonersvergunning was verleend, maar deze was verlopen op het moment van de controles. Tijdens meerdere controles in februari 2023 is vastgesteld dat de auto geparkeerd stond zonder dat er parkeerbelasting was voldaan. De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd, aangezien de belanghebbende niet beschikte over een geldige parkeervergunning en er geen bewijs was dat hij de intentie had om te weinig belasting te betalen. De rechtbank benadrukte dat opzet of schuld niet vereist zijn voor het opleggen van een naheffingsaanslag.

De rechtbank heeft het verzoek van de belanghebbende om de naheffingsaanslagen uit coulance te verminderen afgewezen, omdat zij niet bevoegd was om dit te doen. De heffingsambtenaar had wel de mogelijkheid om dit te doen, maar had besloten om de andere naheffingsaanslagen in stand te houden. De rechtbank concludeerde dat de beroepen ongegrond waren, wat betekent dat de naheffingsaanslagen blijven bestaan. De belanghebbende krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet terugbetaald. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/3195, 23/3196, 23/3197, 23/3198, 23/3199 en 23/3200
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 19 november 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar van 17 mei 2023 de bezwaren van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelasting met aanslagnummers [aanslagnummer 1], [aanslagnummer 2], [aanslagnummer 3], [aanslagnummer 4], [aanslagnummer 5], [aanslagnummer 6] (de naheffingsaanslagen) ongegrond verklaard.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar op 19 november 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de heffingsambtenaar [naam]. Na afloop van zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Overwegingen

2. Belanghebbende beschikte voor zijn leaseauto met het kenteken [kenteken] (de auto) over een bewonersvergunning geldig van 21 januari 2022 tot en met 20 januari 2023 voor zone O03 (Oost) in Tilburg (de parkeervergunning).
2.1.
Tijdens controles op 2 februari 2023 omstreeks 13:04 uur, 10 februari 2023 omstreeks 09:04 uur, 14 februari 2023 omstreeks 09:31 uur, 15 februari 2023 omstreeks 10:08 uur, 16 februari 2023 omstreeks 12:57 uur en 17 februari 2023 omstreeks 13:02 uur, is door parkeercontroleurs geconstateerd dat de auto geparkeerd stond op een parkeerplaats in de Nieuwe Bosscheweg te Tilburg, onderdeel van zone O03 (Oost), en dat geen parkeerbelasting is voldaan.
2.2.
Naar aanleiding van de constatering dat geen parkeerbelasting was voldaan, zijn de naheffingsaanslagen aan belanghebbende opgelegd. De naheffingsaanslagen bedragen ieder € 54,77, bestaande uit een bedrag van belasting van € 1,00 en € 53,77 aan kosten van de naheffingsaanslag.
2.3.
In geschil is of de naheffingsaanslagen terecht aan belanghebbende zijn opgelegd.
2.4.
Vaststaat dat belanghebbende tijdens de controlemomenten niet meer beschikte over een geldige parkeervergunning voor de auto. Ook staat vast dat er tijdens de controlemomenten geen parkeerbelasting was voldaan voor het parkeren van de auto aan de Nieuwe Bosscheweg, terwijl er op die plek wel parkeerbelasting was verschuldigd. Die feiten zijn voldoende om de naheffingsaanslagen parkeerbelasting aan belanghebbende op te leggen. Dat belanghebbende, zoals hij heeft gesteld, niet de intentie had om te weinig belasting te betalen, maakt niet dat de naheffingsaanslagen ten onrechte zijn opgelegd. Immers, opzet of schuld zijn geen vereiste voor het opleggen van een naheffingsaanslag. Dat betekent dat de naheffingsaanslagen als uitgangspunt terecht aan belanghebbende zijn opgelegd.
2.5.
Belanghebbende heeft de rechtbank nog verzocht om de naheffingsaanslagen uit coulance te verminderen omdat de hoogte van de naheffingsaanslagen (inclusief kosten) niet in verhouding staan tot de ten onrechte niet betaalde belasting en de kosten voor een parkeervergunning. De rechtbank is niet bevoegd om op grond van coulance de naheffingsaanslagen te vernietigen of te verminderen. De heffingsambtenaar heeft die ruimte wel en hij heeft ook gebruik gemaakt van die ruimte door uit coulance één van de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen te vernietigen. De heffingsambtenaar heeft in dit geval geen aanleiding gezien om de andere naheffingsaanslagen uit coulance te vernietigen. Belanghebbende had volgens de heffingsambtenaar op het moment van de controle op 2 februari 2023 al op de hoogte kunnen zijn van de eerste naheffingsaanslag, die op 24 januari 2023 aan belanghebbende is verstuurd, en daarmee van het feit dat zijn parkeervergunning was verlopen. Dat belanghebbende de eerste naheffingsaanslag pas op 17 februari 2023 van zijn leasemaatschappij, via zijn werkgever, heeft ontvangen, zoals hij stelt, houdt verband met een vertraging van de leasemaatschappij bij het doorzenden van die naheffingsaanslag. Die vertraging komt volgens de heffingsambtenaar voor rekening en risico van belanghebbende. Dat kan de rechtbank volgen en acht zij ook reëel.

Conclusie en gevolgen

3. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat de naheffingsaanslagen in stand blijven.
3.1.
Omdat de beroepen ongegrond zijn, krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten en krijgt hij ook het griffierecht niet terugbetaald.
3.2.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. F.E.M. Houben, griffier, op 19 november 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.